De wettelijke regeling inzake het JKP is terug te vinden in het
KB JKP van 14 september 2016, voluit het Koninklijk besluit betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van kredietovereenkomsten onderworpen aan boek VII van het Wetboek van economisch recht en de vaststelling van referte-indexen voor de veranderlijke rentevoeten inzake hypothecaire kredieten en de hiermee gelijkgestelde consumentenkredieten.
Naast de debetrente bestaat de kostprijs van het krediet ook uit nog andere kosten, bijvoorbeeld:
-
dossierkosten,
-
beheerkosten,
-
kredietkaartkosten,
- kosten van verplichte verzekeringen (de keuze van de verzekering moet steeds vrij zijn. Een kredietinstelling mag dus geen verzekeringsmaatschappij opdringen ),
Samen zitten die kosten in het jaarlijkse kostenpercentage (JKP). Met dat percentage kan de consument de kostprijs van verschillende kredieten vergelijken, ongeacht het bedrag en de duur van het krediet. Die kosten mogen bovendien de maximumtarieven niet overschrijden.
Commissies voor de kredietbemiddelaars kunnen in België niet aan de consument doorgerekend worden en zitten daarom ook niet in het JKP.
Let wel, niet alle kosten zijn per definitie kredietkosten en zitten dan ook niet in het JKP, bijvoorbeeld:
Het JKP drukt niet de werkelijke kost het krediet uit omdat niet altijd geweten is hoeveel en op welk moment het krediet wordt opgenomen en terugbetaald.
Dat is vooral zo bij kredietopeningen, bijvoorbeeld de kredietkaarten met minimale betalingen, waarbij de kredietnemer in grote mate zelf beslist hoeveel deze opneemt en terugbetaalt.
Het JKP maakt dan ook gebruik van veronderstellingen en dient enkel om de kostprijs van kredieten te vergelijken op basis van gelijke veronderstellingen. Maar met een programma om het JKP te berekenen kunt u ook een percentage berekenen dat dichter bij uw werkelijkheid ligt door de bedragen en tijdstippen in te geven die u in rekening wilt brengen.
Dat kan bijvoorbeeld met de Europese kredietcalculator
De basisvergelijking ter bepaling van het jaarlijkse kostenpercentage (JKP), luidt als volgt :

waarbij :
m het nummer van volgorde aanduidt van de laatste kredietopneming;
k het nummer van volgorde aanduidt van een kredietopneming, waarbij 1 ≤ k ≤ m;
C
k het bedrag van kredietopneming nummer k aanduidt;
t
k het tijdsinterval aanduidt, uitgedrukt in jaren en fracties van jaren, tussen de datum van kredietopneming nummer 1 en deze van de latere kredietopnemingen nummer 2 tot m, waarbij t
1 = 0;
Σ het somteken is;
m' het nummer van volgorde aanduidt van het laatste termijnbedrag;
l het nummer van volgorde aanduidt van een termijnbedrag, waarbij l ≤ m';
D
l het termijnbedrag nummer l aanduidt;
S
l het tijdsinterval aanduidt, uitgedrukt in jaren en fracties van jaren, tussen de datum van de kredietopneming nummer 1 en die van termijnbedragen nummer 1 tot m';
X het jaarlijkse kostenpercentage aanduidt.
§ 2. De door beide partijen op diverse tijdstippen betaalde bedragen zijn niet noodzakelijk gelijk en worden niet noodzakelijk met gelijke tussenpozen betaald. De aanvangsdatum is die van de eerste kredietopneming.
Het verschil tussen de data, bedoeld in t
k en s
l, die bij de berekeningsmethoden worden gebruikt, wordt uitgedrukt in jaren of fracties van jaren. Een jaar wordt geacht 365 dagen (voor schrikkeljaren 366 dagen), 52 weken of 12 gelijke maanden te tellen. Een gelijke maand wordt geacht 30,41666 dagen te tellen (d.w.z. 365/12), zowel voor gewone jaren als voor schrikkeljaren.
Als een tijdsinterval tussen de eerste kredietopneming en een vervaldag (s
l) of tussen de eerste kredietopneming en de datum van een nieuwe kredietopneming (t
k) niet kan uitgedrukt worden in een geheel aantal jaren, maanden of weken, dan wordt dat tijdsinterval uitgedrukt in een geheel aantal dagen van alle betalingstermijnen of termijnen tussen twee kredietopnemingen die niet gelijk zijn aan een geheel aantal van jaren, maanden of weken, desgevallend, in combinatie met het geheel aantal van jaren, maanden of weken van de overige termijnen. Als het tijdsinterval kan uitgedrukt worden in een geheel aantal jaren, maanden of weken, dan wordt het niet uitgedrukt in een geheel aantal dagen. Er is geen andere combinatie met jaren of fracties van jaren toegestaan dan die van dagen met, ofwel jaren, ofwel maanden, ofwel weken.
In het geval van dagen :
1° wordt elke dag geteld, ook weekend- en feestdagen;
2° wordt er teruggeteld in gelijke perioden en vervolgens dagen tot de datum van de eerste kredietopneming;
3° wordt de lengte van de periode in dagen verkregen door de eerste dag niet en de laatste dag wel mee te tellen, waarna de periode in jaren wordt uitgedrukt door het verkregen aantal te delen door het aantal dagen (365 of 366 dagen) van het gehele jaar, waarbij wordt teruggeteld van de laatste dag tot dezelfde dag van het voorgaande jaar.
§ 3. De uitkomst van de berekening wordt uitgedrukt in procent en ten minste tot op de eerste decimaal weergegeven. Als de volgende decimaal groter is dan of gelijk is aan 5, wordt de voorgaande decimaal met 1 vermeerderd.
De vergelijking kan met slechts één sommatie worden herschreven aan de hand van het begrip flux (A
k). De flux is positief of negatief, d.w.z. wordt gedurende de perioden 1 tot en met n respectievelijk betaald of ontvangen, en wordt uitgedrukt in jaren, zijnde :

waarbij S het saldo is van de geactualiseerde flux en nul bedraagt indien de flux gelijkwaardig is.
De toepasselijke oplossingsmethodes voor de vergelijking geven, bij het invoeren van gelijke gegevens, een jaarlijks kostenpercentage dat gelijk is aan dat van de voorbeelden 1 tot 39 opgenomen in bijlage 1 van dit besluit.
Het KONINKLIJK BESLUIT van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet werd opgeheven bij KB van 14 september 2016