Niet alleen dient de rechter in zijn vonnis, maar ook de partijen bij een overeenkomst dienen de beslissing tot het vaststellen van een onderhoudsbijdrage te motiveren. Hierbij dient rekening gehouden met de bepalingen van artikel 1321 §1 Gerechtelijk wetboek. De oorspronkelijke motiveringsplicht van de rechter is sinds de wet van 21 december 2018 uitgebreid tot de overeenkomsten met betrekking tot het onderhoudsgeld van kinderen, weze het zonder een sanctie (van bv. nietigheid) op het gebrek aan motivering te voorzien.
Het belang van de motivering bij vaststelling van het onderhoudsgeld moet het de partijen en vooral de rechters gemakkelijker maken om later met kennis van zaken te kunnen beslissen over gewijzigde omstandigheden. Bovendien laat het de partijen toe om beter te begrijpen waarom ze "zoveel" betalen en waarom se "niet meer" krijgen.
De rechterlijke beslissing of de overeenkomst tot vaststelling van onderhoudsgeld voor kinderen dient 8 elementen te vermelden:
1° de aard en het bedrag van de middelen van elk van de ouders door de familierechtbank in acht genomen op grond van artikel 203, § 2, van het Burgerlijk Wetboek;
2° de gewone kosten waaruit het budget voor het kind is samengesteld alsook de manier waarop deze begroot zijn;
3° de aard van de buitengewone kosten die in acht genomen kunnen worden, het deel van deze kosten dat elk van de ouders voor zijn rekening dient te nemen alsook de modaliteiten voor de aanwending van deze kosten;
4° de verblijfsregeling van het kind en de bijdrage in natura van elk van de ouders in het levensonderhoud van het kind ten gevolge van deze verblijfsregeling;
5° het bedrag van de kinderbijslag en van de sociale en fiscale voordelen van alle aard die elk van de ouders voor het kind ontvangt;
6° de inkomsten die elk van de ouders in voorkomend geval ontvangt uit het genot van de goederen van het kind;
7° het aandeel van elk van de ouders in de ten laste neming van de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de daarop eventueel vastgestelde onderhoudsbijdrage, evenals de modaliteiten voor de aanpassing ervan op grond van artikel 203quater van het Burgerlijk Wetboek;
8° de bijzondere omstandigheden van de zaak die in acht genomen zijn.
Het laatste lid van art. 1321 §1 BW vermeldt: Elke overeenkomst tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek rechtvaardigt het bedrag van die onderhoudsbijdrage in het licht van alle in het vorige lid bedoelde bestanddelen of van een deel ervan, op basis van de verklaringen van de partijen.
In een bijdrage van Gerd Verschelden in de Juristenkrant 389, van 15 mei 2019, pagina 5, Verplichte motivering van kinderalimentatie-overeenkomsten zorgt voor problemen, wordt gesteld dat er volgens de tekst van de wet aan meer dan één criterium dient getoetst. Sommige rechtbanken eisen daarentegen middels modellen een aftoetsing aan alle criteria, terwijl sommigen motiveren dat de toetsing aan 1 criterium zou voldoende zijn...
https://www.rechtbanken-tribunaux.be/sites/default/files/media/reatpi/oost-vlaanderen/gent/documents/familiezaken/overzicht-van-de-te-voegen-stukken-inzake-onderhoudsvorderingen_0.docx