Art 1 Strafwetboek 2024 (inwerking 8 april 2026) stelt:
"Niemand kan worden gestraft voor een misdrijf waarvan de bestanddelen niet in de wet worden omschreven.
Niemand kan worden gestraft met een straf waarin de wet niet voorziet.
Dit artikel staat niet in de weg aan de berechting en bestraffing van iemand die schuldig is aan een handelen of nalaten dat, ten tijde van het handelen of nalaten, een misdrijf was overeenkomstig de algemene beginselen die door de internationale volkerengemeenschap worden erkend."
Nullum crimen sine lege (Geen misdrijf zonder wet (die het feit strafbaar stelt)).
Nulla poena sine lege (Geen straf zonder wet (die de straf voorziet)).
Er kan geen sprake zijn van een misdrijf wanneer de wet de daad niet strafbaar heeft gesteld.
Het legaliteitsbeginsel (“Nullum crimen sine lege, nulla poena sine lege” — “Geen misdrijf zonder wet, geen straf zonder wet”) is een fundamenteel beginsel dat gehuldigd wordt door zowel de Grondwet als de internationale verdragen.
Artikel 12, tweede lid, van de Grondwet bepaalt: “Niemand kan worden vervolgd dan in de gevallen die de wet bepaalt en in de vorm die zij voorschrijft”. Grondwetsartikel 14 voegt eraan toe: “Geen straf kan worden ingevoerd of toegepast dan krachtens de wet.”
Dit beginsel wordt ook gehuldigd in het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, het Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Het strafwetboek 2024 hanteert een eenvoudige formulering voor het legaliteitsbeginsel, ontleend aan artikel 111-3 van het Franse Strafwetboek.
Het voegt daaraan het voorbehoud uit artikel 7.2 van het Verdrag ter Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden, artikel 15.2 van het Internationaal Verdrag en artikel 49.2 van het Handvest van de Europese Unie toe.
Het betreft de zogeheten Nuremberg-clausule, waarbij de kwestie van de gewoonrechtelijke oorsprong van bepaalde misdaden van internationaal recht werd aangevoerd voor het Nuremberg-tribunaal en Tokio-tribunaal.
Volgens C. Van den Wyngaert vallen de core crimes - oorlogsmisdaden, misdaad van genocide en misdaden tegen de mensheid - op zijn minst onder de categorie van de misdaden van internationaal recht bedoeld bij de voornoemde artikelen 7.2 en 15.2.
Aangezien de strafbaarstelling van deze misdrijven zijn oorsprong vindt in het internationaal gewoonterecht, is deze regel eveneens van toepassing wanneer de Belgische rechter zijn extraterritoriale bevoegdheid uitoefent.
Er wordt in de bepaling verwezen naar “de algemene beginselen die door de internationale volkerengemeenschap worden erkend” om te verwijzen naar het internationaal gewoonterecht. Er is voor gekozen om de term “beschaafde volken”, zoals gebruikt in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, niet te gebruiken, aangezien deze term niet meer gangbaar is. De bestanddelen waarnaar artikel 1 van het strafwetboek 2024 eerste lid, verwijst, zijn de constitutieve of verzwarende bestanddelen, die het voorwerp uitmaken van een definitie in hoofdstuk 2 van het strafwetboek 2024.
Het klassieke legaliteitsbeginsel of nulla poena-beginsel houdt in dat een persoon alleen gehouden kan worden aan wetsbepalingen die al bestonden op het moment dat die persoon datgene doet waarop die wet betrekking heeft. Het voorkomt dat de wetgever met terugwerkende kracht regels kan opleggen. Het beginsel wordt beschouwd als een essentieel onderdeel van de rechtsstaat.
Het beginsel (in strafrechtelijke zin) wordt aan de Duitse strafrechtgeleerde P.J. Anselm von Feuerbach (1755–1833) toegeschreven. Hij omschreef het in het Latijn als nullum crimen, nulla poena sine praevia lege poenali (geen delict, geen straf, zonder voorafgaande strafbepaling). De korte versie ervan luidt "nulla poena sine lege" (geen straf zonder wet).
Er is een aantal aspecten aan het legaliteitsbeginsel te onderscheiden. Naast de noodzaak van een vooraf bekende strafbepaling is hierboven al behandeld onder nulla poena sine lege praevia.
Daarnaast is volgens sommigen omwille van de rechtszekerheid geboden dat de strafbepaling ook op schrift staat: nulla poena sine lege scripta (geen straf zonder geschreven wet, hetgeen wringt met de Nuremberg-clausule en aldus met art. 1 strafwetboek 2024.
Daarnaast acht men het van belang dat de strafbepaling door de wetgever voldoende precies wordt vastgesteld: nulla poena sine lege certa (geen straf zonder zekere wet), weze het opnieuw met relativering door de Nuremberg-clausule.
Dit lex certa-principe, dat in het Duits ook wel Bestimmtheitsgebot wordt genoemd, is met name in het strafrecht van groot belang. Ook pleit men voor een strakke interpretatie van strafbepalingen door de rechter: nulla poena sine lege stricta (geen straf zonder strikte wet).
Dit houdt in dat het niet toegestaan is straf op te leggen naar analogie: bijvoorbeeld de strafmaat van moord hanteren voor iets dat geen moord is, maar wel minstens zo erg als moord. En tenslotte het beginsel dat uit nulla poena zelf voortvloeit, namelijk dat de strafmaat en de strafsoort niet mag uitstijgen boven hetgeen de wet toestaat. Voor de interpretatie van het begrip "prescribed by law" hanteert het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het criterium van "foreseeability and accessibility".
Ook hierin zijn twee aspecten van het legaliteitsbeginsel vervat.
In meer algemene zin wordt in het staatsrecht aan het legaliteitsbeginsel de betekenis toegeschreven dat overheidshandelen ten gevolge waarvan een of meerdere burgers zichzelf rechtens of feitelijk in hun vrijheid of eigendomsrecht beperkt zien, op een (grond)wettelijke grondslag dient te berusten.
Discussie bestaat over de vraag of ook puur presterend overheidsoptreden, dat wil zeggen optreden dat burgers niet direct in hun vrijheid of eigendom beperkt, op een dergelijke grondslag moet berusten.
Het legaliteitsbeginsel speelt een rol in alle rechtsgebieden, maar vooral in het strafrecht.
In het strafrecht betekent het legaliteitsbeginsel (hier ook wel nullum crimen beginsel genoemd), dat een gedraging alleen strafbaar kan zijn als er op het moment van plegen een wet bestond die de gedraging strafbaar stelde.
Met andere woorden, een daad kan niet met terugwerkende kracht strafbaar gemaakt worden.
Dit beginsel voorkomt dat een rechter bijvoorbeeld zou zeggen "Wat de verdachte heeft gedaan, is even erg als moord, daarom veroordeel ik hem voor moord, ook al komt het niet letterlijk overeen met wat er in de wet staat". Ook in een situatie waarin de publieke opinie geschokt is (omdat iemand bijvoorbeeld op televisie zegt dat hij een politieke tegenstander dood wenst) kan men niet achteraf een wet aannemen die dat strafbaar stelt, en de dader dan alsnog berechten.
Het omgekeerde is wel mogelijk. Als de strafbaarheid van een delict is opgeheven of verlaagd tussen het moment van plegen en het moment waarop iemand voor die daad vervolgd wordt, moet de verdachte ongestraft blijven, respectievelijk de lagere straf worden opgelegd.
In België bepaalt artikel 2 van het oud Strafwetboek dat geen misdrijf kan worden gestraft met straffen die bij de wet niet waren bepaald voordat het misdrijf werd gepleegd. De Belgische Grondwet bepaalt in artikel 14 dat geen straf kan worden ingevoerd dan krachtens een wet.
Vermeldenswaard is ook het tweede lid van art 7 van het E.V.R.M. dat op het eerste gezicht in tegenspraak is met het legaliteitsbeginsel: "dit artikel staat niet in de weg aan het vonnis en de straf van iemand die schuldig is aan een handelen of nalaten, hetwelk ten tijde van het handelen of nalaten geschiedde, een misdrijf was overeenkomstig de algemene rechtsbeginselen welke door de beschaafde volken worden erkend." In plaats van een wettelijke bepaling stelt artikel 7 dat ook een voorafgaand rechtsbeginsel rechtsgrond kan zijn voor het opleggen van straf. Dit maakt het mogelijk dat oorlogsmisdadigers berecht kunnen worden, zelfs zonder dat er een uitdrukkelijke wettekst bestaat die oorlogsmisdaden bestraft.
Uit het legaliteitsbeginsel zoals het is verwoord in artikel 7.1 EVRM, artikel 15.1 IVBPR en artikel 2 oud Strafwetboek volgt dat indien de wetgever een misdrijfomschrijving heeft gewijzigd na het plegen van het misdrijf, de rechter een beklaagde in beginsel slechts schuldig kan verklaren indien hij vaststelt dat dit misdrijf strafbaar is zowel onder de oude als onder de nieuwe wet; het legaliteitsbeginsel verzet zich er evenwel niet tegen dat de rechter oordeelt dat de nieuwe wet slechts de weergave is van de oude wet zoals die door de rechtspraak werd toegepast en de nieuwe wet derhalve geen toevoeging bevat van enig constitutief bestanddeel.
Dit beginsel is eigenlijk een onderdeel van de idee dat een bestraffing alleen gerechtvaardigd kan zijn, als iemand wist of had kunnen weten dat wat hij of zij deed verkeerd was en die persoon de keuze had het wel of niet te doen. Iemand kan niet weten, wat er in de toekomst voor regels worden gesteld.
Negatieve voorbeelden:
- werken voor de vijand was voor de oorlog niet als misdrijf strafbaar gesteld.
- processen van Neurenberg: geen internationale, noch nationale rechtsgrond
Positieve voorbeelden
- geen bestraffing van stalking (belaging) was mogelijk zolang niet strafbaar gesteld
- seks met dieren pas recent strafbaar
De Belgische Grondwet vermeldt in artikel 170 dat geen belasting kan worden ingevoerd dan door een wet. Merk op dat de term "door" (gebruikt in artikel 170 wat betreft belastingen) niet gelijk is aan "krachtens" (gebruikt in artikel 14 wat betreft bestraffing). De term krachtens wijst er namelijk op dat de wetgever (Parlement) de bevoegdheid ook kan delegeren aan de uitvoerende macht (door middel van Koninklijk Besluit). Een belasting die niet door de wet (of overeenstemmend besluit van een wetgevende macht (gemeenteraadsbesluit, provincieraadsbesluit, decreet)) zelf wordt ingevoerd is absoluut nietig.
Dit criterium geldt voor alle mogelijke belastingen (Inkomstenbelasting, Belasting over de Toegevoegde Waarde, Successierechten, Registratierechten,...). Een belasting wordt in die zin omschreven als een eenzijdig door de overheid opgelegde eis, waarvan geen afstand kan worden gedaan en waarvan de opbrengsten dienen tot het financieren van de algemene dienstverlening. Echter, ook de verhaalbelastingen (belastingen die worden geheven van hen die voordeel hebben uit de dienstverlening (zoals een belasting om een aanleg van een riool te financieren) vallen onder deze term.
Een retributie, een bijdrage voor een dienst waarvan men vrijwillig kan kiezen om er al dan niet gebruik van te maken (toegang tot zwembad, parking,...), is geen belasting en kan dus wel door een uitvoerende macht worden opgelegd.