Moet de schriftelijke getuigenverklaring handgeschreven zijn?
Artikel 961/2 stelt als vormvereiste voor de schriftelijke getuigenverklaring niet letterlijk dat deze met de hand geschreven moet zijn.
uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
Afdeling Vbis - [1 Overlegging van schriftelijke verklaringen]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-07-16/04, art. 4, 117; Inwerkingtreding : 13-08-2012>
Art. 961/1. [1 Zo het getuigenbewijs toelaatbaar is, mag de rechter van derden verklaringen in schriftelijke vorm aannemen die hem inzicht kunnen verschaffen in de betwiste feiten waarvan zij persoonlijk weet hebben.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-07-16/04, art. 5, 117; Inwerkingtreding : 13-08-2012>
Art. 961/2.[1 De schriftelijke verklaringen worden door de partijen of op verzoek van de rechter overgelegd. De rechter bezorgt aan de partijen deze verklaringen die hem rechtstreeks worden toegezonden.
De schriftelijke verklaringen moeten worden opgesteld door personen die aan de vereiste voorwaarden voldoen om als getuige te worden gehoord.
De schriftelijke verklaring bevat het relaas van de feiten waarbij de opsteller ervan aanwezig was of die hij zelf heeft vastgesteld.
De schriftelijke verklaring vermeldt de naam, de voornamen, de geboortedatum en -plaats [2 en de woonplaats]2 van de opsteller ervan alsook, zo nodig, diens graad van bloed- of aanverwantschap met de partijen, of er sprake is van ondergeschiktheid tegenover de partijen, of ze samenwerken dan wel of ze gemeenschappelijke belangen hebben.
De schriftelijke verklaring vermeldt voorts dat ze is opgesteld voor overlegging aan de rechtbank en dat de opsteller ervan weet heeft van het feit dat hij zich door een valse verklaring aan straffen blootstelt.
De schriftelijke verklaring wordt geschreven, gedagtekend en door de opsteller ervan ondertekend. Hij moet daaraan als bijlage het origineel of een fotokopie toevoegen van elk officieel document dat zijn identiteit aantoont en waarop zijn handtekening voorkomt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-07-16/04, art. 6, 117; Inwerkingtreding : 13-08-2012>
(2)<W 2018-12-21/09, art. 132, 174; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 961/3. [1 De rechter kan van de opsteller van de schriftelijke verklaring te allen tijde een verhoor afnemen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-07-16/04, art. 7, 117; Inwerkingtreding : 13-08-2012>
De wettelijke bepaling heeft het enkel over een schriftelijke ondertekende verklaring en niet onver een handgeschreven verklaring en ook de voorbereidende werkzaamheden maken hier geen melding over.
Toch is er rechtspraak die stelt dat de schriftelijke getuigenverklaring eigenhandig door de getuigen dient geschreven te zijn:
Arbeidsrechtbank Gent (afd. Kortrijk) 15 februari 2017, NjW 2019/401,346, met noot Wannes Vandenbussche, De handgeschreven schriftelijke geuigenverklaring
Deze rechtbank stelt dat schriftelijke getuigenverklaringen niet voldoen aan de voorschriften van artikel 961/2 Ger.W.wanneer de tekst niet door de getuigen (zelf) werd geschreven, maar integendeel, gedeeltelijk vooraf elektronisch werd aangemaakt en deze verklaringen zouden alsdan volgens de arbeidsrechtbank te Gent in toepassing van artikel 961/1 niet mogen worden aangenomen.
zie ook Luik 21/01/2016 P&B 2016, 121, Arbh. Brussel 17 juni 2016, JTT 2016, 336, Arbrb Brussel 14 november 2014, Soc. Kron. 2015, 288.
De parlementaire voorbereidende werken wilden dure en nuttloze procedures vermijden en wilden de rechter een zekere vrijheid laten in de bewijswaarde die hij zou hechten aan (on)regelmatige (schriftelijke) getuigenverklaringen. Blijven we nooit vergeten dat zowel rechter als wetgever eerder achterdochtig zijn gebleven ten aanzien van getuigenverklaringen, waardoor gerust mag gesteld worden dat de ene getuigenverklaring de andere niet is en de rechter in concreto de geloofwaardigheid ervan toetst. Dit kan resulteren in een trapsgewijze geloofwaardigheid waarbij ook het formalisme meespeelt waardoor kan gesteld dat een schriftelijke getuigenverklaring die aan het wettelijke formalisme voldoet en die dan nog eens handgeschreven een hogere bewijswaarde heeft dan één die er niet aan voldoet. Het Hof van Cassatie besliste in haar arrest van 28 juni 2018 dat de rechter beslist over de bewijswaarde die hij aan de schriftelijke getuigenverklaring toekent (zelfs indien deze niet conform is met art.961/1 Ger. W.). Voor een toepassing zie Arbh. Brussel, 17 juni 2016, JTT 336.
Een schriftelijk getuigenbewijs, zelfs dit bewijs dat volledig aan de vormvoorwaarden betreft, is nooit een absoluut bewijs. De rechter kan en mag oordelen geen geloof te hechten aan een schriftelijk getuigenbewijs.
Een schriftelijk getuigenbewijs dient zonder twijfel worden opgesteld door de getuige zelf. Er kan misschien discussie bestaan of de getuige het met de hand moet schrijven, maar een voorgetypt (voorafgedrukt) exemplaar ondertekenen maakt het getuigenbewijs al helemaal ongeldig. Een partij (of diens advocaat) kan bv.niet een getuigeverklaring voorkauwen en in een ontwerp ter ondertekening aan de getuige geven. Een dergelijke getuigenverklaring voldoet niet aan de voorwaarden van art. 961/2 van het gerechtelijk wetboek. Dit zou bv. blijken uit een getuigenverklaring waarbij de handtekening van de getuige is voorafgegaan door de melding "gelezen en goedgekeurd". Voor een toepassing zie Luik 21/01/2016, P&B, 2016, 121.