Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, Zoals in kort geding – 9 december 2010, RW 2012-2013, 785
samenvatting
De vordering tot gedwongen uitsluiting (art. 636-641 W.Venn). vereist de aanwezigheid van gegronde redenen die van aard zijn om de vennootschap ernstig en onherroepelijk te schaden en die gekoppeld zijn aan het belang en de het voortbestaan van de onderneming. Het loutere bestaan van en conflict, zonder patstelling of zonder dat de continuïteit van de vennootschap gevaar loopt, volstaat niet. De uitsluiting vereist dat de in gevaar verkerende vennootschap reeds werd opgericht. Een intentieverklaring tot oprichting, gesloten door beide promotoren, volstaat daartoe niet. Aangezien er tussen beide promotoren een gerechtelijke procedure tot verbreking van deze intentieovereenkomst hangend is, is de gevorderde uitsluiting niet het vereiste ultieme redmiddel dat “de vennootschap” moet redden. Aangezien de nog op te richten vennootschap nog niet is opgericht en o.m. nog geen statuten heeft, kan bovendien nog niet worden voldaan aan de in art. 637 en 639 W.Venn. gestelde vereisten om de uitsluitingsregeling te kunnen toepassen.
tekst vonnis
NV H. t/ BVBA P.
...
Gelet op de inleidende geregistreerde dagvaarding van 27 oktober 2010, ertoe strekkende verweerster te veroordelen tot overdracht van haar aandeel in de vennootschap in oprichting van verzoekster, in het belang van het project deze overdracht onmiddellijk te bepalen tegen een prijs van één euro, onder voorbehoud van terugvordering in geval van ontbinding, subsidiair de prijs van het aandeel te bepalen in acht genomen het feit dat BVBA P. en haar aandeelhouder door het niet nakomen van de aangegane verbintenissen het project niet konden realiseren;
Gelet op de tegeneis bij conclusies 25 november 2010, er subsidiair toe strekkende eiseres, verweerster op tegeneis, uit te sluiten van de op te richten vennootschap met aanstelling van een deskundige ter bepaling van de waarde van de participatie;
Antecedenten
Met het oog op de realisatie van een vastgoedproject in Tervuren en waarvoor door hem al een aantal voorbereidende overeenkomsten (aankoop onroerende goederen, architectenovereenkomst, makelaarsovereenkomst, afbraak- en bouwvergunning) waren gesloten, ging de h. L.S. (enige aandeelhouder van BVBA P.) op zoek naar een financier die hij vond in de persoon van de h. J.V. (NV H.).
Dientengevolge werd op 16 juli 2010 een “Intentieovereenkomst tot samenwerking voor de realisatie van het vastgoed promotieproject te Tervuren” gesloten tussen NV H. en BVBA P., waarbij werd overeengekomen dat partijen een naamloze vennootschap zullen oprichten met als voorlopige benaming “NV V. in oprichting” die zal optreden als projectontwikkelaar.
Daarbij worden ook afspraken gemaakt over de overname van de bestaande overeenkomsten, over de financiering van een en ander, over de verdere realisatie van het project en over de winstverdeling (50/50).
Er wordt ook afgesproken dat partijen elk voor 50% zullen participeren in het maatschappelijk kapitaal.
De verstandhouding tussen partijen raakt evenwel zoek en de vennootschap geraakt maar niet opgericht.
Om te kunnen overgaan tot de ondertekening van de authentieke akte van aankoop van de onroerende goederen, wordt een procedure in kort geding gevoerd, waarna beide partijen deze ondertekenen voor de vennootschap in oprichting.
Onenigheid over de uitvoering en meer in het bijzonder over de uitvoering van de intentieverklaring van 16 juli 2010 en de financiële afhandeling ervan, leidt tot een algehele vertrouwensbreuk tussen partijen.
Partijen vorderen wederzijds de verbreking van de intentieverklaring en BVBA P. brengt op 18 oktober 2010 dientengevolge dagvaarding uit.
NV H. brengt vervolgens op 27 oktober 2010 huidige dagvaarding zoals in kort geding uit teneinde in het raam van de geschillenregeling, zoals uitgewerkt in het Wetboek Vennootschappen, BVBA P. te horen veroordelen tot gedwongen overdracht van haar aandeel in de op te richten vennootschap.
In rechte
Eisers voeren aan dat de gegronde redenen vereist voor een uitsluiting en dus een gedwongen overdracht van aandelen hier voorhanden zijn en dat het feit dat het om een vennootschap in oprichting gaat, deze toepassing niet belet.
Het is juist dat de figuur van een vennootschap in oprichting bestaat en dat zij alvast een aantal verbintenissen kan opnemen, maar het zijn de oprichters die persoonlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn tot op het ogenblik dat de vennootschap is opgericht en deze verbintenissen heeft overgenomen (art. 60 e.v. W.Venn.).
De wetgever heeft de procedure tot uitsluiting en/of uittreding van aandeelhouders als een mogelijke vorm van geschillenregeling ingevoerd teneinde meer drastische ingrepen zoals ontbinding, voorlopig bewindvoerder dan wel sekwester te vermijden in het belang van de vennootschap, maar de regeling van gedwongen uitsluiting vereist de aanwezigheid van gegronde redenen van aard om de vennootschap ernstig en onherroepelijk te schaden en die gekoppeld zijn aan het belang en het voortbestaan van de onderneming zoals daar zijn de wanprestatie van een vennoot, en/of de duurzame onenigheid van ernstige aard tussen de vennoten, en/of de voortdurende miskenning van het vennootschapsbelang door een aandeelhouder, en/of de verhindering van een vennoot wegens ouderdom, ziekte, onbekwaamheid, hechtenis ..., en/of de onmogelijkheid tot verdere realisatie van het maatschappelijk doel (zie: A. Coubion, “Du détournement de procédure en matière de retrait forcé – La tentation de donner un caractère indemnitaire à l’article 642 du Code des sociétés” (noot onder Brussel 13 mei 2004), TBH 2005, p. 408, nr. 4).
Uit de parlementaire tussenkomsten n.a.v. de wet valt af te leiden dat de gegronde redenen, vereist voor art. 190ter W.Venn. niet toekijken op de verstoring van het samenwerkingsverband (zoals bij art. 1871 BW), maar wel op de behartiging van de vennootschapsbelangen, in het raam van een aandeelhoudersconflict, kortom dat het vennootschapsbelang primeert en dat de loutere aanwezigheid van een conflict, zonder patstelling of zonder dat de continuïteit van de vennootschap gevaar loopt, niet volstaat (Voorz. Kh. Hasselt 14 februari 1997, TRV 1997, 105; Voorz. Kh. Leuven 28 november 1996, AJT 1996-97, 335; Voorz. Kh. Antwerpen 8 juni 2000, AR nr. 99/09715).
Het welzijn van de vennootschap moet een zodanig ernstig gevaar lopen dat ingrijpen noodzakelijk is. Er moet dus sprake zijn van een vennootschap die gevaar loopt, maar die is hier nog niet opgericht: er bestaat enkel een intentieverklaring tot oprichting. Er is ook geen ernstig vooruitzicht dat de vennootschap zal worden opgericht.
Er zijn al wel een aantal engagementen opgenomen, maar die zijn nog niet bekrachtigd door de op te richten vennootschap. Ook zijn er nog geen aandelen voorhanden.
Daarenboven behelst de regeling een ultieme remedie die de vennootschap moet redden wanneer er geen andere remedies meer overblijven teneinde het conflict tussen de vennoten te beslechten, en de vordering kan niet worden toegelaten wanneer de partijen over andere middelen beschikken om een einde te maken aan de moeilijkheden die de vennootschap kent (Parl.St. Kamer 1989-90, nr. 1214/5, p. 3; Parl.St. Senaat, nr. 1086/2, p. 430).
Het blijkt dat tussen partijen een procedure hangende is strekkende tot verbreking van de intentieovereenkomst, dus geen ultieme remedie.
Ook moet de vennootschap worden gedagvaard, minstens ter regularisatie nadien in de procedure worden betrokken, wat in casu niet mogelijk is omdat zij (nog) niet bestaat.
Bij de inleiding van zijn eerste conclusie moet een afschrift worden gevoegd van de gecoördineerde statuten, alsook een afschrift of een uittreksel van alle overeenkomsten die de overdraagbaarheid van de aandelen beperken teneinde te kunnen toezien op eventuele overdrachtsbepalingen of voorkeurregelingen, maar in casu bestaan nog geen statuten en werden zij dus ook niet neergelegd.
Het is dus duidelijk dat onderhavig geschil om verschillende redenen niet ressorteert onder de geschillenregeling zoals bedoeld als ultieme remedie teneinde de continuïteit van de vennootschap te waarborgen en haar voor erger kwaad te behoeden.
Het kan niet de bedoeling zijn via huidige procedure in te grijpen in de “intentieovereenkomst tot samenwerking voor de realisatie van het vastgoed promotieproject te Tervuren”.
...