Justice must not only be done, but must be seen to be done
Bij de behandeling van zijn rechtszaak heeft elkeen recht op een eerlijk proces gevoerd voor een onpartijdige rechter.
De rechter mag zich niet uitlaten over de wijze waarop een beklaagde zich verdedigt. Evenmin waarin de schijn verwekken dat elke verdediging zinloos is.
Uitlatingen van de rechter tijdens het proces kunnen op verzoek van de partijen geacteerd worden aan de zittingsgriffier. Het verzoek wordt rechtstreeks aan de griffier gericht. De rechter heeft geen beoordelingsmacht over hetgeen de griffie al dan niet acteert.
Uitspraken van rechters tijdens de terechtzitting of in het vonnis, kunnen niet alleen aanleiding geven tot het aanwenden van een rechtsmiddel, maar ook tot tuchtrechtelijke sancties. Het vervolgingsrecht in tuchtzaken komt toe aan het parket-generaal.
De rechter die zijn beslissing grondt op zijn persoonlijke kennis, of op feitelijke gegevens en inlichtingen ingewonnen buiten het onderzoek en buiten de debatten, en waarover de partijen geen tegenspraak hebben kunnen voeren, miskent het recht van verdediging (Cass. 14 februari 2001, A.C. 2001, nr. 92; 25 september 2002, P.02.0954.F; Cass. 6 november 2002, P.02.0755.F; Cass. 20 november 2002, P.02.0708.F).
Maar uit dit enkel feit volgt niet noodzakelijk dat hij zich heeft gebaseerd op feiten die hem persoonlijk bekend zijn; die gegevens kunnen ook blijken uit andere bestanddelen van het dossier of uit het onderzoek ter zitting (Cass. 13 maart 1990, A.C. 1989-90, nr. 423).
Die regel geldt uiteraard in strafzaken, maar ook in civiele zaken (Cass. 15 oktober 1992, J.T. 1993, 226; 11 januari 2001, A.C. 2001, nr. 19; 14 november 2002, C.01.0125 F).
Uitzondering wordt gemaakt aan de regel t.a.v. als algemeen bekend of algemeen ervaren beschouwde feiten (Cass. 25 januari 1995, A.C. 1995, nr. 39; 23 september 1997, A.C. 1997, nr. 364; 26 juni 1998, A.C. 1998, nr. 346; 25 oktober 2000, A.C. 2000, nr. 575; 6 november 2002, C.01.0152.F en C.01.0138.F en 19 juni 2003, C.01.0383.F).
Een rechter mag tijdens het debat:
- niet de schijn wekken dat hij geen enkel geloof hecht aan de verklaring van de beschuldigde/beklaagde;
- niet melden dat de beklaagde/beschuldigde onmogelijk kan bewijzen dat (omdat hij aldus de schijn wekt dat de beklaagde/beschuldigde moet bewijzen);
- niet melden dat volgens hem bepaalde verklaringen of getoetste hypothesen niet overeenstemmen met de werkelijkheid;
- een beklaagde/beschuldigde verwittigen dat zijn verhaal ongeloofwaardig overkomt;
- een eigen visie hebben mits hij die voor zich houdt
Gaan verklaren dat men als magistraat bepaalde eigen gevoelens nadien als bloemen op het graf van een slachtoffer gaat leggen wringt met de taak van de rechter en de objectiviteit en onafhankelijkheid die van hem verwacht wordt.
Van een rechter mag verwacht worden dat hij de advocaat gelegenheid biedt om de standpunten adequaat te presenteren. Het meermaals onderbreken van pleidooien wringt met deze verplichting.
Hoeft het nog gezegd dat men als rechter niet met slachtoffer of dader gaat eten of deelneemt aan benefietactiviteiten ter bekostiging van een verdediging.
De waardige en voorname rechter kan bij een veroordeling een woord van aanmoediging geven om de straf in waardigheid te ondergaan of aantonen dat er toch begrip getoond werd. Bij een vrijspraak zal de rechtvaardige voorname rechter zich van alle commentaar onthouden. Er bestaat geen straf zonder dat deze bij wet werd voorzien en negatieve opmerkingen komen neer op een blaam die niet in ons strafrecht bestaat, maar nochtans door sommige rechters wordt gehanteerd en hierna in de pers door sommige journalisten die geen kennis hebben van het recht en geen respect voor de burger en zijn rechten graag breed wordt uitgesmeerd.