Bij een verkoop op lijfrente wordt een onroerend goed verkocht tegen betaling van een periodieke uitkering.
varianten:
1. De verkoop op lijfrente van volle eigendom (vrije lijfrente).
Hierbij doet de verkoper volledig afstand doet van het verkochte goed, mits betaling van een maandelijkse (meestal) of anders periodieke lijfrente. De lijfrente is meestal maandelijks betaalbaar, zoals een huurprijs. De ontvanger van de lijfrente wordt niet onderworpen aan directe belastingen, wel aan roerende voorheffing op de lijfrente, gezien de lijfrente een modaliteit is om de prijs te betalen. Let wel de ontvanger van de lijfrente zou wel direct belast worden indien de koper de lijfrente fiscaal aftrekt.
2. De verkoop op lijfrente van de naakte eigendom (gebonden lijfrente of bewoonde lijfrente). In dit geval behoudt de verkoper zich het vruchtgebruik (meestal om er zelf nog in te kunnen wonen of het eventueel te kunnen blijven verhuren). Indien er meerdere verkopers zijn (b.v. echtgenoten) wordt meestal bepaald dat zij er het volledige genot van hebben tot bij het overlijden van de langstlevende.
3. Verkoop op lijfrente van de volle eigendom met behoud van het recht van gebruik en bewoning (lijfrente met mini-vruchtgebruik). Dit betekent dat de verkoper (lijfrentetrekker) zich het recht voorbehoud om in de woning te kunnen blijven wonen, waarbij hij niet het recht heeft het te verhuren (bv. indien hij de woning zou verlaten).
mogelijkheden die in een lijfrente kunnen worden voorzien:
- maximum duurtijd van de lijfrente
- verval van het vruchtgebruik indien de woning verlaten wordt (bij verkoop op lijfrente van naakte eigendom), al dan niet met vervanging van het vruchtgebruik in de betaling van een bepaalde maandelijkse som;
- eventuele indexering van de lijfrente (meestal)
- partiële betaling van een geldsom (boeket) en de rest in lijfrente.
De verkoop op lijfrente is ideale techniek voor oudere personen zonder erfgenamen om een mogelijkheid te scheppen om zich van een extra (belastingvrij) pensioen te voorzien en tegelijkertijd het genot van hun vertrouwde woning te bewaren.
Conventionele beschermingsmaatregelen voor de verkoper op lijfrente (de lijfrentetrekker):
- mogelijkheid tot vestiging van een hypotheek ter waarborging van de betaling van de niet door de automatische hypotheek gedekte bedragen,
- interesten als conventionele vergoeding/sanctie bij betalingsachterstand
- bepaling die de lijfrentetrekker machtigen tot ontbinding bij achterstallige betalingen van de lijfrente, dan wel ontbinding van rechtswege van de verkoop op lijfrente met behoud voor de lijfrentetrekker van het boeket, de reeds betaalde renten en de eventuele verbeteringen die door de renteplichtige werden aangebracht.
De verkoopakte zal tevens bepalingen bevatten die de belangen van de renteplichtige beschermen, in het bijzonder wanneer de lijfrentetrekker het onroerend goed mag blijven gebruiken.
Conventionele beschermingsmaatregelen voor de koper op lijfrente (de lijfrenteplichtige):
Deze beschermingsmaatregelen kunnen op maat worden ingeschreven in de verkoopakte, waarbij de lijfrentetrekker die in de woning blijft wonen een reeks verplichtingen kunnen worden opgelegd die verband houden met de staat van de woning (onderhoudsverplichtingen, herstellingsverplichtingen, bezoekrecht en controle recht van de lijfrenteplichtige, verplichte verzekering...).
Lijfrente en onderhoud en herstelling
Standaard staat de lijfrentetrekker die in de woning blijft wonen in voor alle normale kosten van onderhoud en herstellingen, terwijl de grove/grote herstellingen vallen ten laste van de koper/blote eigenaar, op een zelfde wijze als de verdeling van de onderhouds- en herstellingen tussen naakte eigenaar en vruchtgebruiker en onverminderd de mogelijkheid om andersluidende afspraken te maken
Hoe het bedrag op lijfrente bij verkoop op lijfrente?
Zie onderstaande link:
berekeningsmethode lijfrente
Alternatieve, vereenvoudigde en vaak toegepaste berekening:
Bij een verkoop op lijfrente wordt vaak/meestal gewerkt met een boeket (bouquet) of zogeheten voorschot van ongeveer 10 tot 20% van de waarde van de woning betaald. Hierna wordt van waarde van de woning het boeket afgetrokken,
Op basis van deze uitkomst wordt de lijfrente berekend. Dit kan op diverse wijzen via diverse tabellen, of eenvoudig door van de waarde van de woning het boeket af te trekken en dit te delen door het aantal maanden statistisch bepaalde levensduur of door het aantal maanden tot het bereiken van de maximumtermijn. Aldus wordt de maandelijkse lijfrente bekomen. Indien de rentetrekker in de woning blijft wonen dient van deze rente de huurwaarde op maandbasis afgetrokken.
In de regel wordt dit bedrag geïndexeerd. De lijfrenteverplichting wordt vaak op twee hoofden gevestigd waarbij de betaling van de rente blijft voortlopen tot het overlijden van de langstlevende of tot de maximumduur. De berekening garandeert vaak aan de koper dat hij niet meer zal betalen dan de waarde van de woning.
Een andere berekeningswijze is die vertrekkend van het beleggingsperspectief van de koper op lijfrente en dit door een simulatie te maken van de opbrengst van een belegging teneinde door de belegging een bedrag te bekomen met equivalent van de waarde van de woning. Waarbij anders dan bij een gewone belegging de waarde van de belegging verzekerd is door de vastgoedwaarde, met bijkomend voordeel de meerwaarde van het vastgoed en de kans vervroegd met de investering te kunnen stoppen indien de verkoper op lijfrente, de rentetrekker, voor de maximumduur komt te overlijden.
Woonrecht na het verstrijken va de maximumduur
Na verloop van de maximumduur wordt vaak de optie gegeven aan de lijfrentetrekker om toch in de woning te blijven onder een vooraf vastgestelde huurprijs.
Voordelen voor de lijfrentetrekker
• De verkoper op lijfrente kan een levenslang aanvullend pensioen bekomen (weze het beperkt tot de maximumduur) en onmiddellijk een kapitaaltje bekomen.
• De woonzekerheid kan behouden blijven gedurende het verdere leven van de rentetrekker en zijn partner.
• Betalingsgarantie: De stipte betaling van de lijfrente, kan verzekerd worden door vestiging van een hypotheek, dan wel door ontbinding van de verkoop met het terug bekomen van de volle eigendom met behoud van alle betaalde rentes.
• De lijfrentetrekker kan aldus "leven van zijn stenen" of zijn "woning "opeten" en krijgt aldus de voordelen van de zogenaamde opeethypotheek of omgekeerde hypotheek.
• De inkomsten van de rentetrekker zijn inflatievast door de indexering.
• De lijfrente brengt voor de lijfrentetrekker veel meer op dan middels de opbrengst van een gewone belegging en is principieel vrij van risico's..
• Deze aanvullende inkomst, de lijfrente is vrij van directe belastingen indien de koper geen vennootschap is of de betaling van de lijfrente niet als fiscale kost aftrekt
• De woning gewoon verkopen en het kapitaal van de koopprijs opeten waarbij nadien gehuurd wordt, is principieel financieel minder interessant
De waarde van de lijfrente is aldus afhankelijk van:
• De geschatte waarde van het onroerend goed op het moment van de lijfrente
• De statistisch vastgelegde vermoedelijk resterende levensduur op basis van de leeftijd en het geslacht van de rentetrekker.
• Het aantal hoofden rentetrekkers waarop de lijfrente wordt gevestigd (lees eigenlijk de vermoedelijk statistisch bepaalde resterende levensduur van de volgens statische tabellen langstlevende
• De bepaling die al dan niet voorziet in de indexatie van de lijfrente
• De bepaling die al dan niet voorziet in een maximum duurtijd en hoelang deze duurt.
• De modaliteit van de lijfrente, lees of het een verkoop betreft in volle eigendom of in naakte eigendom (dus of de rentetrekker al dan niet het recht van de vruchten, huurgelden en/of bewoning behoudt,
• De omvang van het betaalde voorschot dat onmiddellijk wordt betaald (boeket of bouquet)
• Het antwoord op de vraag of de rente verder dient betaald indien één van de rentrekkers overlijdt, dan wel dat de renteverplichting dan wegvalt of beperkt wordt tot een percentage
Men spreekt van vrije lijfrente wanneer de verkoop op lijfrente kan zowel de volle eigendom als de loutere naakte eigendom van het onroerend goed betreffen.
De verkoop op lijfrente in volle eigendom wordt daarom ook vrije lijfrente geheten.
De verkoop op lijfrente behoort vaker met (voor)behoud van vruchtgebruik zodat de verkoper op lijfrente (de lijfrentetrekker) de woning kan blijven wonen of verhuren tot zijn overlijden. In dit geval wordt de naakte eigendom op lijfrente verkocht.
De verkoop op lijfrente kan zelfs gebeuren met (voor)behoud van het recht op bewoning. Dit recht behelst het recht van de lijfrentetrekker om zelf in de woning te blijven wonen maar niet om het te verhuren (bijvoorbeeld indien hij of zij gaat verhuizen naar een serviceflat of home.
Hoe groter de rechten die aan de koper op lijfrente worden overgedragen hoe hoger de prijs die de lijfrentetrekker bekomt, weze het dat een minstens even belangrijke factor de leeftijd en veronderstelde levensduur van de rentetrekker is.
Lijfrente als vermogensplanning of als onterving.
De verkoop op lijfrente die rekening houdt met de waarde van de woning, de leeftijd en de veronderstelde statistisch bepaalde resterende levensduur kan niet aanzien worden als een schenking of legaat/testament. Erfgenamen kunnen hierdoor feitelijk benadeeld worden weze het in het rechtmatig voordeel van de rentetrekker. De rentetrekker kan aldus eigendomsrechten verschuiven zonder dat de vestiging van de lijfrente aanleiding kan geven tot inbreng of inkorting. In zekere zin kan lijfrente zelfde gevolgen hebben als het onterven. Weze het dat het voordeel ten goede komt aan de rentetrekker die aldus va zijn volledig vermogen kan genieten.
Lijfrente en verzekering:
Principieel dienen koper en verkoper zich verzekeren. De koper als eigenaar en de verkoper (indien hij de woning blijft bewonen als bewoner). Vaak wordt gemakkelijkheidshalve een gemeenschappelijke polis worden ondertekend.
Er zijn niet alleen voordelen voor de verkoper maar zeker ook voor de koper op lijfrente.
• door de maximumtermijn van de lijfrente kan de koper er zich van verzekeren dat hij nooit meer betaald dan de waarde van de woning.
• de koper en de koper alleen geniet van de meerwaarde van de woning waardoor hij ondanks een geïndexeerde rente, gevrijwaard kan blijven van inflatie
• de koper kan beleggen in vastgoed zonder beroep te moeten doen op externe financiering bij de bank
• de koper heeft de quasi zekerheid van een goede bewoner die zorg draagt van het pand en het goed onderhoudt zonder leegstand
• de koper heeft een kans op extra winst bij het overlijden van de rentetrekker voor de maximumduur of voor de statistisch bepaalde resterende levensduur
• vastgoedbelegging met klein startbedrag en verder gespreide betalingen en vaste opbrengst indien bij verkoop van naakte eigendom de verkoper de woning blijft bewonen en de huurwaarde verrekend wordt op het bedrag va de lijfrente.
• bij vroegtijdig overlijden van de koper op lijfrente (de renteplichtige) gaan zijn rechten verplichtingen over op diens erfgenamen, met zelfde betalingsgaranties en sancties.
Successierechten op lijfrente gevestigd op twee hoofden
Indien één van de rentetrekkers komt te overlijden en de lijfrente is gevestigd op twee hoofden, dan dient de overlevende rentetrekker successierechten dienen te betalen op de waarde van de lijfrente van de eerststervende (dit bedrag is in de regel vrij laag).
Lijfrente en registratie en notariskosten
Deze kosten zijn de zelfde als bij een gewone aankoop en worden berekend op de waarde van het onroerend goed. Indien de koper niet binnen de 3 jaar in de woning gaat wonen is er geen mogelijkheid tot verminderde registratiekosten,
De lijfrente is vrij van belastingen:
De rentetrekker dient geen directe belastingen te betalen op de ontvangen lijfrente, mits de koper op lijfrente (de lijfrenteplichtige geen vennootschap is. Wel dient op de waarde van de woning (W) onder aftrek van het bouquet (B) roerende voorheffing betaald, weze het wel op een fictieve rente. Gesteld dat de fictieve rente 3 % bedraagt (huidig tarief) en de roerende voorheffing 25%, dan is bedraagt de jaarlijkse belastingen (W-B) x 25% x 3% x 25%. Vb. Waarde 500.000 € en bouquet 50.000 € geeft dan een jaarlijkse belasting van (500.000-50.000) x 3% x 25 % , is een jaarlijkse kost aan roerende voorheffing van 3.375 €. Vaak wordt bij de berekening van de rente rekening gehouden met deze roerende voorheffing en wordt de rente verhoogd met 1/12 van deze roerende voorheffing op jaarbasis.
Lijfrente en onroerende voorheffing (grondlasten)
Behoudens andere overeenkomst tussen partijen dient de vruchtgebruker de onroerende voorheffing te betalen. Bij vestiging van vruchtgebruik mits afstand van naakte eigendom en behoud van vruchtgebruik, betekent dit dat dan de rentetrekker de grondlasten dient te betalen. Indien echter van de rente de huurwaarde (fictief) wordt afgetrokken, is het gebruikelijk de grondlasten ten laste van de koper (lijfrenteplichtige) te leggen, net zoals bij gewone verhuring het geval is.
Verkoop op lijfrente en hypotheek
De koper op lijfrente kan door de bankpraktijk geen hypotheek vestigen op de naakte eigendom. Financiële instellingen vestigen in de praktijk geen naakte eigendom ter vestiging van de hypotheek en in de regel ligt op de woning reeds een hypotheek ter bescherming van de verkoper op lijfrente.
Aftrekbaarheid van de lijfrente
De lijfrenteplichtige (koper) kan de betaling van de lijfrente niet fiscaal in mindering brengen, tenzij de koper een vennootschap is, hetgeen dan weer nadelig is voor de verkoper (rentetrekker) die dan op de lijfrente directe belastingen dient te betalen als inkomst, hetgeen kan opgevangen worden door de lijfrente in zelfde verhouding te verhogen.
De (ideale) leeftijd van de lijfrentetrekker (wanneer wordt het interessant om lijfrente te vestigen).
Gelet op de maximumduur en de vermoedelijke statische resterende levensduur, wordt de vestiging van een lijfrente voor de lijfrentetrekker aangeraden niet veel eerder dan op 70 jarige leeftijd. Vroegere vestiging van de lijfrente geeft een te laag rendement of een te korte dan wel riskante duur. Wie bijvoorbeeld een lijfrente laat vestigen op 50 jarige leeftijd met een maximumduur van 15 jaar, heeft op zijn 65° geen voordeel meer uit de lijfrente.
Rechtspraak:
Hoewel de verkoop op lijfrente een kanscontract is en in de regel niet aanmerking komt voor vernietiging wegens benadeling, kan hierop een uitzondering bestaan wanneer vaststaat dat de verkoper in elke hypothese voor meer dan 7/12 benadeeld zou zijn. De verkoper draagt hiervan de bewijslast. (Hof van Beroep te Antwerpen 18/11/2003, R.W. 2006-2007, 965).
Uittreksel uit het burgerlijk wetboek:
HOOFDSTUK I. - SPEL EN WEDDENSCHAP.
Art. 1965. De wet staat geen rechtsvordering toe voor een speelschuld of voor de betaling van een weddenschap.
Art. 1966.De spelen die geschikt zijn tot oefening in de wapenhandel, de wedlopen te voet of te paard, de wedrennen met wagens, het kaatsspel, en andere soortgelijke spelen waarmee behendigheid en geoefendheid van het lichaam zijn gemoeid, [1 alsook de kansspelen die zijn toegestaan ingevolge de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers,]1 zijn van de vorige bepaling uitgezonderd.
Evenwel kan de rechter de eis afwijzen, wanneer het bedrag hem buitensporig voorkomt.
----------
(1)<W 2010-01-10/12, art. 46, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
Art. 1967. In geen geval kan de verliezer terugeisen wat hij vrijwillig betaald heeft, tenzij er van de kant van de winner bedrog, list of oplichting heeft plaatsgehad.
HOOFDSTUK II. - CONTRACT VAN LIJFRENTE.
AFDELING I. - VOORWAARDEN DIE VOOR DE GELDIGHEID VAN HET CONTRACT VEREIST ZIJN.
Art. 1968. Lijfrente kan gevestigd worden onder bezwarende titel, tegen betaling van een som geld of tegen afstand van een geldswaardig roerend goed, of van een onroerend goed.
Art. 1969. Zij kan ook geheel om niet gevestigd worden, bij schenking onder de levenden of bij testament. Alsdan moeten de bij de wet voorgeschreven vormen worden in acht genomen.
Art. 1970. In het geval van het vorige artikel kan de lijfrente ingekort worden, indien zij het beschikbaar gedeelte overschrijdt; zij is nietig, indien zij gevestigd wordt ten behoeve van een persoon die onbekwaam is om bij schenking of bij testament te verkrijgen.
Art. 1971. Lijfrente kan gevestigd worden hetzij op het leven van hem die de prijs daarvoor verstrekt, hetzij op het leven van een derde die op het genot van de lijfrente geen recht heeft.
Art. 1972. Zij kan op het leven van een of meer personen gevestigd worden.
Art. 1973. Zij kan gevestigd worden ten behoeve van een derde, hoewel de prijs ervan door een ander persoon verstrekt wordt.
In dit laatste geval is de lijfrente, al heeft zij de kenmerken van een gift, niet onderworpen aan de voor de schenkingen vereiste vorm, behoudens de gevallen van inkorting en van nietigheid, in artikel 1970 bepaald.
Art. 1974. Ieder contract van lijfrente, gevestigd op het leven van iemand die overleden was op de dag waarop het contract is aangegaan, is zonder gevolg.
Art. 1975. Hetzelfde geld voor het contract, waarbij de rente gevestigd is op het leven van iemand die reeds was aangetast door de ziekte waaraan hij binnen twintig dagen na de dagtekening van het contract is overleden.
Art. 1976. Lijfrente kan worden gevestigd tegen een rentevoet die de contracterende partijen goedvinden te bepalen.
AFDELING II. - GEVOLGEN VAN HET CONTRACT TUSSEN DE CONTRACTERENDE PARTIJEN.
Art. 1977. De persoon te wiens behoeve een lijfrente onder bezwarende titel gevestigd is, kan de ontbinding van het contract vorderen, indien de renteplichtige hem de zekerheid die voor de uitvoering ervan bedongen is, niet bezorgt.
Art. 1978. De enkele wanbetaling van de rentetermijnen geeft de persoon te wiens behoeve de lijfrente gevestigd is, niet het recht om de terugbetaling van het kapitaal of de teruggave van het door hem afgestane goed te vorderen; hij kan slechts op de goederen van zijn schuldenaar beslag leggen en die doen verkopen, en doen bevelen of doen toestaan dat uit de opbrengst van de verkoop een voldoende bedrag voor de uitkering van de termijnen wordt belegd.
Art. 1979. De renteplichtige kan zich van de uitkering van de rente niet bevrijden, door de teruggave van het kapitaal aan te bieden, en door af te zien van de terugvordering van de betaalde rentetermijnen; hij is verplicht de rente uit te keren gedurende het gehele leven van de persoon of van de personen op wier leven de rente gevestigd is, hoe lang deze ook in leven blijven, en hoe bezwarend de uitkering van de rente ook mocht zijn geworden.
Art. 1980. De eigenaar van een lijfrente verkrijgt deze slechts naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij geleefd heeft.
Indien echter bedongen is, dat zij vooruit betaald moet worden, is het recht op de verschenen termijn verkregen van de dag waarop de betaling moest geschieden.
Art. 1981. Het beding, dat de lijfrente niet vatbaar is voor beslag, is slechts toegelaten wanneer zij om niet is gevestigd.
Art. 1982. (Opgeheven) <W 15-12-1949, art. 29>
Art. 1983. De eigenaar van een lijfrente kan de termijnen ervan niet vorderen dan door te doen blijken van zijn bestaan, of van het bestaan van hem op wiens leven zij gevestigd is.