Wet van 8 april 1965 - Wet betreffende de jeugdbescherming.
Art. 32. Van (het ouderlijk gezag) ten aanzien van alle kinderen, of van één of meer onder hen, kan geheel of ten dele worden ontzet : <W 31-03-1987, art. 105>
1° de vader of de moeder die is veroordeeld tot een criminele of correctionele straf wegens enig feit gepleegd op de persoon of met behulp van een van de kinderen of afstammelingen;
2° de vader of de moeder die, door slechte behandeling, misbruik van gezag, kennelijk slecht gedrag of erge nalatigheid, de gezondheid, de veiligheid of de zedelijkheid van het kind in gevaar brengt.
Hetzelfde geldt voor de vader of de moeder die huwt met een persoon die van (het ouderlijk gezag) is ontzet.
<W 31-03-1987, art. 105>
De ontzetting wordt uitgesproken door de jeugdrechtbank, op vordering van het openbaar ministerie.
Art. 33. Volledige ontzetting slaat op alle rechten die uit (het ouderlijk gezag) voortvloeien. <W 31-03-1987, art. 105>
(Ze slaat evenwel enkel op het recht om toe te stemmen in de adoptie van het kind wanneer het vonnis dit uitdrukkelijk bepaalt.) <W 2003-04-24/32, art. 8, 017; Inwerkingtreding : 01-09-2005>
Voor degene die erdoor getroffen wordt, betekent ze ten aanzien van het betrokken kind en van diens afstammelingen :
1° uitsluiting van het recht van bewaring en opvoeding;
2° onbekwaamheid om ze te vertegenwoordigen, tot hun handelingen toestemming te verlenen en hun goederen te beheren;
3° uitsluiting van het recht van genot bedoeld in artikel 384 van het Burgerlijk Wetboek;
4° uitsluiting van het recht om levensonderhoud te vorderen;
5° uitsluiting van het recht om hun nalatenschap geheel of ten dele te verkrijgen overeenkomstig artikel 746 van het Burgerlijk Wetboek.
(Volledige ontzetting brengt bovendien algemene onbekwaamheid mede om voogd, pleegvoogd, toeziend voogd of curator te zijn.) <W 2001-04-29/39, art. 74, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2001>
Gedeeltelijke ontzetting slaat op de rechten die de rechtbank bepaalt.
Art. 34. Wanneer zij de volledige of gedeeltelijke ontzetting van (het ouderlijk gezag) uitspreekt, wijst de jeugdrechtbank de persoon aan die, onder haar toezicht, de in artikel 33, 1° en 2°, vermelde rechten waarvan de ouders of een van hen ontzet zijn, zal uitoefenen en de overeenkomstige verplichtingen zal nakomen, of vertrouwt zij de minderjarige toe aan het jeugdbeschermingscomité, dat iemand aanwijst om de genoemde rechten uit te oefenen, nadat zijn aanwijzing door deze rechtbank is gehomologeerd op vordering van het openbaar ministerie. <W 31-03-1987, art. 105>
De vader en de moeder worden vooraf gehoord of opgeroepen.
Werd slechts een der ouders ontzet, dan wijst de jeugdrechtbank, om hem te vervangen, de niet ontzette ouder aan, als dat niet in strijd is met het belang van de minderjarige.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 34. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
Wanneer zij de volledige of gedeeltelijke ontzetting van (het ouderlijk gezag) uitspreekt, wijst de jeugdrechtbank de persoon aan die, onder haar toezicht, de in artikel 33, 1° en 2°, vermelde rechten waarvan de ouders of een van hen ontzet zijn, zal uitoefenen en de overeenkomstige verplichtingen zal nakomen, of vertrouwt zij de minderjarige toe aan (de Sociale Dienst van de Vlaamse Gemeenschap bij de Jeugdrechtbank), dat iemand aanwijst om de genoemde rechten uit te oefenen, nadat zijn aanwijzing door deze rechtbank is gehomologeerd op vordering van het openbaar ministerie. <W 31-03-1987, art. 105> <DVR 1985-06-27/35, art. 33>
De vader en de moeder worden vooraf gehoord of opgeroepen.
Werd slechts een der ouders ontzet, dan wijst de jeugdrechtbank, om hem te vervangen, de niet ontzette ouder aan, als dat niet in strijd is met het belang van de minderjarige.
Art. 34. (FRANSE GEMEENSCHAP)
Wanneer zij de volledige of gedeeltelijke ontzetting van (het ouderlijk gezag) uitspreekt, wijst de jeugdrechtbank de persoon aan die, onder haar toezicht, de in artikel 33, 1° en 2°, vermelde rechten waarvan de ouders of een van hen ontzet zijn, zal uitoefenen en de overeenkomstige verplichtingen zal nakomen, of vertrouwt zij de minderjarige toe (aan de adviseur bij de hulpverlening aan de jeugd), dat iemand aanwijst om de genoemde rechten uit te oefenen, nadat zijn aanwijzing door deze rechtbank is gehomologeerd op vordering van het openbaar ministerie. <W 31-03-1987, art. 105> <DFG 1991-03-04/36, art. 62, § 4, 005; Inwerkingtreding : 24-12-1991>
De vader en de moeder worden vooraf gehoord of opgeroepen.
Werd slechts een der ouders ontzet, dan wijst de jeugdrechtbank, om hem te vervangen, de niet ontzette ouder aan, als dat niet in strijd is met het belang van de minderjarige.
Art. 34. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP)
Wanneer zij de volledige of gedeeltelijke ontzetting van (het ouderlijk gezag) uitspreekt, wijst de jeugdrechtbank de persoon aan die, onder haar toezicht, de in artikel 33, 1° en 2°, vermelde rechten waarvan de ouders of een van hen ontzet zijn, zal uitoefenen en de overeenkomstige verplichtingen zal nakomen, of vertrouwt zij de minderjarige toe aan (dienst voor gerechtelijke jeugdbijstand), dat iemand aanwijst om de genoemde rechten uit te oefenen, nadat zijn aanwijzing door deze rechtbank is gehomologeerd op vordering van het openbaar ministerie. <W 31-03-1987, art. 105> <DDG 1995-03-20/34, art. 43, Inwerkingtreding : 01-05-1995>
De vader en de moeder worden vooraf gehoord of opgeroepen.
Werd slechts een der ouders ontzet, dan wijst de jeugdrechtbank, om hem te vervangen, de niet ontzette ouder aan, als dat niet in strijd is met het belang van de minderjarige.
Art. 34. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST)
Wanneer zij de volledige of gedeeltelijke ontzetting van (het ouderlijk gezag) uitspreekt, wijst de jeugdrechtbank de persoon aan die, onder haar toezicht, de in artikel 33, 1° en 2°, vermelde rechten waarvan de ouders of een van hen ontzet zijn, zal uitoefenen en de overeenkomstige verplichtingen zal nakomen, of vertrouwt zij de minderjarige toe (aan de betrokken instanties), dat iemand aanwijst om de genoemde rechten uit te oefenen, nadat zijn aanwijzing door deze rechtbank is gehomologeerd op vordering van het openbaar ministerie. <W 31-03-1987, art. 105> <ORD 2004-04-09/43, art. 16, 018; Inwerkingtreding : 01-10-2009>
De vader en de moeder worden vooraf gehoord of opgeroepen.
Werd slechts een der ouders ontzet, dan wijst de jeugdrechtbank, om hem te vervangen, de niet ontzette ouder aan, als dat niet in strijd is met het belang van de minderjarige.
++++++++++
Art. 35. Onverminderd de regels bepaald in het Burgerlijk Wetboek inzake toestemming tot het huwelijk (tot de adoptie en tot (de volle adoptie)), oefent de persoon die ingevolge artikel 34 is aangewezen, de rechten uit die hem werden verleend, eventueel met inachtneming van de bepalingen van de artikelen 373 en 374 van het Burgerlijk Wetboek. Hij waakt ervoor dat de inkomsten van de minderjarige aan diens onderhoud en opvoeding worden besteed. <W 21-03-1969, art. 5.A.1> <W 2001-04-29/39, art. 75, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2001>
In alle gevallen gelden voor het beheer van de goederen van de minderjarige de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek betreffende (de werking van de voogdij en de voogdijrekeningen). <W 2001-04-29/39, art. 75, 013; Inwerkingtreding : 01-08-2001>
De niet ontzette ouder heeft slechts het recht op wettelijk genot van de goederen van de minderjarige, indien hij is bekleed met de machten bedoeld in artikel 34.