Nutteloze kosten zijn kosten die vermijdbaar waren. Nutteloze kosten zijn daarom niet foutief of strijdig met de wet; zij verhinderen niet dat de procedure rechtsgeldig werd ingesteld.
Bijvoorbeeld een dagvaarding uitsturen waarbij de procedure ook bij verzoekschrift kon worden ingesteld is een nutteloze kost, maar zeker niet foutief.
De regeling om nutteloze kosten ten laste te leggen van de partij die ze foutief heeft veroorzaakt, vloeit voort uit de verplichting tot loyauteit tussen procespartijen. De wetgever beoogt aldus de proceseconomie en de procesloyauteit te bevorderen en ook rechtsonzekerheid te vermijden, door de hierboven vermelde rechtspraak van het Hof van Cassatie te bevestigen. De bestreden bepaling streeft aldus wettige doelstellingen na en is pertinent ten aanzien van die doelstellingen.
Een dergelijke regeling vormt geen onevenredige beperking van het recht op toegang tot de rechter van de in het gelijk gestelde partij, aangezien haar enkel de nutteloze gerechtskosten die ze foutief heeft veroorzaakt, ten laste worden gelegd. De wetgever vermocht redelijkerwijze te oordelen dat dergelijke kosten een loyale procesvoering te buiten gaan en niet ten laste dienen te worden gelegd van de in het ongelijk gestelde partij.
Het komt aan de rechter toe om na te gaan of er bij een procespartij sprake is van een fout die in causaal verband staat met nutteloos geachte proceskosten en om de bestreden bepaling toe te passen met eerbiediging van het recht op toegang tot de rechter en van het recht van verdediging. De beslissing die hierover wordt genomen, moet worden gemotiveerd.
Uit de bewoordingen van de bestreden bepaling vloeit voort dat de rechter de beslissing om foutief gemaakte kosten ten laste te leggen van de partij die ze heeft veroorzaakt, ambtshalve kan nemen en dus zonder dat dit door de partijen is gevorderd.
De keuze voor een gewone gerechtelijke procedure in plaats van voor de procedure van invordering van onbetwiste geldschulden, maakt op zich geen fout uit en geeft geen blijk geeft van procesmisbruik.
Aldus is het Hof van Cassatie van oordeel dat het loutere feit dat een schuldeiser van een onbetwiste geldschuld ervoor kiest om geen gebruik te maken van de administratieve procedure tot het invorderen van de schuld, op zich geen fout uitmaakt en dus niet volstaat opdat de kosten van de gerechtelijke procedure te zijnen laste zullen worden gelegd. Teneinde de bestreden bepaling in een dergelijk geval te kunnen toepassen, dient vast te staan dat een normaal voorzichtig persoon in dezelfde omstandigheden anders zou hebben gehandeld, wat door de rechter geval per geval moet worden onderzocht en gemotiveerd.
Die bevoegdheid stelt hem evenwel niet vrij van de verplichting om de partijen in de gelegenheid te stellen zich over het al dan niet foutief karakter van de nutteloze kosten uit te spreken. Vooraleer de rechter ambtshalve de in het gelijk gestelde partij kosten ten laste kan leggen krachtens art. 1017, eerste lid Ger.W., dient hij de partijen dan ook eerst te horen over deze kwestie. Er anders over oordelen, zou niet verenigbaar zijn met het recht van verdediging.
Foutieve kosten zijn kosten die een echte fout uitmaken (vb. het instellen van een procedure niet om een sublectief recht te bekomen maar om de gedaagde te schaden.
Enkel kosten die zowel nutteloos als foutief zijn kunnen, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding, ten laste gelegd worden van de eiser die ze blootstelt. Dus een gewone nutteloze kost (dagvaarden in plaats van inleiden bij verzoekschrift) kan ingevolge potpouri IV niet (aanpassing van art. 1017 Ger. Wetboek) niet ten laste gelegd worden van de eiser. Potpouri IV sluit aldus op dit punt aan bij de bestaande rechtspraak. Misschien zal de wet nog "gerepareerd worden, omdat de wetgever juist het tegendeel bedoelde en een sanctie wou voorzien voor zij die een duurdere procedure kozen. Evenwel werd ingevolge een amendement op de tekst van het artikel 1017 Ger. Wetboek nog op het allerlaatste moment aangepast en goedgekeurd in de voormelde zin.