Opschorting van de uitspraak is de van de strafrechter waarbij de schuld van de beklaagde wordt weerhouden maar er geen uitspraak wordt gedaan over de veroordeling (opschorting van de uitspraak).
De opschorting va de uitspraak komt aldus neer op een rechterlijke vermaning onder voorbehoud.
De opschorting is geen straf maar een ingreep die de bestraffing en de de desocialiserende gevolgen van de straf wil vermijden. Aldus wordt de uitspraak va de straf opgeschort gedurende maximaal 5 jaar. Indien de opschorting in deze periode niet wordt herroepen, vervalt elke mogelijkheid tot bestraffing, waarbij de rechtsmacht van de strafrechter wordt uitgeput Cass. 24 maart 1969, Arr.Cass. 1969, p. 689). Indien tegen het vonnis van opschorting van de uitspraak beroep wordt aangetekend, wordt de rechter in beroep ook met de grond gevat. De rechter in beroep kan dus bij hervorming van de opschorting va de uitspraak, de zaak niet terug sturen naar de eerste rechter teneinde uitspraak te doen. De rechter in beroep wordt dan ten gronde gevat om een eventuele strafmaat uit te spreken (Cass. 24 maart 1969, Arr.Cass. 1969, p. 689).
Te vaak wordt vergeten van de mogelijkheid om de opschorting van de uitspraak in raadkamer te vragen, in plaats van de zaak te laten verschijnen voor de correctionele om pas daar opschorting te vragen. Voor de onderzoeksgerechten (de raadkamer en de KI, kan enkel de opschorting van de uitspraak worden bekomen.
Door te voorzien in de mogelijkheid om de opschorting van de uitspraak van de veroordelingen uit te spreken, heeft de wetgever het mogelijk willen maken dat de personen zonder een zwaar strafrechtelijk verleden die kans maken op verbetering, niet de gevolgen van een veroordeling dienen te ondergaan en, in voorkomend geval, ontkomen aan de weerklank die aan het onderzoek ter openbare terechtzitting wordt gegeven.
Beslissingen tot opschorting van de uitspraak van de veroordeling worden in het strafregister niet vermeld (in de zin dat zij zichtbaar zijn bij het afleveren van een uittreksel uit het strafregister) maar worden wel toch wel in het strafregister opgenomen: die opname-gegevens zijn weliswaar niet toegankelijk voor de administratieve overheden (artikel 594, eerste lid, 3°, van het Wetboek van strafvordering), noch voor particulieren (artikel 595, eerste lid, 1°), maar zijn dat wel voor de overheden belast met de uitvoering van opdrachten van de rechterlijke macht in strafzaken, zonder dat de betrokkenen dat kunnen vermijden door bijvoorbeeld een herstel in eer en rechten.
Het doel van die clementiemaatregel is het bevorderen van de reclassering van de betrokkene.
Om de reclassering te bevorderen bestaat de mogelijkheid om de opschorting van de uitspraak in de raadkamer te vragen voor het onderzoeksgerecht om aldus de publieke zitting te vermijden. Dit belet niet dat wanneer de vervolging reeds publiek bekend en verspreid zou zijn, de beklaagde niet meer in aanmerking zou kunnen komen voor de opschorting van de uitspraak
De opschorting van de uitspraak van een veroordeling is een beslissing die, indien zijn niet wordt herroepen, een einde maakt aan de strafvordering en die veronderstelt dat de tenlastelegging bewezen wordt verklaard.
De beschikking waarbij de opschorting wordt uitgesproken, betreft derhalve de grond van de strafvordering, waarbij de gerechten, met inbegrip van de onderzoeksgerechten die de opschorting van de veroordeling uitspreken, “de schuld van de verdachten [moeten] vaststellen” (Parl.St. Kamer 1956-57, nr. 598/1, p. 7).
Tot de opschorting van de uitspraak kan slechts worden besloten indien de verdachte met die clementiemaatregel instemt. De instemming van de verdachte, die “een uiting [moet] zijn van de wil tot beterschap” (Parl.St. Senaat 1962-63, nr. 355, p. 14), vormt een wezenlijk vereiste voor de doelmatigheid zelf van de opschorting van de uitspraak.
De procureur des Konings en de verdachte kunnen tegen de beschikking waarbij de opschorting wordt uitgesproken, binnen een termijn van 24 uren, (het grondwettelijk hof oordeelde dat deze uitzonderlijk korte termijn geen schending uitmaakte van het gelijkheidsbeginsel vergeleken met de gemeenrechtelijke termijnen van 15 dagen) verzet doen om reden dat aan de wettelijke voorwaarden tot verlening van de opschorting niet zou zijn voldaan. Dat beroep staat niet open voor de burgerlijke partij.
Het verzet tegen die beschikking waarbij tot de opschorting van de uitspraak wordt besloten, kan derhalve betrekking hebben op de eventuele ontstentenis van instemming van de verdachte.
De opschorting van de uitspraak van een veroordeling is volgens art. 1, § 1 van de wet van 29 juni 1964 een middel om een delinquent een proeftijd toe te staan.
De rechter die uitspraak doet over het verzoek tot opschorting van de uitspraak dient afweging te maken van (cfr. Cass. 25 no - vember 1997, P.096.0660.N, Arr.Cass. 1997, nr. 502, p. 1202):
• de zwaarwichtigheid van de te beoordelen feiten (de wet sluit feiten uit die strafbaar zijn met een gevangenisstraf van vijf jaar of meer)
• de persoonlijkheid van de dader (dit vergt het antwoord op de vraag of de dreiging zou volstaan om recidive te voorkomen en houdt dus rekening met schuldinzicht en reeds gewijzigde attitude en voorafgaande of opvolgende feiten)
• de nadelige effecten van de strafrechtelijke interventie voor de reclassering en de resocialisering van de veroordeelde.
De proportionaliteit wordt beoordeeld ten aanzien van elke dader in persoon afzonderlijk. Aldus kan de rechter bij daders van het zelfde misdrijf aan de ene wel en aan de andere niet het voordeel van de opschorting verlenen.
Cass. 31 oktober 2017, P.17.0014.N, juridat.be; Cass. 30 oktober 2012, P.12.0332.N, juridat.be:
“De opschorting is verantwoord wanneer een veroordeling, zelfs met uitstel, de verbetering die reeds werd bereikt of die men van de beklaagde kan verwachten, en zijn reclassering nadelig zou kunnen beïnvloeden. De rechter zal dan ook een afweging dienen te maken tussen, eensdeels, de zwaarwichtigheid van de te beoordelen feiten en de persoonlijkheid van de dader, en, anderdeels, de nadelige effecten van de strafrechtelijke interventie voor de reclassering en de re-socialisering van de veroordeelde.”
De beslissing, waarbij de rechter de ten laste gelegde feiten bewezen verklaart, zonder dat een veroordeling wordt uitgesproken, wordt uitgesproken met instemming van de verdachte en maakt een einde aan de vervolging indien zij niet wordt herroepen (art. 3, eerste en vijfde lid van de wet van 29 juni 1964).
De opschorting kan ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de verdachte worden uitgesproken (art. 3, derde lid van de wet van 29 juni 1964). Aan de opschorting kunnen eventueel probatievoorwaarden worden gekoppeld (art. 3, vierde lid van de wet van 29 juni 1964).
In de regel wordt de opschorting van de uitspraak van een veroordeling uitgesproken door de vonnisgerechten, aangezien over de strafvordering uitspraak moet worden gedaan door de feiten bewezen te verklaren. De opschorting kan eveneens door de onderzoeksgerechten worden uitgesproken wanneer zij van oordeel zijn dat de openbaarheid van het debat de declassering van de verdachte zou kunnen veroorzaken of zijn reclassering in gevaar zou kunnen brengen (art. 3, tweede lid van de wet van 29 juni 1964).
Wanneer de rechter de opschorting van de uitspraak van de veroordeling uitspreekt, dient hij, krachtens art. 6, tweede lid van de wet van 29 juni 1964, de inverdenkinggestelde in de kosten te veroordelen, die werden bepaald overeenkomstig het KB van 28 december 1950 houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.
Wanneer de opschorting wordt bevolen, is het onderzoeksgerecht bevoegd om uitspraak te doen over de burgerlijke vordering die tevens bij dat gerecht aanhangig is gemaakt (art. 6, derde lid van de wet van 29 juni 1964).
Door te voorzien in de mogelijkheid om de opschorting van de uitspraak van de veroordelingen uit te spreken, heeft de wetgever het mogelijk willen maken dat de personen zonder een zwaar strafrechtelijk verleden die kans maken op verbetering, niet de gevolgen van een veroordeling dienen te ondergaan en, in voorkomend geval, ontkomen aan de weerklank die aan het onderzoek ter openbare terechtzitting wordt gegeven.
Het doel van die clementiemaatregel is het bevorderen van de reclassering van de betrokkene.
De opschorting van de uitspraak van een veroordeling is een beslissing die, indien zijn niet wordt herroepen, een einde maakt aan de strafvordering en die veronderstelt dat de tenlastelegging bewezen wordt verklaard.
De beschikking waarbij de opschorting wordt uitgesproken, betreft derhalve de grond van de strafvordering, waarbij de gerechten, met inbegrip van de onderzoeksgerechten die de opschorting van de veroordeling uitspreken, “de schuld van de verdachten [moeten] vaststellen” (Parl.St. Kamer 1956-57, nr. 598/1, p. 7).
Tot de opschorting van de uitspraak kan slechts worden besloten indien de verdachte met die clementiemaatregel instemt. De instemming van de verdachte, die “een uiting [moet] zijn van de wil tot beterschap” (Parl.St. Senaat 1962-63, nr. 355, p. 14), vormt een wezenlijk vereiste voor de doelmatigheid zelf van de opschorting van de uitspraak.
De burgerlijke partij.kan geen beroep aantekenen tegen de beschikking tot opschotting van de uitspraak
De modaliteit waaronder de opschorting wordt verleend, zijnde de voorwaarden die tijdens de proeftijd dienen nageleefd en door de rechter worden opgelegd wordt probatie geheten (etymologie: Latijn "probare", hetgeen zowel "bewijzen" als "uitttesten", "onderzoeken" betekent.