Kan een vordering worden ingesteld worden tegen een huurder op grond zowel van de contractuele teruggaveplicht (1732 oud BW) als op grond van de buitencontractuele plicht voor zaken die men onder zijn bewaring heeft (1384 lid 1 oud BW)? Anders gesteld, kan een huurder (die per definitie contractueel gebonden is) door zijn verhuurder (contractpartij) buitencontractueel worden aangesproken?
Een contracterende partij is onder de gelding van het oud BW voor feiten voorafgaand aan 1 januari 2025, slechts buitencontractueel aansprakelijk wanneer de haar ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt, niet aan haar contractuele verbintenis, maar aan de algemene zorgvuldigheidsplicht van eenieder en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering van de overeenkomst te wijten schade heeft veroorzaakt (Cass., 28 september 1995, Arr. Cass., 1995, 827, Pas., 1995, I, 856, R.W., 1997-98, 926, en Bull., 1995, 856; Cass., 26 maart 1992, Arr. Cass., 1991-92, 722, Pas., 1992, I, 675 en J.L.M.B., 1994, 38, nootD. Philippe; Cass., 21 januari1988, Arr. Cass., 1987-88,641;Pas, 1988, I, 602 en B.W., 1988-89, 675, noot Dirix, E.).
Een huurder is derhalve onder de gelding van het oud BW niet buitencontractueel aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door de zaak die hij onder zijn bewaring heeft aan het goed dat hij volgens zijn contractuele huurverbintenis dient terug te geven (1732 oud B.W.) omdat de schade ex 1384.1 oud BW dezelfde is als deze ex oud 1732 BW.
Het belang hiervan bestaat erin dat de buitencontractuele aansprakelijkheid als bewaarder van een zaak onderworpen is aan andere voorwaarden dan de contractuele aansprakelijkheid. De buitencontractuele aansprakelijkheid van art. 1384 lid 1 oud BW is immers een foutloze aansprakelijkheid, terwijl de contractuele aansprakelijkheid een fout veronderstelt. Wanneer de buitencontractuele aansprakelijkheid (mee)speelt dient de verhuurder geen fout te bewijzen. Indien er een louter contractuele aansprakelijkheid geldt, kan de huurder de aansprakelijkheid afweren door de afwezigheid van fout in te roepen, dan wel de fout van een derde op contractuele of buitencontractuele wijze inroepen als grond van regres.
Let wel
Samenloop van vorderingsmogelijkheid is de omstandigheid waarbij een partij verschillende vorderingsmogelijkheden bezit om haar aanspraak gerealiseerd te zien. Dit is het geval wanneer tegelijk voldaan is aan de voorwaarden van verschillende rechtsgronden.
Samenloop kan bestaan tussen verschillende bepalingen van eenzelfde wetboek of rechtstakken, of tussen bepalingen van verschillende wetboeken zoals het strafrecht en het burgerlijk recht.
Het nieuwe Boek 6 BW regelt stelt in artikel 6.2 BW dat samenloop toegestaan is in drie gevallen, tenzij de wet of het contract anders bepaalt.
Samenloop is krachtens artikel 6.2 BW toegestaan:
- 1. tussen twee of meerdere bepalingen van hetzelfde boek 6 BW,
- 2. tussen een bepaling van boek 6 BW en een bepaling uit een ander boek van het BW én
- 3. tussen een bepaling van boek 6 BW en een andere bepaling uit een andere wet.
Het nieuwe Boek 6 BW regelt stelt in artikel 6.3 BW met zoveel woorden dat het oude verbod op samenloop tussen contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid niet langer bestaat en dat voortaan samenloop toegelaten is.
Partijen in een contractuele relatie kunnen aldus onder de gelding van boek 6 (nieuw) BW voor feiten na 01/01/2025 de keuze maken om geen contractuele maar een buitencontractuele vordering in te stellen tegen hun contractpartij.
Hierbij gelden drie beperkingen:
- 1. Een verweerder die in een contractuele relatie geconfronteerd wordt met een buitencontractuele vordering behoudt alle contractuele verweermiddelen die het contract bood
- 2. Anderzijds mag de verweerder niettegenstaande de buitencontractuele vordering steeds de contractuele verjaringstermijn opwerpen om de onontvankelijkheid van de vordering te bepleiten.
- 3. Ten slotte mag de verweerder steeds beroep doen op de bijzondere bescherming die hij geniet vanwege de wetgeving die de contractuele relatie hem verleent (vb. de bewaarder van een gebrekkige zaak kan niet buitencontractueel aansprakelijk worden gesteld voor het gebrek tenzij hij dat gebrek kende of behoorde te kennen).
Deze 3 beperkingen gelden niet voor opzettelijke fouten.
Door het wegvallen van het samenloopverbod kan een contractpartij ook de werknemer en onderaannemer van zijn medecontractant buitencontractueel aansprakelijk stellen.