De opzegging aan een gehuwd koppel en de vereiste van opzegging aan beiden. .
De opzegging gegeven aan één van de echtgenoten blijft zonder uitwerking.
Art. 215 §2 BW stelt immers:
Het recht op de huur van het onroerend goed dat een der echtgenoten gehuurd heeft, zelfs voor het huwelijk, en dat het gezin geheel of gedeeltelijk tot voornaamste woning dient, behoort aan beide echtgenoten gezamenlijk, niettegenstaande enige hiermede strijdige overeenkomst.
De opzeggingen, kennisgevingen en exploten betreffende die huur moeten gezonden of betekend worden aan elk der echtgenoten afzonderlijk of uitgaan van beide echtgenoten gezamenlijk. Elk van de echtgenoten kan evenwel de nietigheid van deze documenten, die aan de andere echtgenoot worden toegezonden of van deze laatste uitgaan, slechts inroepen indien de verhuurder kennis heeft van hun huwelijk.) <W 20-02-1991, art. 3>
Elk geschil tussen de echtgenoten omtrent de uitoefening van dat recht wordt beslist door de familierechtbank.
De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op handelshuurovereenkomsten, noch op pachtcontracten.
Die verhuurder dient natuurlijk in kennis te zijn van het huwelijk van de huurder. Dit betekent niet dat hij op een officiële wijze kennis moet gekregen hebben van dit huwelijk. De effectieve kennis van de verhuurder blijkt doorgaans uit de concrete omstandigheden (Cass. 7 april 1994, Pas. 1994, I, 344; Aydogan, 2013; De Boeck, 2003). De verhuurder heet hierbij evenwel niet de verplichting om te onderzoeken of er daadwerkelijk een huwelijk bestaat. De werkelijke kennis primeert op de afwezigheid van een formele kennisgeving.
De verhuurder kan zich evenmin verzetten tegen het feit dat de huurder zou huwen en de huurder en de verhuurder als een gehuwd stel de huurwoning zouden bewonen, hetgeen immers strijdig zou zijn met het recht op de persoonlijke levenssfeer.
Het bewijs van de kennis van het huwelijk mag met alle middelen van recht bewezen worden. De werkelijke kennis volstaat. Het feit dat de huurovereenkomst slechts door een ongehuwde huurder werd ondertekend en dat deze huurder de verplichting heeft om en eventueel huwelijk ter kennis te brengen, ontslaat de verhuurder bij gebrek aan een dergelijke kennisgeving niet om aan beide echtgenoten opzeggingen of kennisgevingen te doen indien middels ander bewijs kan aangetoond worden dat de verhuurder van het huwelijk kennis had. Bij gebreke aan kennisgeving aan beide echtgenoten is een gegeven opzeg dan ook nietig. (Cass. 24/04/2017, AR C.16.0443., T. Fam 2019/6, met noot Laura Mortiers Two sides' to the story: werkelijke kennis van het huwelijk in hoofde van de verhuurder bij opzegging van de huur van de gezinswoning, T. Fam 2019/6, 170 Jurabibliotheek)
Zo onder meer mag men aantonen dat er vriendschappelijke banden bestaan tussen verhuurder en huurder waardoor het ondenkbaar is dat deze niet op de hoogte zou zijn dat er een huwelijk bestaat tussen zijn huurder en diens huwelijkspartner.
Een van de bedoelingen van het huwelijksfeest is een openbaar maken, het kenbaar maken, het publiek maken van de huwelijksband tussen de huwelijkspartners. In aanwezigheid van de verhuurder op een huwelijksfeest, dan wel de kennis van een dergelijk feest zou eveneens een dergelijk bewijs uitmaken.
Er weze herhaald dat wanneer deze kennis in hoofde van de verhuurder aanwezig is, een opzegging aan één van huwelijkspartners gegeven nietig is en zonder uitwerking blijft.
Voor een toepassingsgeval zie Vredegerecht Sint-Jans-Molenbeek, 14.12.2010, Tijdschrift van de Vrederechters, 2013, 5-6, pagina 288.