Huisjesmelkerij (Pratiken von Miethaien) en verhuur aan verzwakte personen van roerende goederen, verhuring van matrassen, maar ook dure verhuring van domiciliatieadressen, brievenbussen, wordt door de strafwet in artikel 433 decies strafbaar gesteld..
Met ingang van 1 januari 2021 werd de Vlaamse Wooncode vervangen door de Vlaamse Codex Wonen van 2021. Het misdrijf van krotverhuur blijft ook na 1 januari 2021 strafbaar. Om de onrechtmatige toestand ingevolge het bewezen misdrijf te doen verdwijnen en te beletten dat in de toekomst nog personen in slechte woonomstandigheden kunnen worden gehuisvest in de betreffende woning, is het aangewezen om ambtshalve het herstel te bevelen.
Zie ook Wet 10 AUGUSTUS 2005
Wet tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers (B.S. 02/09/05)
Zie ook bijdrage over de huisjesmelkers.
Artikel 20 Vlaamse Wooncode, wordt gewijzigd bij artikel 15, 1° en 2° van het decreet van 29 maart 2019 tot wijziging van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode en de Vlaamse Codex Fiscaliteit van 13 december 2013.
Op 1 januari 2021 trad ook het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2020 tot codificatie van de decreten betreffende het Vlaams Woonbeleid in werking. Hierdoor worden de decreten over het Vlaamse woonbeleid, waaronder de Vlaamse Wooncode, gecodificeerd als “Vlaamse Codex Wonen van 2021”. Huismelkerij of krotverhuur blijft ook na deze inwerkingtredingen, strafbaar onder artikel 3.34 Vlaamse Codex Wonen van 2021. S
Sedert de inwerkingtreding van de Vlaamse Codex Wonen van 2021 op 1 januari 2021 is de omschrijving van het misdrijf gewijzigd. Krachtens artikel 3.1, § 1 Vlaamse Codex Wonen van 2021 is het thans voor een strafbaarstelling vereist dat wordt vastgesteld dat de verhuurde, te huur gestelde of ter beschikking gestelde woning niet-conform is.
Krachtens artikel 1.3, § 1, 7° Vlaamse Codex Wonen van 2021 is een conforme woning een woning die geen enkele gebrek als vermeld in 3.1, § 1, derde lid, 2o en 3o vertoont. Bijgevolg is er slechts sprake van het misdrijf krotverhuur vanaf het ogenblik dat de woning minstens één gebrek van categorie II of categorie III vertoont.
Wat het moreel element betreft, is voor het bestaan van het misdrijf geen algemeen, noch een bijzonder opzet vereist. Het moreel bestanddeel van onachtzaamheid of een gebrek aan voorzorg of voorzichtigheid is voldoende voor een strafrechtelijke beteugeling.
Maakt zich schuldig aan het in art. 433decies Sw. 1867 (art. 290 Sw. 2024) bedoelde misdrijf van huisjesmelkerij, hij die rechtstreeks of via een tussenpersoon misbruik maakt van de kwetsbare toestand waarin een persoon verkeert ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid door, met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren, een roerend goed, een deel ervan, een onroerend goed, een kamer of een andere in artikel 479 Sw. 1867 bedoelde ruimte, te verkopen, te verhuren of ter beschikking te stellen in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid.
De kwetsbare toestand kan ook een sociale noodtoestand zijn. Deze kan bestaan uit het feit dat de huurder uit hun vorige huurwoning werden gezet wegens wanbetaling en zij op korte termijn een nieuw onderkomen dienden te vinden voor hun gezin.
Dat de huurders door het aangaan van de huurovereenkomst akkoord waren gegaan om de woning in deze toestand te huren en te gebruiken doet hieraan geen afbreuk. De toestemming van het slachtoffer heft het misdrijf niet op.
Wanneer de beklaagde aantoont dat hij inmiddels zware investeringen heeft gedaan en ernstige inspanningen heeft geleverd om de gebrekkige woning te herstellen en dus te beletten dat het misdrijf zou worden voortgezet, kan de rechter oordelen dat een verbeurdverklaring dermate afbreuk zou doen aan de financiële toestand van de beklaagde dat ze een onevenredige maatregel zou vormen ten aanzien van het ermee nagestreefde wettige doel, waardoor zij een schending van het eigendomsrecht van de beklaagde zou inhouden.
Bovendien zou deze verbeurdverklaring dan tot gevolg hebben dat de veroordeelde aan een onredelijk zware straf zou worden onderworpen.
De rechter kan ambtshalve het herstel bevelen, teneinde de onrechtmatige toestand ingevolge het bewezen misdrijf te doen verdwijnen en te beletten dat in de toekomst nog personen in slechte woonomstandigheden kunnen worden gehuisvest in de betreffende woning. Wanneer de beklaagde aantoont aan dat hij de afgelopen tijd tal van inspanningen en investeringen heeft gedaan om de gebreken te herstellen en de woning conform te maken belet zulks niet dat de herstelmaatregel nodig blijft, wanneer vooralsnog geen bewijs van de conformiteit wordt geleverd en geen proces-verbaal van uitvoering voorligt zoals bedoeld in artikel 20bis, § 6 Vlaamse Wooncode (thans artikel 3.46, eerste lid Vlaamse Codex Wonen van 2021).
Krachtens artikel 3.43, tweede lid Vlaamse Codex Wonen van 2021 bepaalt de rechter een (redelijke) termijn voor de uitvoering van de herstelmaatregel.
Strafwetboek 2024
Art. 290 Sw Huisjesmelkerij Art. 292 Sw 2024 (inwerkingtreding 8 april 2026) stelt:
“Huisjesmelkerij is het direct of via een tussenpersoon, misbruiken van de kwetsbare toestand waarin een persoon zich bevindt ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand, zijn leeftijd, zwangerschap, een ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek, door de verkoop, verhuur of terbeschikkingstelling van een roerend goed, een deel ervan, een onroerend goed of elke andere locatie die tot woning dient, in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.
De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 kan zo veel keer worden toegepast als er slachtoffers zijn.”
Commentaar:
“De wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen praktijken van huisjesmelkers, heeft in het Strafwetboek 1867 een nieuw hoofdstuk ingevoerd, met als opschrift: “Misbruik van andermans bijzonder kwetsbare positie door de verkoop, verhuur of terbeschikkingstelling van goederen met de bedoeling een abnormaal profijt te realiseren”.
Het art. 290 Sw. 2024 neemt de strafbaarstellingen uit dat hoofdstuk over, maar met uitdrukkelijke verwijzing naar de term “huisjesmelker”, zodat deze beter kan worden geïdentificeerd aan de hand van de benaming van het misdrijf.
Hierbij wordt de strafbaarstelling uit artikel 433decies van het Strafwetboek 1867 overgenomen.
In een streven naar duidelijkheid zijn de bewoordingen “een kamer of een andere in artikel 479 Sw? 1867 bedoelde ruimte” vervangen door de meer algemene terminologie “elke andere gelegenheid die tot woning dient”.
De strafbaarstelling vereist steeds een bijzonder oogmerk, namelijk het oogmerk om een abnormaal profijt te realiseren.
Naar analogie met de situatie onder de gelding van Sw. 1867 wordt in art. 290 Sw. 2024 voorzien in een straf van niveau 2 en kan de boete als bijkomende straf zo veel keer worden uitgesproken als er slachtoffers zijn.
Omwille van de coherentie en naar aanleiding van het advies van de Raad van State (nr. 72.477/3 van 9 juni 2023, nr. 46) werd het begrip onvolwaardigheid geschrapt. Dit valt onder het begrip gebrek, zoals uiteengezet in de voorlopige titel.
Art. 291 Sw Art. 292 Sw 2024 (inwerkingtreding 8 april 2026) Verzwaarde Huisjesmelkerij stelt:
“Huisjesmelkerij wordt bestraft met een straf van niveau 3 wanneer:
1° van de betrokken activiteit een gewoonte wordt gemaakt;
2° het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betreft, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon heeft of niet.
De geldboete als bijkomende straf bedoeld in artikel 52 kan zo veel keer worden toegepast als er slachtoffers zijn.”
Commentaar:
“De artikelen 433undecies en 433duodecies Sw. 1867 omvatten verzwarende omstandigheden, die hier worden overgenomen als verzwarende bestanddelen die, in eenzelfde mate, een vermeerdering van de toepasselijke straf rechtvaardigen.
Art. 292 Sw 2024 (inwerkingtreding 8 april 2026) Verbeurdverklaring van het instrument van het misdrijf stelt:
“In afwijking van artikel 53, § 2, 2°, worden de zaken die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van een van de in deze afdeling bedoelde misdrijven verbeurd verklaard, ook al zijn zij geen eigendom van de veroordeelde, onverminderd de rechten die derden kunnen laten gelden op die zaken.
De verbeurdverklaring wordt eveneens toegepast, onder dezelfde voorwaarden, op de onroerende goederen of gedeelten ervan die gediend hebben of bestemd waren tot het plegen van het misdrijf.
Indien deze roerende of onroerende goederen worden vervreemd tussen het plegen van het misdrijf en de definitieve rechterlijke beslissing, kan de rechter hun geldwaarde bepalen en de verbeurdverklaring uitspreken van een geldsom die hiermee overeenstemt overeenkomstig artikel 53, § 2, tweede lid.”
Commentaar:
Aangezien dat onder de gelding van het Sw. 1867 reeds het geval is, werd in het Sw. 2024 voorzien in een analoge regeling voor verbeurdverklaring als bij mensenhandel en mensensmokkel.
De artikelen 433quaterdecies Sw. 1867 (inbeslagneming van roerende en onroerende goederen) en 433quinquiesdecies Sw. 1867 (huisvesting van slachtoffers) zijn bepalingen die vallen onder de procedure en niet onder het materieel strafrecht, en worden bijgevolg in art. 290 Sw. niet overgenomen.