De figuur van de lasthebber ad hoc werd in het strafrecht ingevoerd bij art. 12 van de wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen (BS 12 juni 1999, in werking getreden op 2 juli 1999). De wettelijke regeling is ingevoegd in art. 2bis van de Voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering. Luidens dit artikel is de lasthebber ad hoc in het strafrecht een persoon die, ingeval de strafvordering tegen een rechtspersoon en tegen degene die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen wordt ingesteld, door de rechtbank wordt aangewezen om kennis te nemen van de strafvordering tegen de rechtspersoon. De ratio legis is duidelijk. Indien zowel de rechtspersoon als de natuurlijke persoon die bevoegd is om de rechtspersoon te vertegenwoordigen, worden verdacht van een strafbaar feit, dan ontstaat er mogelijk een belangenconflict. Zodra de verdedigingsstrategie van de rechtspersoon die van de natuurlijke persoon dreigt te doorkruisen, kan er worden gesproken van een belangenconflict (zie ook: J. Van Den Berghe, “Praktijkproblemen en een proeve van oplossing bij de toepassing van de wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen” in Straf recht? – Strafrecht, Vlaamse Conferentie van de Balie te Gent, Antwerpen, Maklu, 2001, 145).
Art. 2bis Voorafgaande Titel Sv. bepaalt dat de aanstelling moet gebeuren door “de rechtbank die bevoegd is om kennis te nemen van de strafvordering tegen de rechtspersoon”. Indien de strafvordering wordt ingesteld via een dagvaarding voor de politierechtbank of de correctionele rechtbank, zijn deze rechtbanken bevoegd om een lasthebber ad hoc aan te stellen. In de praktijk gebeurt deze aanstelling doorgaans via een tussenvonnis.
De wet legt geen beperkingen op inzake de persoon van de lasthebber ad hoc. De rechtbank kan dus zowel personen aanstellen die op enige wijze verbonden zijn met de rechtspersoon (bv. werknemers of managers), als externen (bv. advocaten). Het voordeel van de eerste categorie personen is dat zij beter op de hoogte zijn van de werking van de rechtspersoon en van de bestaande bewijsstukken binnen de werking van de rechtspersoon. Het voordeel van de aanstelling van een advocaat is ongetwijfeld de grotere waarborg voor onafhankelijkheid en de mogelijk betere juridische kennis van de strafprocedure. Tevens moet de strafrechter die overweegt om een persoon uit de onderneming zelf aan te stellen, er bij zijn keuze op toezien dat deze persoon geen enkel risico loopt om in een later stadium van de procedure zelf in belangenconflicten verwikkeld te raken. In de praktijk stelt men vast dat meestal geopteerd wordt voor de aanstelling van een advocaat (S. De Meulenaer en P. Waeterinckx, “De lasthebber ad hoc in het strafprocesrecht: lastiger dan gedacht”, RW 2003-04, 404-405).
De taak van de lasthebber ad hoc bestaat erin de strafrechtelijke verdediging van de rechtspersoon in het proces te leiden, onafhankelijk van de verdediging van de medevervolgde persoon die normalerwijze bevoegd is de rechtspersoon te vertegenwoordigen. Dit houdt alleszins ook de bevoegdheid in om te beslissen over de aanwending van rechtsmiddelen. Deze bevoegdheid van de lasthebber ad hoc om te beslissen over de aanwending van rechtsmiddelen op strafgebied is exclusief (P. Helsen, “Lasthebber ad hoc” in Comm.Straf., nrs. 17-18).