Hij of zij die aantoont dat hij met het kind een bijzondere affectieve band heeft kan een omgangsrecht met een kind vragen Bij gebreke van een overeenkomst tussen partijen, wordt over de uitoefening van dit recht in het belang van het kind op verzoek van de partijen of van de procureur des konings beslist door de jeugdrechtbank.
Een groot deel van de kinderen wonen gelukkig in nieuw samengestelde gezinnen. Tussen de nieuwe partner van de ouder ontstaat in de regel vaak een bijzondere band met het kind. Het assepoestersyndroom (waarbij deze kinderen stiefmoederlijk werden behandeld) heeft veelal plaats gemaakt voor het Van Trapsyndroom (in de sound of Music is er geen "boze stiefmoeder" maar een warme lieve vrouw die zich inzet voor de kinderen met inzet en liefde en de gordijnen van de muren trekt om nieuwe kleren te maken). Wat geldt voor de tweede partner van de vader of moeder in een nieuw samengesteld gezin geldt ook voor stiefouders
Aldus vergroeit de tweede mama van surrogaat/vervangster en tijdelijke oppas tot een plusmama, geen mama, want zij kan de moeder niet vervangen, maar een plusrelatie, waarvoor de kinderen een bijzondere affectie hebben en die mee invloed heeft of de leefervaring van het kind. "Plus" staat hier niet voor beter maar wel voor "en". Mutatis mutandis voor de pluspapa.
Wanneer de papa van de kinderen komt te overlijden gebeurt het zeer vaak dat de kinderen met de nieuwe partner van de papa contact blijven behouden. Dit is van uitzonderlijk belang voor de opvoeding en het geluk van de kinderen. Het helpt hen bij het verwerken van het afscheid van de papa en zij voelen zich niet nog een tweede maal gestraft door het afscheid van iemand die voor hen zoveel betekende.
Maar wij kennen ook gevallen waarbij de ouder van het kind ten onrechte meent dat alle contact verbroken dient te worden met de plusouder.
Voor de plusouder is dit een drama. Zij is niet alleen haar partner kwijt maar ook de aanwezigheid van de kinderen die mee haar leefwereld bepaalden. In de traditionele rechtspraak werd met dit gegeven geen rekening gehouden, vanuit de visie dat enkel het belang van het kind centraal stond. Recente rechtspraak houdt ook rekening met het belang van de plusouder, temeer daar dit in de regel overeenkomt met het belang van het kind. Overigens elk kind is gediend met een contact met die mensen die een belangrijke, functionele en affectieve relatie met het kind onderhielden.
Ten onrechte ziet de overlevende ouder dit als een bedreiging in het unieke van zijn of haar ouderschap. de plusmama is geen mama en wil en zal de unieke rol van de mama niet in twijfel brengen. De kinderen zullen blijven vragen naar hun papa maar ook naar het leefwereldje van die papa en de personen en plaatsen daarmee verbonden.
Artikel 375bis Burgerlijk Wetboek stelt :
"de grootouders hebben het recht persoonlijk contact met het kind te onderhouden. Hetzelfde recht kan aan ieder ander persoon worden toegekend, indien hij aantoont dat hij met het kind een bijzondere affectieve band heeft. Bij gebreke van een overeenkomst tussen partijen, wordt over de uitoefening van dit recht in het belang van het kind op verzoek van de partijen of van de procureur des konings beslist door de familierechtbank."
De wet voorziet dus dat ook stiefouders en plusouders die het bewijs kunnen leveren van een bijzondere affectieve band met het kind een omgangsrecht kunnen vorderen.
Zowel deze derden die een omgangsrecht ten aanzien van een kind vorderen, kunnen net zoals de grootouders geconfronteerd worden met een afwijzing door de rechter, wanneer deze oordeelt dat het belang van het kind door deze omgang kan geschaad worden. Let wel deze uitzondering zal slechts uitzonderlijk worden toegepast, voornamelijk, zo niet exclusief op basis van wangedrag zoals druggebruik, perversiteit of andere zelden voorkomende subversiviteiten of agressieve gedragingen.
Het verdrag van New York inzake de bescherming van de rechten van het kind bepaalt uitdrukkelijk dat het belang van het kind het belangrijkste criterium dient te zijn bij elke beslissing over kinderen. Maar sinds kort aanvaardt de rechtspraak ook het criterium van het belang van hij die het omgangsrecht vraagt.
Zo oordeelden de rechter dat een omgangsrecht kon toegestaan worden aan: gewezen pleegouders, een tante met wie er een bijzondere band was, een stiefvader na vooroverlijden van zijn echtgenote, moeder van het kind, de tweede partner van een overleden vader die jarenlang contact hield met het kind
een veel oudere broer en zus die ten aanzien van hun jonge zusje een deel van de oudertaak vervulden...
Ook een (doop)peter of (doop)meter die geen grootouders zijn doch die een bijzondere band zouden kunnen aantonen zouden volgens de rechtsleer aanspraak kunnen maken op een omgangsrecht.