Samenvatting
Bij niet-aangifte of in geval van onvolledige of onjuiste aangifte, worden de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen vermeerderd met een belastingverhoging die wordt bepaald naar gelang van de aard en de ernst van de overtreding, volgens een schaal waarvan de trappen door de Koning worden vastgesteld en gaande van 10 pct. tot 200 pct. van de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen.
Bij ontstentenis van kwade trouw kan worden afgezien van het minimum van 10 pct. belastingverhoging.
Het totaal van de op het niet aangegeven inkomstengedeelte verschuldigde belastingen en de belastingverhogingen mag niet hoger zijn dan het bedrag van de niet aangegeven inkomsten.
De verhoging wordt slechts toegepast wanneer de niet aangegeven inkomsten 620 EUR bereiken
Onverminderd de administratieve sancties, wordt hij, die met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de bepalingen van dit Wetboek of van de ter uitvoering ervan genomen besluiten overtreedt, gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot twee jaar en met geldboete van 250 EUR tot 125.000 EUR of met één van die straffen alleen (art. 449 SWB).
De belastingverhoging kan worden kwijtgescholden of worden verminderd als de belastingplichtige bewijst niet in fout te zijn Het gebrek aan fout in hoofde van de belastingplichtige is immers een voorwaarde om de belastingverhoging of administratieve boete te kunnen kwijtschelden.
Er is sprake van afwezigheid van fout indien partijen bewijzen dat zij alles hebben gedaan wat in hun macht lag om de bepalingen van het wetboek na te leven of wanneer zij bewijzen dat een verzuim in de aangifte te wijten is aan overmacht of aan een onoverkomelijke dwaling (Antwerpen 16 januari 2007; Antwerpen 18 december 2007; H. DE SAEGER en B. STROBBE, “Boeten”, Comm.Erf. 2003, afl. 25, 349-350; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2018-2019, Mechelen, Kluwer, 2018, 1744; J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2018-2019, Mechelen,
Kluwer, 2018, 2082.81) .
Het bewijs van goede trouw volstaat evenwel niet om het gebrek aan fout in hoofde van de belastingplichtige aan te tonen J. DECUYPER en J. RUYSSEVELDT, Successierechten 2018-2019, Mechelen, Kluwer, 2018, 2082; P. TRUYEN, “Betwisting van nalatigheidsinteresten en boetes”, Successierechten 2012, afl. 3, 4.82 . De bewijslast van het niet in fout zijn, ligt bij de belastingplichtigen, die er zich op beroepen (Antwerpen 16 januari 2007, Fisc.Koer. 2007, afl. 12, 541-544.).
Wanneer de foute aangifte (of niet aangifte) kan worden toegeschreven aan overmacht, kan de belastingsplichtige op basis hiervan de kwijtschelding vragen en desnoods voor de rechtbank van eerste aanleg vorderen. In het fiscaal recht geldt geen bijzondere bepaling van het begrip "overmacht". Overmacht in fiscaal recht, dient derhalve begrepen in de zin van overmacht op burgerlijk gebied. Toch kan in het fiscaal recht een opening worden vastgesteld naar een soepele invulling van het begrip overmacht (tendens die overigens ook in het burgerlijk recht vaststelbaar is en die uiteindelijk zal leiden tot de concretisering van "hardship" (imprevisie) in toekomstig recht. Voor de soepele invulling van de "fiscale" overmacht zie T. DE CLERCK en K. KEMPE, “Het begrip overmacht na het cassatiearrest van 26 september 2008: een overzicht”, Registratierechten 2014, afl. 3, 6; 90. Cass. 7 april 2016, F.14.0074.N; Arbitragehof 10 mei 2006, nr. 75/2006; B. ENGELEN, “Overmacht soepeler ingevuld door Nederlandstalige dan door Franstalige kamer Hof van Cassatie”, Fisc.Act. 2018, afl. 13, 5-8).
Een dergelijke overmacht zou voorhanden zijn indien er na de aangifte van een nalatenschap plots nog bantegoeden in het buitenland opduiken. In dit geval dient de erfgenaam onmiddellijk een bijvoeglijke aangifte te doen. Strikt genomen is er oorspronkelijke aangifte alsdan geen melding gemaakt van een deel van het actief en zouden er dus belastingsverhogingen kunnen aangerekend. De erfgenamen kunnen hierbij dan wel overmacht inroepen ter kwijtschelding van de verhoging.
In de traditionele klassieke leer van het begrip overmacht, is deze slechts te weerhouden wanneer zelfs de extreemste inspanning, zelfs indien die bijna onmenselijke inspanningen zou vergen en desnoods de betrokkene zou (bijna) ruineren de omstandigheden (gevolgen/feiten) niet had kunnen tegengaan.
Strikt genomen kan gesteld dat indien de erfgenamen alle banken in binnenland en buitenland hadden aangeschreven, zij deze tegoeden hadden moeten opmerken en hadden zij dit dus (weze het na een titanenwerk) de aangifte correct kunnen opstellen. Welnu een dergelijke al te strikte benadering van het begrip overmacht mag niet gehanteerd worden, waarbij aldus voormelde soepele toepassing van het begrip overmacht mag worden gebruikt (zie onder meer, de aangehaalde rechtspraak en rechtsleer dienaangaande zoals op deze pagina vermeld.