De nalatenschapsschuldeiser is de schuldeiser die een schuldvordering heeft op de nalatenschap
De nalatenschapsschuldeisers zijnde preferente boedelschuldeisers zijn onder meer:
• derden (zoals schuldeisers van de decujus die vreemd zijn aan de nalatenschap en ten aanzien van die nalatenschap een schuldvordering hebben
• de bijzondere legataris van een geldsom
• de behoeftige ascendent
De nalatenschapsschuldeisers zijn geen schuldeneisers van een bepaalde persoon, maar van de nalatenschapsboedel als afgescheiden vermogen
De Belgische staat voor onbetaalde geldboetes van de decujus is geen nalatenschapsschuldeiser
De schuldeiser van contractuele intuitu personae contracten is geen nalatenschapsschuldeiser
Bij een zuivere aanvaarding wordt de nalatenschapsschuldeiser ter zelfder tijd schuldeiser van elke zuiver aanvaardende schuldeiser .
De nalatenschapsschuldeiser is een boedelschuldeiser. De boedel van de nalatenschap is het onderpand van de nalatenschapsschuldeiser die voorafgaand aan de verdeling dient betaald te worden voorafgaan aan de vereffening-verdeling, zonder dat de boedelschuldeiser dus eerste de vereffening-verdeling dient te vorderen of af te wachten. Dit in tegenstelling tot de schuldeisers van de erfgenamen die slechts beslag kunnen leggen op het aandeel van een erfgenaam na de vereffening-verdeling, die ze gebeurlijk ook zelf kunnen vorderen, onverminderd hun rechten verleend door artikel 882 Burgerlijk Wetboek.
Schuldeisers van de decujus die ingevolge overlijden nalatenschapsschuldeiser zijn geworden in gevolge een uitvoerbare titel beschikken pas over een uitvoerbare titel tegen de erfgenaam persoonlijk acht dagen na de betekening van die titels aan de persoon of aan de woonplaats van de erfgenaam. Hierbij kunnen zij in elk geval tegen elke (andere) schuldeiser vorderen dat de boedel van de overledene wordt afgescheiden van de boedel van de erfgenaam (877 en 878 oud B.W.). Aldus kunnen de nalatenschapsschuldeisers vermijden dat ze in samenloop komen met de persoonlijke schuldeisers van de erfgenamen. Bij een aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving blijft het vermogen van de decujus eveneens afgescheiden van dat van de nalatenschap.
Uittreksel uit het burgerlijk wetboek:
Art. 879.oud BW Dit recht kan echter niet meer worden uitgeoefend, wanneer er schuldvernieuwing in de schuldvordering tegen de overledene heeft plaatsgehad door de erfgenaam als schuldenaar aan te nemen.
Art. 880. oud BW Dit recht verjaart ten aanzien van roerende goederen door verloop van drie jaren.
Ten aanzien van onroerende goederen kan de vordering ingesteld worden zolang deze goederen zich in handen van de erfgenaam bevinden.
Art. 881. oud BW Schuldeisers van de erfgenaam zijn niet bevoegd om tegen de schuldeisers van de nalatenschap de afscheiding van de boedels te vorderen.
Art. 882. oud BW Schuldeisers van een deelgenoot kunnen, om te beletten dat de verdeling met bedrieglijke benadeling van hun rechten geschiedt, zich ertegen verzetten dat zij buiten hun aanwezigheid gedaan wordt; zij hebben het recht op eigen kosten in de verdeling tussen te komen; tegen een voltrokken verdeling echter kunnen zij niet opkomen, behalve wanneer deze heeft plaatsgehad buiten hen om en met miskenning van een door hen gedaan verzet.
Nalatenschapsschuldeisers komen niet in samenloop met de persoonlijke schuldeisers van de erfgenamen.
Behoren niet tot de boedel van de nalatenschap waarop de nalatenschapsschuldeisers aanspraak kunnen maken:
• extra patrimoniale rechten
• eretekens
• persoonlijke souvenirs of zaken met een louter emotionele waarde
• het recht tot herroeping van een schenking tussen echtgenoten
• de door de decujus opgebouwde rechten in een levensverzekering ten voordele van een derde
Bepalingen in het (nieuw) BW
Hoofdstuk 3. Schulden en lasten van de nalatenschap
Art. 4.98. Verplichting tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap
De erfgenamen zijn, persoonlijk naar evenredigheid van hun aandeel, en hypothecair voor het geheel, gehouden tot betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, onder voorbehoud van hun verhaal op hun mede-erfgenamen, voor het aandeel waarvoor deze laatsten daarin moeten bijdragen.
De titels die tegen de erflater uitvoerbaar waren, zijn ook tegen de erfgenaam persoonlijk uitvoerbaar. Niettemin kunnen de schuldeisers de tenuitvoerlegging daarvan eerst vervolgen acht dagen na de betekening van die titels aan de persoon of aan de woonplaats van de erfgenaam.
Art. 4.99. Scheiding van de boedels
§ 1. Schuldeisers van de nalatenschap kunnen in elk geval en tegen elke schuldeiser vorderen dat de boedel van de erflater wordt afgescheiden van de boedel van de erfgenaam.
§ 2. Dit recht kan echter niet meer worden uitgeoefend, wanneer er schuldvernieuwing heeft plaatsgehad door de erfgenaam als schuldenaar aan te nemen.
§ 3. Dit recht verjaart ten aanzien van roerende goederen door verloop van drie jaar.
Ten aanzien van onroerende goederen kan de vordering ingesteld worden zolang deze goederen zich in handen van de erfgenaam bevinden.
§ 4. Schuldeisers van een erfgenaam zijn niet bevoegd om tegen de schuldeisers van de nalatenschap de afscheiding van de boedels te vorderen.
Art. 4.100. Bijdrage in de schulden en lasten van de nalatenschap
§ 1. De mede-erfgenamen dragen onderling bij in de betaling van de schulden en lasten van de nalatenschap, ieder naar evenredigheid van wat hij daaruit ontvangt.
§ 2. De mede-erfgenaam, die, ten gevolge van de hypotheek, meer dan zijn aandeel in de erfschuld betaalde, heeft op de overige mede-erfgenamen geen verder verhaal dan voor het aandeel dat ieder van hen persoonlijk in de schuld moet dragen, zelfs wanneer de mede-erfgenaam die de schuld betaalde, zich in de rechten van de schuldeisers heeft doen stellen, zonder evenwel afbreuk te doen aan de rechten van de mede-erfgenaam die, ten gevolge van het voorrecht van boedelbeschrijving, het vermogen mocht hebben behouden om, zoals ieder andere schuldeiser, betaling van zijn persoonlijke schuldvordering te eisen.
§ 3. In geval van onvermogen van een van de mede-erfgenamen, wordt zijn aandeel in de hypothecaire schuld over alle anderen naar evenredigheid omgeslagen.
§ 4. Indien de mede-erfgenamen de nalatenschap verdelen in de staat waarin ze zich bevindt, en een met hypotheek bezwaard onroerend goed aan een van hen wordt toegewezen, die alleen de last zal dragen van de door de hypotheek gewaarborgde rente of de schuld moet dragen, wordt het onroerend goed geschat, na aftrek van het kapitaal van de rente of van de schuld.
De erfgenaam in wiens kavel dat onroerend goed valt, blijft belast met de uitkering van de rente of de betaling van de schuld, en hij moet zijn mede-erfgenamen daarvoor vrijwaren.
Art. 4.101. Verzet tegen de verdeling
Schuldeisers van een erfgenaam kunnen, om te beletten dat de verdeling met bedrieglijke benadeling van hun rechten geschiedt, zich ertegen verzetten dat zij buiten hun aanwezigheid gedaan wordt. Zij hebben het recht op eigen kosten in de verdeling tussen te komen.
Tegen een voltrokken verdeling echter kunnen zij niet opkomen, behalve wanneer deze heeft plaatsgehad buiten hen om en met miskenning van een door hen gedaan verzet.