Onrechtmatig aanwenden van het vennootschapsvermogen of misbruik van vennootschapsgoederen.
Art. 492bis. Met gevangenisstraf van een maand tot vijf jaar en met geldboete van honderd frank tot vijfhonderdduizend frank worden gestraft
de bestuurders, in feite of in rechte, van burgerlijke en handelsvennootschappen,
alsook van verenigingen zonder winstoogmerk,
die met bedrieglijk opzet en voor persoonlijke rechtstreekse of indirecte doeleinden gebruik hebben gemaakt van de goederen of van het krediet van de rechtspersoon,
hoewel zij wisten dat zulks op betekenisvolle wijze in het nadeel was van de vermogensbelangen van de rechtspersoon en van die van zijn schuldeisers of vennoten.
De schuldigen kunnen daarenboven veroordeeld worden tot ontzetting van hun rechten overeenkomstig artikel 33.
Dit misdrijf kan ook bestaan uit een onthouding waardoor indirect gelden van de vennootschap verstoken blijven.
Het gebruik van de goederen of het krediet van een rechtspersoon in de omstandigheden en door de personen in artikel 492bis Strafwetboek vermeld, kan niet enkel bestaan uit een positieve daad, maar ook uit een onthouding, wanneer die onthouding de uiting is van de doelgerichte wil om een bepaald resultaat te bereiken; er kan sprake zijn van een dergelijke onthouding wanneer de bestuurder van een handelsvennootschap een bedrag niet opeist waarop die vennootschap recht heeft, teneinde zichzelf een voordeel te verschaffen.
Inzake het misdrijf ‘misbruik van vennootschapsgoederen' is een bijzondere bewijsvoering mogelijk, met name het bewijs door ontbreken van verantwoording.