Algemeen rechtsbeginsel stellende dat niemand als verweer kan aanhalen de wet niet te kennen.
Het adagium wordt in het Latijn meestal negatief geformuleerd als "nemo censetur ignorare legem" (niemand wordt verondersteld de wet niet te kennen). Uitspraak van Aristoteles vertaald in het Latijn.
Ook en met zelfde betekenis:
"Nemo ius ignorare censetur"
"Ignorantia juris non excusa"t
"Ignorantia legis neminem excusat"
"Ignorance of the law does not excuse"
"Ignorance of the law excuses no one"
"Not knowing the law is harmful"
"Nobody is thought to be ignorant of the law"
"Ignorantia iuris nocet"
Het algemeen rechtsbeginsel «nemo censetur ignorare legem», iedereen wordt verondersteld de wet te kennen behoort tot ons positief recht (Van Hoecke, M., «De algemene rechtsbeginselen als rechtsbron: een inleiding», in Algemene rechtsbeginselen, Van Hoecke, M. (red.), Antwerpen, Kluwer, 1991, 3-28).
Dit beginsel (juridische fictie) dient evenwel genuanceerd in die zin dat dit principe niet inhoudt dat alle burgers alle wetten dienen te kennen, maar betekent wel dat de burger de wet dient te kennen die op hem van toepassing is in de omstandigheden waarin hij zich bevindt (Hens, T., «Over het adagium «Nemo censetur ignorare legem» en de zorgvuldigheidsnorm» (noot onder Rb. Leuven, 5 oktober 1991), R.W., 1994-95, 1062-1063).
Aldus kan in een beperkt aantal gevallen rechtsdwaling, ignorantia iuris, worden ingeroepen mits de onoverkomelijkheid of verschoonbaarheid bij de rechtsdwaling als absolute voorwaarde kan worden vastgesteld.
Het Hof van Cassatie heeft in haar naoorlogse mijlpaalarresten van 1946 (Cass. 15 januari 1946, Pas. 1946, I, 25 en Cass. 10 juli 1946, Pas. 1946, I, 293), aanvaard dat de dader van een misdrijf onder bepaalde voorwaarden niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de overtreding van de strafwet wanneer hij het misdrijf uitsluitend heeft gepleegd onder invloed van een «rechtsdwaling».
Dit zou ondermeer het geval kunnen zijn wanneer een persoon door een verkeerd ingewonnen juridisch advies van een deskundige (advocaat, fiscalist, notaris) de strafwet slecht heeft geïnterpreteerd en vervolgens een misdrijf pleegt.
Wanneer deze persoon in de strafprocedure inroept dat dit advies bij haar een rechtsdwaling heeft uitgelokt, kan deze slechts worden vrijgesproken op grond van dwaling als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan :
• de dwaling moet «onoverwinnelijk» of «onoverkomelijk» zijn (deze voorwaarde impliceert dat de dader in de werkelijke onmogelijkheid is om de strafwet te kennen. Dit is het geval wanneer zij volgt uit een oorzaak die vreemd is aan de dader en die hem niet toegerekend kan worden)
• bovendien wordt vereist dat de dader heeft gehandeld zoals elk redelijk en vooruitziend persoon in dezelfde omstandigheden het zou hebben gedaan.
De rechtsdwaling kan zowel de kennis van de wet als de kennis van juiste inhoud van de wet betreffen. Zij kan nooit leiden tot het buiten werking stellen van de wet.
Naast de rechtsdwaling bestaat ook de feitelijke dwaling. Bij de feitelijke dwaling vergist de dader zich omtrent de vraag of zijn gedraging onder de toepassing van de strafwet valt. De betrokkene is dan wel op de hoogte van het bestaan van het misdrijf maar meent ten onrechte dat de strafwet niet op zijn gedraging toepasselijk is. De feitelijke dwaling werd reeds van bij de totstandkoming van het Strafwetboek in 1867 aanvaard door de rechtsleer (cfr. Chr. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht & Internationaal Strafrecht in hoofdlijnen, Antwerpen, Maklu, 2003, 287).
Maar het louter inwinnen van een verkeerd advies zal op zichzelf onvoldoende zijn om de rechtsdwaling in te roepen. Het advies dient dan bovendien te voldoen aan de volgende voorwaarden (Zie B. DE SMET, «De onoverkomelijke rechtsdwaling als wapen tegen overregulering en artificiële incriminaties», R.W. 1992-1993, 1293-1294 en W. VAN EECKHOUTTE, «Strafbepalingen in de sociale wetgeving», in Strafrecht in het bedrijfsleven, Antwerpen, Kluwer, 1995, 193.):
het advies wordt gegeven door een persoon die over de nodige deskundigheid beschikt;
het advies moet ingewonnen zijn voorafgaandelijk aan het gepleegde misdrijf;
elk redelijk persoon zou in dezelfde omstandigheden van mening zijn dat het voorafgaandelijk ingewonnen advies een correcte weergave is van zijn wettelijke verplichtingen;
het advies moet volledig zijn, d.w.z. het advies moet verstrekt zijn op basis van volledige informatie;
de plicht om informatie over zijn wettelijke verplichtingen in te winnen bij een deskundige blijft verder bestaan nadat de dader van het advies heeft kennis genomen;
het advies moet gericht zijn aan de persoon van de dader.
zie ook www.elfri.be - Artikel - Schuldontheffingsgronden