Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg heeft België bij arrest van 13 januari 2009 veroordeeld. Het Hof oordeelde dat in de zogenaamde zaak Cools Richard Taxquet geen eerlijk proces wegens een gebrek aan motivering van de uitspraak van het Luikse hof van assisen.
Naar luid van het met eenparigheid van stemmen gewezen arrest van het Hof Mensenrechten van 13 januari 2009 in de zaak Richard Taxquet tegen het Koninkrijk België, houdt het door artikel 6.1, E.V.R.M. gewaarborgde recht op een eerlijk proces voortaan de verplichting in voor het hof van assisen om in zijn uitspraak over de beschuldiging melding te maken van de overwegingen die de jury van de schuld of onschuld van de beschuldigde hebben overtuigd en om derhalve melding te maken van de concrete redenen waarom op alle vragen ja of neen werd geantwoord;
Sinds de wet van 21 december 2009 werd de motiveringsverplichting van de beslissing over de schuldvraag ingevoerd, dit nadat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg België bij arrest van 13 januari 2009 had veroordeeld. Het Hof oordeelde dat in de zogenaamde zaak Cools Richard Taxquet geen eerlijk proces wegens een gebrek aan motivering van de uitspraak van het Luikse hof van assisen.
Het bij artikel 6.1 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijke behandeling van de zaak houdt in dat de beslissing op de strafvordering melding maakt van de overwegingen die de rechter van de schuld of onschuld van de beklaagde of beschuldigde hebben overtuigd. Hij moet minstens de voornaamste redenen aangeven waarom de telastlegging al dan niet bewezen wordt verklaard.
Een eerlijk proces vereist dat zowel de burgerlijke partij als de publieke opinie in staat worden gesteld om de beslissing van de jury te begrijpen, wat betekent dat de beslissing moet worden gemotiveerd.
Artikel 334, eerste lid, Wetboek van Strafvordering vereist dat de voornaamste redenen tot staving van de beslissing worden geformuleerd, zonder dat het college op alle neergelegde conclusies moet antwoorden.
Hieruit volgt dat de door deze bepalingen vereiste opgave van voornaamste redenen de overwegingen moet bevatten die de jury van de schuld of onschuld van de beschuldigde hebben overtuigd, met vermelding van de redenen waarom op elk van de aan de juryleden gestelde vragen positief of negatief is geantwoord.
Uittreksel uit het wetboek van strafvordering:
Art. 334.[1 [2 ...]2.
[2 Zonder dat het moet antwoorden op alle neergelegde conclusies, formuleert het college de voornaamste redenen van de beslissing van de jury.]2
[2 De vragenlijst met de beslissing van de jury wordt bij de formulering van de redenen gevoegd.]2
De beslissing wordt ondertekend door de voorzitter [3 ...]3 en de griffier.]1
----------
(1)<w 2009-12-21/14, art. 150, 020; Inwerkingtreding : 21-01-2010>
(2)<w 2016-02-05/11, art. 112, 027; Inwerkingtreding : 29-02-2016>
(3)<w 2017-07-06/24, art. 206, 032; Inwerkingtreding : 29-02-2016>