Het kortgeding is een versnelde procedure aanwendbaar om ten strikt voorlopige titel maatregel te vorderen in spoedeisende gevallen, zonder dat de gevorderde maatregel onomkeerbare gevolgen zou hebben, die geen nadeel toebrengt aan de zaak zelf en die de rechter die gebeurlijk later over de grond van de zaak zal moeten oordelen niet bindt.
In een procedure voor de rechtbank wil de eiser meestal zijn zaak bespoedigen terwijl de verweerder niet zelden de zaak tracht te vertragen. Hierna heeft ook de rechter de tijd nodig om te zoeken naar een zo correct mogelijke oplossing. Deze tweestrijd inzake de snelheid van het recht wordt geregeld door “het gerechtelijk recht” (de regels die de procedure bepalen) waarin een evenwicht wordt nagestreefd tussen de tijd die de rechtbank nodig heeft, het ongeduld van de eisende partij en de rechten van verdediging van de verweerder.
De snelheid van het recht is dus afhankelijk van het kalender en de werkdruk van de rechtbank, de initiatieven van de partijen, hun advocaten en de "procedurewetten".
Omdat er bepaalde problemen zijn die vlugger dan de normale of vertraagde "rechtsgang" dienen opgelost heeft de wet in bepaalde gevallen voorzien in versnelde procedures. Deze procedures volgen in grote lijnen de principes van het kortgeding, zonder evenwel eigenlijke kortgedingprocedures te zijn. Zij worden gevoerd "zoals in kortgeding" en betreffen ondermeer:
- geschillen inzake lijkbezorging
- een aantal geschillen ruimtelijke ordening en leefmilieu
- geschillen m.b.t. de zogeheten "zwarte lijsten"
- geschillen inzake auteursrechten
- geschillen met de ambtenaar van burgerlijke stand die een huwelijk zou weigeren
- stakingsvorderingen conform het wetboek van economisch recht
In andere zeer dringende zaken kan de voorzitter van rechtbank van eerste aanleg op een versnelde vereenvoudigde wijze met kortere termijnen een voorlopige uitspraak (beschikking) doen. Deze voorzitter zal dan op zeer snelle wijze uitspraak moeten doen zonder dat misschien alle argumenten zeer grondig kunnen onderzocht worden. Wanneer de rechtbank hierna ten gronde (dus in de gewone procedure) opnieuw kennis neemt van de zaak kan zij daarom zonder problemen een andere beslissing nemen. De beschikking kortgeding is "uitvoerbaar bij voorraad". Dit betekent dat tegen een beschikking in kortgeding beroep kan worden aangetekend, maar dat ondertussen de beschikking in kortgeding wel kan worden uitgevoerd.
Daarom wordt in het rechtsgeleerd ingewikkeld Nederlands gezegd dat de beslissing in kortgeding geen nadeel mag doen aan de zaak zelf. Dit wil ondermeer zeggen dat het gevraagde van voorlopige aard moet zijn.
In de huidige stand van het recht betekent dit niet dat de rechter die uitspraak doet in kort geding in geen geval de grond van de zaak mag behandelen. Hij mag zijn beslissing baseren op de « ogenschijnlijke » rechten van een partij wanneer deze niet ernstig betwist zijn (Cass., 16 november 1995, Pas., 1995, I, p. 1018 ; R.W., 1995-1996, p. 1318).
Maar de kortgedingrechter kan onder geen beding maatregelen bevelen die op definitieve en onherroepelijke wijze de rechten van de partijen regelen (Cass., 9 september 1982, Arr.Cass., 1982-83, p. 51 ; R.W., 1983-1984, p. 1338).
De beschikking van de kortgedingrechter heeft aldus
geen gezag van rechterlijk gewijsde tegenover de rechter ten gronde, die volstrekt vrij blijft anders te oordelen. De voorzitter kan evenwel alle voorlopige maatregelen bevelen die hij na onderzoek van de rechten van de partijen nuttig acht. Hij kan zelfs de bevolen maatregelen wijzigen in geval van veranderde omstandigheden.
Een andersluidende beslissing van de bodemrechter ontneemt iedere verdere rechtskracht aan de beslissing van de kortgedingrechter.