De immuniteit van het pleidooi werd vastgelegd in artikel 452 van het Strafwetboek stellend:
Vóór de rechtbank gesproken woorden of aan de rechtbank overlegde geschriften, geven geen aanleiding tot strafvervolging wanneer die woorden of die geschriften op de zaak of op de partijen betrekking hebben.
Lasterlijke, beledigende of eerrovende tenlasteleggingen die aan de zaak of aan de partijen vreemd zijn kunnen aanleiding geven hetzij tot een strafvordering hetzij tot burgerlijke rechtsvordering van de partijen of van derden.
De immuniteit strekt dus verder dan het pleidooi maar ook tot de conclusies en de stukken.
Deze immuniteit verhindert aldus dat een verdediging zou beperkt worden.
De vrijheid die aan de verdediging wordt gegeven blijft relatief.
• Zij verschaft geen immuniteit voor uitspraken ten aanzien van magistraten en het parket.
• Zij verschaft geen immuniteit aan derden die zich zonder partij te zijn in het debat wringen.
• Zij is gekoppeld aan het recht va verdediging en dient derhalve de verdediging te dienen.
Hoewel de immuniteit enkel geldt ten voordele van gedingvoerende partijen is de vrijheid niet beperkt tot uitlatingen ten aanzien va partijen. Ook uitlatingen over of ten aanzien van derden vallen onder de immuniteit.
De immuniteit geldt ook ten aanzien van uitspraken die de mogelijke manipulatie van de rechtsgang en dus eventuele beïnvloeding betreffen, gezien dit gevolgen kan hebben op het vlak van de rechten van de verdediging
en ruimer op het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 EVRM’.
De advocaat heeft niet alleen het het recht, maar ook de plicht om stellingen en elementen aan te brengen die het belang van de verdediging dienen.
Naast de immuniteit van het pleidooi en de verdediging geldt ook de expressievrijheid van de advocaat in het kader van de uitoefening van zijn beroep.
Het fundamentele recht op vrije meningsuiting is een hoeksteen bij de uitoefening van het beroep van de advocaat. De inperking ervan zou het beroep van advocaat uithollen.
Laster, eerroof, kwaadwillige aangifte en ruchtbaarmaking missen het noodzakelijk kwaadwillig opzet als constitutioneel element, wanneer op deze strafbaarstellingen een beroep wordt gedaan ten aanzien van uitspraken of handelingen gesteld door een advocaat in het kader van een verdediging.
De relatieve immuniteit va de verdediging kan ook toegepast worden voor uitlatingen in de media voor zover hiermee het proces niet in de media wordt gevoerd, de uitlatingen gebeuren met de nodige omzichtigheid en een weergave zijn van wat zich op de zitting heeft voorgedaan,
De media heeft een rol in de verslaggeving van de actualiteit waardoor een advocaat duiding mag geven, ook al is deze partijdig en subjectief.
zie ook
www.elfri.be - Rechtspraak - Immuniteit va het pleidooi en victimblaming