Landigzekering is het geheel van de wettelijke regelingen opgelegd aan voertuigen mbt de lading ervan en wordt geregeld door het KB van 7 april 2007, in werking getreden op 10/09/2009.
Artikel 1. De tekst opgenomen onder artikel 2, 23° en 26°, van het koninklijk besluit van 30 september 2005 tot aanwijzing van de overtredingen per graad van de algemene reglementen genomen ter uitvoering van de wet betreffende de politie over het wegverkeer wordt vervangen als volgt :
"23° De lading van een voertuig moet zodanig geschikt zijn dat 45.1ze bij normale wegomstandigheden :
1° de zichtbaarheid van de bestuurder niet kan hinderen;
2° geen gevaar voor de bestuurder, de vervoerde personen en de andere weggebruikers kan vormen;
3° geen schade kan veroorzaken aan de openbare weg, zijn aanhorigheden, aan de erin liggende kunstwerken of aan de openbare of prive-eigendommen;
4° niet op de openbare weg kan slepen of vallen;
5° de stabiliteit van het voertuig niet in het gedrang kan brengen;
6° de lichten, de reflectoren en het inschrijvingsnummer niet onzichtbaar kan maken.
26° Al wat dient om de lading vast te maken of te 45.4 beschutten moet in goede staat zijn en correct worden gebruikt.
Elk onderdeel dat de lading omsluit, zoals een ketting, een dekzeil, een net, enz. moet de lading nauw omsluiten.".
Art. 2. De lijst opgenomen onder artikel 3 van het hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, wordt aangevuld als volgt :
" 47° Het ladingzekeringssysteem moet de krachten kunnen 45bis.4 weerstaan die worden uitgeoefend wanneer het voertuig van groep C de volgende versnellingen ondergaat :
1° vertraging van 0,8 g in voorwaartse richting;
2° vertraging van 0,5 g in achterwaartse richting;
3° versnelling van 0,5 g in zijdelingse richting, aan beide zijden.
Wanneer een samenstellend onderdeel van een ladingzekeringssysteem onderworpen wordt aan een kracht zoals beschreven in het eerste lid, mag de erop
uitgeoefende drukkracht de maximale nominale last van dit onderdeel niet overschrijden.
De samenstellende onderdelen van een ladingzekeringssysteem van een voertuig van groep C :
1° moeten correct functioneren;
2° moeten geschikt zijn voor het gebruik dat ervan wordt gemaakt;
3° mogen geen knopen, beschadigde of verzwakte elementen vertonen die hun werking met het oog op het zekeren van de lading kunnen aantasten;
4° mogen geen scheuren, sneden of uitrafelingen vertonen;
5° moeten conform de hiervoor geldende Europese en/of internationale productnormen zijn.
Het ladingzekeringssysteem dat wordt gebruikt om een lading in of op een voertuig van groep C te omsluiten, vast te zetten of tegen te houden, moet geschikt zijn
voor de afmetingen, de vorm, de stevigheid en de kenmerken van de lading.
Het ladingzekeringssysteem kan opgebouwd zijn uit enkelvoudige of gecombineerde toepassing van ladingzekeringssystemen.
48° De stouwvoorziening of de geïntegreerde 45bis.5 vergrendelvoorziening die wordt gebruikt om een lading aan een voertuig van groep C vast te maken, moet zelf zodanig worden gezekerd dat ze niet kan ontgrendeld raken of loskomen.
De stouwvoorziening of de geïntegreerde vergrendelvoorziening die wordt gebruikt om een lading in of op een voertuig van groep C vast te zetten, moet :
1° ontworpen en vervaardigd zijn voor de doeleinden waarvoor ze wordt gebruikt; en
2° gebruikt en onderhouden worden in overeenstemming met de specificaties van de fabrikant en de geldende Europese en/of internationale normen.".