Artikel 10 van de wet op het consumentenkrediet verplicht de kredietgever om actief vragen te stellen naar de inkomsten van de consument. De kredietgever draagt de bewijslast van deze verplichting.
Wanneer de kredietgever bij de toekenning van het krediet het kindergeld voegt bij de inkomsten, om op basis hiervan de draagkracht van de consument (om het krediet terug te betalen) in rekening brengt, gaat hij uit van een foutieve veronderstelling van het draagvermogen van de consument.
Immers, de kinderbijslag is geen inkomen an sich, maar een bijdrage van de gemeenschap in de kosten van het kind, waarbij deze bijdrage onvoldoende is om voor de lasten van het kind in te staan. Wanneer een kredietgever met andere woorden vaststelt dat er kinderbijslag wordt betaald, dient de kredietgever evenzeer rekening te houden met een kinderlast die de kinderbijslag overstijgt.
De verplichting van art. 10 WCK dient samen gelezen met deze van art. 11 en 15 WCK
Concordantie met de huidige bepalingen in het Wetboek van economisch recht:
Art. 10, lid 1 -> Art.VII.69, § 1, lid 1.
Art. 10, lid 2 -> Art. VII.69, § 1, lid 2
Art. 11, § 1, leden 1 en 2 -> Art. VII.70, § 1, leden 1 en 2
Art. 11, § 1, lid 3 Art. -> VII.70, § 1, lid 3
Art. 11, § 2 -> Art. VII.71, § 2
Art. 11, § 3 -> Art.VII.71, § 3
Art. 11, § 4, lid1 -> Art. VII.74, lid 1
Art. 11, § 4, lid 2 -> Art. VII.74, lid 2
Art. 11, § 5 -> Art. VII.70, § 5
Art. 11bis, §1, 1°-> Art. VII.71, § 1, 1°
Art. 11bis, §1, 2° -> Art. VII.71, § 1, 2°
Art. 11bis, §1, 4° -> Art. VII.71, § 1, 3°
Art. 11bis, §1, 5° -> Art. VII.71, § 1, 4°
Art. 11bis, § 2 à 5 -> Art. VII.71, § 2 à 5
Art. 11ter -> Art. VII.72
Art. 15, lid 2 -> Art. VII. 77, § 2, lid 1
Art. 15, lid 3 -> Art. VII. 77, § 1, lid 3
Art. 15, lid 4 -> Art. VII. 79, § 1, lid4