De uitspraak bij voorraad betekent historisch “bij wijze van voorschot”. Het “voorlopig” karakter van de uitspraak in kort geding duidt aan dat deze gevolgd kan worden door een andere uitspraak die een “ definitieve” beslechting van het bodemgeschil inhoudt. De rechter in kort geding moet er bij het opleggen van een maatregel dus rekening mee houden dat de bodemrechter later anders kan oordelen over de rechten van de partijen. Daarom wordt vereist dat de maatregel opgelegd in kort geding slechts “voorlopig” is, in die zin dat hij een later bodemgeding niet zinloos maakt. In beginsel mag de voorzitter geen onomkeerbare maatregelen opleggen die hij moet vermijden een voldongen feit te creëren
M.b.t. de aard van de maatregelen in kort geding wordt veelal de vraag gesteld of deze maatregelen tijdelijk onherroepelijke gevolgen mogen hebben. Het Hof van Cassatie lijkt inderdaad te aanvaarden dat de uitspraak in kort geding inderdaad onomkeerbaar nadeel mag toebrengen aan een partij (zie S. Beernaert (supra) en de daarin aangehaalde rechtspraak).
Dat de uitspraak in kort geding “geen nadeel toebrengt aan de zaak zelf” (art. 1039,1 Ger.W.) houdt geen beperking in van de rechtsmacht van de kort geding rechter, maar houdt enkel in dat de bodemrechter niet gebonden is door een voorafgaande uitspraak in kort geding.
De uitspraak bij voorraad (art. 584 Ger.W.) van de beschikkingen in kort geding, die geen nadeel toebrengen aan de zaak zelf (art. 1039 Ger.W.), wijst dus niet op een beperking van de rechtsprekende bevoegdheid van de rechter in kort geding.
Hiermede heeft de wetgever enkel te kennen dat de rechter ten gronde in geen enkele opzicht gehouden is door wat de rechter in kort geding beslist heeft.
Het voorschrift van art. 1039 Ger.W. dat de beschikkingen in kort geding geen nadeel mogen toebrengen aan de zaak zelf, verbiedt vooreerst niet maatregelen tot bewaring van recht te bevelen, indien het bestaan van een recht voldoende waarschijnlijk is om het nemen van een beslissing te verantwoorden.Het komt de kort geding rechter echter niet toe een declaratief vonnis uit te spreken. Hij mag geen uitspraak doen over het bestaan van een betwist recht.
De kort geding rechter is verder tevens bevoegd om maatregelen te nemen die strekken tot uitvoering in natura van overeenkomsten, op een ogenblik waarop dit nog nuttig is en vooraleer moeilijk te herstellen schade ontstaat. Op grond van de interpretatie die thans aan de artikelen 584 en 1039 Ger.W. wordt gegeven, wordt immers aanvaard dat de voorzitter in kort geding bevoegd is om de rechten van de partijen te onderzoeken, kennis te nemen van het bodemgeschil en dienaangaande voorlopige ordeningsmaatregelen te nemen, maar dat hij de rechtspositie van de partijen niet op een definitieve wijze mag wijzigen.