BOEK III. - BALIE.
EERSTE TITEL. - <W 02-07-1975, art. 1> Algemene Bepalingen.
EERSTE HOOFDSTUK. - Advocaten.
Art. 428. <W 02-07-1975, art. 2> (Niemand kan de titel van advocaat voeren of het beroep van advocaat uitoefenen indien hij geen Belg of onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie is, niet in het bezit is van het diploma van doctor of licentiaat in de rechten, niet de eed heeft afgelegd bedoeld in artikel 429 en niet is ingeschreven op het tableau van de Orde of op de lijst van de stagiairs.) <W 2001-11-22/39, art. 2, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001>
Er kan afgeweken worden van de voorwaarde van nationaliteit in de gevallen die de Koning bepaalt op advies van de (Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone). <W 2001-07-04/41, art. 2, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Behoudens de afwijkingen die de wet vaststelt, mag geen nadere bepaling aan de titel van advocaat worden toegevoegd.
Art. 428bis.<Ingevoegd bij KB 1996-05-02/43, art. 1,
Inwerkingtreding : 01-08-1996> Kunnen bovendien de titel van advocaat voeren en het beroep uitoefenen, de onderdanen van een Lid-Staat van de Europese Unie die voldoen aan de hiernavolgende voorwaarden :
1° houder zijn van een diploma, getuigschrift of andere titel [
1 bedoeld in de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties]
1, en waaruit blijkt dat de houder de vereiste kwalificaties bezit om in een Lid-Staat van de Europese Unie tot het beroep van advocaat te worden toegelaten;
2° de overlegging van :
a) een bewijs van goed zedelijk gedrag;
b) en een getuigschrift waaruit blijkt dat gegadigde nooit failliet is gegaan;
c) alsmede een getuigschrift waaruit blijkt dat de gegadigde nooit handelingen heeft verricht die aanleiding kunnen geven tot opschorting of verbod van de uitoefening van het beroep van advocaat, zijnde een ernstige fout bij de uitoefening van het beroep van advocaat of een misdrijf;
d) (de lijst van de onderwerpen waarover de gegadigde is ondervraagd teneinde zijn diploma, getuigschrift of een andere in 1° bedoelde titel te behalen, evenals het bewijs van eventuele beroepservaring;) <W 2004-12-27/31, art. 11, 121;
Inwerkingtreding : 10-01-2005>
3° voldaan hebben aan een bekwaamheidsproef, georganiseerd door (de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone, naargelang de balie waar zij om hun inschriving verzoeken), wanneer de ontvangen opleiding verband houdt met vakgebieden welke wezenlijk verschillen van die waarop het Belgische diploma van licentiaat in de rechten betrekking heeft (, tenzij de kennis die de betrokkene heeft verworven tijdens zijn beroepservaring van dien aard is dat ze deze wezenlijke verschillen geheel of gedeeltelijk ondervangen). <W 2001-07-04/41, art. 3, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002> <W 2004-12-27/31, art. 11, 121;
Inwerkingtreding : 10-01-2005>
(Onverminderd artikel 428nonies zijn de gegadigden die aan de voorafgaande voorwaarden hebben voldaan, gemachtigd de eed van advocaat af te leggen. Zij worden vrijgesteld van de stageverplichtingen die door het Belgisch recht worden opgelegd en kunnen om hun inschrijving op het tableau van de Orde verzoeken op voorwaarde dat zij in een Lidstaat van de Europese Unie een stage hebben volbracht die de inschrijving aan een balie van die Staat mogelijk maakt. Zij worden eveneens van de stageverplichtingen vrijgesteld indien het recht van de Staat waar het diploma is behaald of de Staat waarvan de gegadigde onderdaan is, deze verplichtingen niet oplegt. In de andere gevallen wordt aan de gegadigden die aan genoemde voorwaarden hebben voldaan toegelaten de eed van advocaat af te leggen en om hun inschrijving op de lijst van de stagiairs te verzoeken, onverminderd artikel 428nonies. Zij zijn onderworpen aan alle stageverplichtingen, zoals die voortvloeien uit de wet, uit de reglementen van de (Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Orde des barreaux francophones et germanophone, naargelang de balie waar zij om hun inschrijving verzoeken) en uit het huishoudelijk reglement van de balie waar zij om hun inschrijving verzoeken.) <KB 1998-03-27/46, art. 1, 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> <W 2001-07-04/41, art. 3, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
----------
(
1)<W
2014-04-10/73, art. 51, 187; Inwerkingtreding : 10-06-2014>
Art. 428ter.<Ingevoegd bij KB 1996-05-02/43, art. 2,
Inwerkingtreding : 01-08-1996> § 1. De (Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone, naargelang van de balie waar om inschrijving wordt verzocht, zijn de autoriteiten) bevoegd om : <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
1° de aanvragen te ontvangen;
2° te onderzoeken of de gegadigde beantwoordt aan de voorwaarden om tot de bekwaamheidsproef te worden toegelaten gesteld in artikel 428bis, eerste lid, 1° en 2°;
3° (op grond van de lijst bedoeld in artikel 428bis, eerste lid, 2°, d), en de lijst vermeld in artikel 428quater, § 2, te besluiten of de opleiding die de gegadigde heeft genoten of zijn beroepservaring betrekking heeft op vakgebieden die wezenlijk verschillen van die waarop het Belgische diploma van licentiaat of master in de rechten betrekking heeft;) <W 2004-12-27/31, art. 12, 121;
Inwerkingtreding : 10-01-2005>
4° kennis te geven aan de gegadigde van de beslissing over de ontvankelijkheid van zijn verzoek, en wanneer het ontvankelijk is, de gegadigde in voorkomend geval ervan kennis te geven dat hij de bekwaamheidsproef moet afleggen.
§ 2. De documenten die de gegadigde aan de (Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone) toezendt moeten : <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
1° zijn afgegeven door de in de Lid-Staat van hun oorsprong of herkomst bevoegde autoriteiten, namelijk de openbare overheid, de onderwijsinstellingen en de met de Belgische instellingen vergelijkbare beroepsorganisaties;
2° worden overgelegd in de vorm van hetzij het origineel, hetzij een voor eensluidend verklaard afschrift uitgereikt door deze autoriteiten.
Ingeval voornoemde documenten of een aantal ervan niet worden afgegeven in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst, worden zij vervangen door een attest uitgaande van deze laatste Lid-Staat waaruit blijkt dat betrokkene ter vervanging van de in het vorige lid omschreven documenten een verklaring onder ede of een plechtige verklaring heeft afgelegd. Deze eed of verklaring moet zijn afgelegd ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of administratieve instantie of, in voorkomend geval, van een notaris of een bevoegde beroepsorganisatie van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst.
§ 3. Het verzoek en de documenten moeten opgesteld zijn in het Nederlands, het Frans of het Duits, of vergezeld zijn van een voor eensluidend verklaarde vertaling in één van die talen.
(Lid 2 opgeheven) <KB 1998-03-27/46, art. 2, b), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998>
§ 4. (Bij de indiening van het verzoek kan van de gegadigde een inschrijvingsgeld worden gevraagd. Dit bedrag wordt betaald aan de (Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone). Het bedrag wordt door de Minister van Justitie vastgesteld. Het mag de gemiddelde kost van de behandeling van de verzoeken niet overschrijden.) <KB 1998-03-27/46, art. 2, c), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
§ 5. Wanneer het dossier onvolledig is, verwittigt de (Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone) de gegadigde binnen vijftien dagen na de ontvangst van de stukken en deelt hem mede welke documenten ontbreken. <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Wanneer het dossier volledig is samengesteld verwittigt de (Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone) de gegadigde binnen vijftien dagen na de ontvangst van het laatste document. <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Vervolgens gaat de Orde over tot het onderzoek van de documenten, waarbij zij nagaat of aan de vereisten bedoeld in artikel 428bis, eerste lid, 1° en 2° is voldaan.
Binnen vier maanden na overlegging van het volledige dossier geeft de (Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone) aan de gegadigde kennis van haar met redenen omklede beslissing. Wanneer de gegadigde de bekwaamheidsproef moet afleggen deelt de Orde hem mede welke van de vakken bedoeld (in artikel 428quater, § 2), in aanmerking komen. <KB 1998-03-27/46, art. 2, d), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
De afwezigheid van beslissing geldt als toelating tot de bekwaamheidsproef. In dit geval bepaalt de gegadigde zelf welke vakken hij aflegt en geeft daarvan mededeling aan de (Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone). (...). (...). (...). <KB 1998-03-27/46, art. 2, e), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
§ 6. (De gegadigde kan hoger beroep instellen bij de commissie van beroep tegen een beslissing van onontvankelijkheid van zijn verzoek, tegen de beslissing die hem toelaat tot een bekwaamheidsproef met vakken die niet wezenlijk verschillen van de vakgebieden van zijn opleiding, of tegen een weigering van vrijstelling van de bekwaamheidsproef.) <KB 1998-03-27/46, art. 2, f), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998>
Het hoger beroep wordt bij ter post aangetekende brief ingesteld en wordt aan de (Orde van Vlaamse balies of de Ordre des barreaux francophones et germanophone) toegezonden binnen dertig dagen na de mededeling van de beslissing. <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
§ 7. (Er zijn twee commissies van beroep), een Franstalige en een Nederlandstalige. <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Iedere (commissie van beroep) bestaat uit: <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
1° (een raadsheer of emeritus-raadsheer in het Hof van beroep. Hij is voorzitter van de commissie); <KB 1998-03-27/46, art. 2, g), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998>
2° een stafhouder of voormalig stafhouder. Hij is secretaris van de commissie;
3° een hoogleraar of een hoogleraar-emeritus in het recht aan een Belgische universiteit, die geen advocaat mag zijn.
§ 8. Wordt de gegadigde toelating tot de Duitstalige bekwaamheidsproef geweigerd, dan kan hij in het Duits hoger beroep instellen.
De voorzitter kan vorderen dat alle stukken of een gedeelte ervan worden vertaald. De kosten hiervan komen voor rekening van de gegadigde.
§ 9. (De magistraten en de hoogleraren die lid van (de hoger vermelde commissies) zijn worden door de Minister van Justitie aangewezen. De stafhouders of voormalig stafhouders die lid van (de hoger vermelde commissies) zijn worden door de Minister van Justitie aangewezen op voordracht van de (Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone).) <KB 1998-03-27/46, art. 2, h), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> <W 2001-07-04/41, art. 4, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Ingeval het hoger beroep in het Duits wordt ingesteld, moet de stafhouder of voormalig stafhouder afkomstig zijn van de balie van Eupen.
De leden hebben elk twee plaatsvervangers die op dezelfde wijze worden aangewezen.
§ 10. [
1 Tegen de beslissingen gewezen door de in § 6 bedoelde commissies van beroep kan cassatieberoep worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van het vierde deel, boek III, titel IVbis, van dit Wetboek.]
1 ----------
(
1)<W
2014-04-10/57, art. 3, 186; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
Art. 428quater. <Ingevoegd bij KB 1996-05-02/43, art. 3,
Inwerkingtreding : 01-08-1996> § 1. (De Orde van Vlaamse Balies organiseert ten behoeve van de onderdanen van de Lid-Staten van de Europese Unie de bekwaamheidsproef, ingesteld bij artikel 428bis, eerste lid, 3°, in het Nederlands.) <W 2001-07-04/41, art. 5, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
(De Ordre des Barreaux francophones et germanophone organiseert ten behoeve van de onderdanen van de Lid-Staten van de Europese Unie de bekwaamheidsproef, ingesteld bij artikel 428bis, eerste lid, 3°, in het Frans of in het Duits.) <W 2001-07-04/41, art. 5, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
De bekwaamheidsproef betreft uitsluitend de vakkennis van de gegadigde en strekt ertoe na te gaan of hij de nodige bekwaamheid bezit om in België het beroep van advocaat uit te oefenen.
(Het examen bestaat uit een schriftelijk en een mondeling gedeelte.
De gegadigde is geslaagd voor een vak wanneer hij 60 % van de punten heeft behaald.
Niet-geslaagde gegadigden kunnen de vakken waarvoor geen 60 % van de punten is behaald, ten hoogste driemaal opnieuw afleggen, en wel tijdens de volgende drie zittijden.) <KB 1998-03-27/46, art. 3, a), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998>
§ 2. (De bekwaamheidsproef heeft betrekking op de volgende vakken :
1° schriftelijk examengedeelte :
- burgerlijk recht, daarbij inbegrepen burgerlijke rechtsvordering;
- strafrecht, daarbij inbegrepen strafvordering;
- naar keuze van de gegadigde, een van de volgende vakken : publiekrecht, administratief recht, fiscaal recht, handelsrecht of sociaal recht.
2° mondeling examengedeelte :
plichtenleer en de vakken waarvoor de gegadigde in het schriftelijk examengedeelte niet is geslaagd.) <KB 1998-03-27/46, art. 3, b), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998>
§ 3. (Er worden twee examencommissies ingesteld, een Franstalige en een Nederlandstalige, die de gegadigden ondervragen en vaststellen of zij voor de bekwaamheidsproef zijn geslaagd. Elke examencommissie bestaat uit : ) <W 2001-07-04/41, art. 5, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
1° (een rechter of emeritus-rechter in een rechtbank van eerste aanleg. Hij is voorzitter van de examencommissie); <KB 1998-03-27/46, art. 3, c), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998>
2° twee advocaten ingeschreven op het tableau. De laatst ingeschreven advocaat is secretaris van de examencommissie;
3° een hoogleraar of docent in het recht aan een Belgische universiteit, die geen advocaat mag zijn.
(Lid 4 opgeheven) <KB 1998-03-27/46, art. 3, d), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998>
§ 4. De Duitstalige bekwaamheidsproef wordt afgenomen door de Franstalige (...) examencommissie. <W 2001-07-04/41, art. 5, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
In dat geval bestaat de examencommissie als volgt :
1° (een rechter of emeritus-rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Eupen. Hij is voorzitter van de examencommissie); <KB 1998-03-27/46, art. 3, e), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998>
2° twee advocaten ingeschreven op het tableau, van wie één op het tableau van de Orde van Advocaten van het rechtsgebied Eupen. Laatstgenoemde is secretaris van de examencommissie;
3° een hoogleraar of docent in het recht aan een Belgische universiteit, die geen advocaat mag zijn.
(Lid 4 opgeheven) <KB 1998-03-27/46, art. 3, f), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998>
§ 5. (De magistraten en de hoogleraren of docenten die lid van (de hoger vermelde commissies) zijn worden aangewezen door de Minister van Justitie. De advocaten die lid van (de hoger vermelde commissies) zijn worden door de Minister van Justitie aangewezen op voordracht van (de Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone naargelang van de commissie waarvoor zij dienen te worden aangewezen).) <KB 1998-03-27/46, art. 3, g), 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> <W 2001-07-04/41, art. 5, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
De leden hebben elk twee plaatsvervangers die op dezelfde wijze worden aangewezen.
Art. 428quinquies. <KB 1998-03-27/46, art. 4, 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> De (Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone) stelt het personeel, het secretariaat, de lokalen, de documentatie en het materiaal ter beschikking van de commissie van beroep en de examencommissie, zoals nodig voor het vervullen van hun opdracht. <W 2001-07-04/41, art. 6, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Art. 428sexies. <KB 1998-03-27/46, art. 5, 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> (De commissies van beroep komen) ten minste tweemaal per jaar bijeen om kennis te nemen van de hogere beroepen ingesteld op grond van de artikelen 428ter en 428septies. De voorzitter bepaalt frequentie en datum van die vergaderingen. <W 2001-07-04/41, art. 7, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
De commissie van beroep vergadert op de zetel van de (Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone) of op een andere door de voorzitter bepaalde plaats. <W 2001-07-04/41, art. 7, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
De verzoeker wordt ten minste vijftien dagen voor de vergadering opgeroepen. Gedurende dezelfde termijn ligt het dossier te zijner beschikking op de zetel van de (Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone). <W 2001-07-04/41, art. 7, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
De verzoeker kan zich laten bijstaan door een advocaat en ter staving van zijn beroep een memorie indienen alsmede alle stukken die hij nuttig acht. Ingeval het beroep betrekking heeft op vakken die in de bekwaamheidsproef moeten worden afgelegd, doet de verzoeker de documenten betreffende het te raadplegen buitenlandse recht toekomen die nodig zijn om over het bestaan van substantiële verschillen te oordelen. Wanneer de commissie van oordeel is dat de neergelegde documenten niet volstaan, nodigt zij de verzoeker uit bijkomende documenten neer te leggen bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
De wrakingsgronden bedoeld in de artikelen 828 tot 830 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op de leden van de commissie van beroep. Leden die weten dat redenen van wraking tegen hen bestaan, moeten zich onthouden. De verzoeker die een lid van de commissie van beroep wil wraken, moet zulks doen voor de beraadslaging. De akte van wraking wordt voor het Hof van Cassatie gebracht.
De debatten voor de kamer van beroep vinden in openbare zitting plaats, tenzij de verzoeker een zitting met gesloten deuren vraagt.
De commissie van beroep kan alleen geldig beraadslagen indien alle leden of plaatsvervangers van de verhinderde leden aanwezig zijn. De commissie van beroep beraadslaagt met gesloten deuren. Beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen.
De beslissing wordt met redenen omkleed en in het openbaar bekendgemaakt, tenzij de verzoeker daaraan uitdrukkelijk verzaakt. Van iedere beraadslaging van de commissie van beroep wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter en de secretaris van de commissie wordt ondertekend. In het proces-verbaal wordt opgave gedaan van de beslissing en van de redenen die daaraan ten grondslag liggen.
De voorzitter of de secretaris van de commissie van beroep stelt de gegadigde binnen vijftien dagen in kennis van de beslissing.
Binnen één maand na haar kennisgeving kan de gegadigde de beslissing van de commissie van beroep voor het Hof van Cassatie brengen in de vormen van de voorzieningen voor burgerlijke zaken. Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar de commissie van beroep, anders samengesteld.
Wanneer de beslissing van de commissie van beroep een beslissing van niet-ontvankelijkheid teniet doet, verklaart de (Orde van Vlaamse balies respectievelijk Ordre des barreaux francophones et germanophone) het verzoek ontvankelijk en laat zij de verzoeker toe tot de volgende bekwaamheidsproef. Bovendien deelt de Nationale Orde aan de verzoeker mee welke vakken van die bedoeld in artikel 428quater, § 2, 1°, hij moet afleggen. <W 2001-07-04/41, art. 7, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Wanneer de beslissing van de commissie van beroep een beslissing om de verzoeker toe te laten tot een bekwaamheidsproef hervormt door een of meer aan betrokkene opgelegde vakken te schrappen, laat de (Orde van Vlaamse balies respectievelijk Ordre des barreaux francophones et germanophone) de verzoeker toe tot de volgende bekwaamheidsproef voor de vakken bepaald door de commissie van beroep. <W 2001-07-04/41, art. 7, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Art. 428septies. <KB 1998-03-27/46, art. 6, 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> De examencommissie vergadert op de zetel van de (Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone) of op een andere door de voorzitter bepaalde plaats. Hij bepaalt frequentie en datum van de vergaderingen. <W 2001-07-04/41, art. 8, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
De wrakingsgronden bedoeld in de artikelen 828 tot 830 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing op de leden van de examencommissie. Leden die weten dat redenen van wraking tegen hen bestaan, moeten zich onthouden. De verzoeker die een lid van de examencommissie wil wraken, moet zulks doen voor de beraadslaging. De akte van wraking wordt voor de commissie van beroep gebracht.
De examencommissie kan alleen geldig beraadslagen indien alle leden of plaatsvervangers van de verhinderde leden aanwezig zijn. De examencommissie beraadslaagt met gesloten deuren. Bij staking van stemmen is die van de voorzitter beslissend. De beraadslaging sluit het examen af.
Van iedere beraadslaging over de bekwaamheidsproef wordt een proces-verbaal opgemaakt, dat door de voorzitter en de secretaris van de examencommissie wordt ondertekend en waarin de resultaten behaald door de gegadigden zijn vermeld.
De voorzitter van de examencommissie deelt de resultaten mee aan de (voorzitter van de Orde van Vlaamse balies of de voorzitter van de Ordre des barreaux francophones et germanophone), die ze binnen een maand na afsluiting van het examen ter kennis brengt van de gegadigden. <W 2001-07-04/41, art. 8, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Tegen de beslissingen van de examencommissie kan binnen een maand na de kennisgeving ervan beroep tot vernietiging worden ingesteld bij de commissie van beroep. Dit beroep mag enkel de wettelijkheid van de beslissing van de examencommissie betreffen. Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst de commissie van beroep de zaak naar de examencommissie, anders samengesteld, voor welke de gegadigde het examen kan afleggen.
Art. 428octies. (ingevoegd bij KB 1996-05-02/43, art. 7,
Inwerkingtreding : 01-08-1996) Het is niet toegelaten tegelijk lid te zijn van de examencommissie en van de commissie van beroep.
De advocaten die deel uitmaken van de examencommissie en de stafhouders die zitting hebben in de commissie van beroep en tevens lid zijn van de raad van de Orde van Advocaten, welke beslist over de inschrijving van de gegadigde op het tableau of op de lijst van deze Orde, of van de raad van beroep, die het hoger beroep tegen de beslissing van de raad van de Orde behandelt, moeten zich onthouden wanneer deze raden hun bevoegdheid uitoefenen.
Art. 428nonies. <Ingevoegd bij KB 1996-05-02/43, art. 8,
Inwerkingtreding : 01-08-1996> Ten aanzien van de gegadigden aan wie de (Orde van Vlaamse balies respectievelijk de Ordre des barreaux francophones et germanophone) ter kennis heeft gegeven dat zij van de bekwaamheidsproef zijn vrijgesteld of dat zij voor die proef zijn geslaagd, is artikel 432 van toepassing. <W 2001-07-04/41, art. 9, 090;
Inwerkingtreding : 01-05-2002>
Art. 428decies. <KB 1998-03-27/46, art. 7, 059;
Inwerkingtreding : 12-05-1998> De kennisgevingen en mededelingen bedoeld in de artikelen 428bis tot 428nonies worden aan de gegadigden op het door hen opgegeven adres toegezonden bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
Art. 429. De aanneming (van de eedaflegging van de advocaat) heeft plaats in openbare zitting van het hof van beroep, op de voordracht van een advocaat die sedert ten minste tien jaar op het tableau van een balie van het rechtsgebied is ingeschreven, in tegenwoordigheid van de stafhouder der Orde van advocaten in de zetel van het hof van beroep en op vordering van het openbaar ministerie. <W 2001-11-22/39, art. 3, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001>
De recipïendus legt de eed af in de volgende bewoordingen:
"Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk, dat ik niet zal afwijken van de eerbied aan het gerecht en de openbare overheid verschuldigd, en geen zaak zal aanraden of verdedigen die ik naar eer en geweten niet geloof rechtvaardig te zijn."
De griffier maakt van dat alles proces-verbaal op en bevestigt op de keerzijde van het diploma dat de formaliteiten vervuld zijn.
Art. 430.<W
2001-11-22/39, art. 4, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> 1. [
1 Elke balie of orde organiseert zich bij een afdeling van de rechtbank of bij de rechtbank van het gerechtelijk arrondissement. Uiterlijk op 1 december van elk jaar wordt een tableau opgemaakt van de Orde van advocaten, een lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en een lijst van de stagiairs, die hun kantoor in het werkingsgebied van de Orde hebben.]
1 Het tableau en de lijsten worden aangeplakt of bekendgemaakt door toedoen van de stafhouder, die ervoor zorgt dat zij worden bijgewerkt
2. Evenwel zijn er in het gerechtelijk arrondissement Brussel twee Orden : de Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel en de Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel.
De Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel bestaat uit de advocaten die hun kantoor hebben in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en die zijn ingeschreven op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van de stagiairs.
De Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel bestaat uit de advocaten die hun kantoor hebben in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad en in het administratief arrondissement Halle-Vilvoorde en die zijn ingeschreven op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of op de lijst van de stagiairs.
De Franse Orde van advocaten bij de balie te Brussel maakt de lijst op van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, alsook de lijst van de stagiairs die hun kantoor gevestigd hebben in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad.
De Nederlandse Orde van advocaten bij de balie te Brussel maakt de lijst op van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, alsook de lijst van de stagiairs die hun kantoor gevestigd hebben in de administratieve arrondissementen Brussel-Hoofdstad en Halle-Vilvoorde.
3. In het gerechtelijk arrondissement Brussel worden de adviezen bedoeld in de artikelen 66, 88, § 1, [
3 195 en 210]
3 gegeven door de stafhouder van elk van de twee ordes van advocaten.
[
2 In de arrondissementen waar de balies georganiseerd zijn per afdeling van de rechtbank worden alle in dit Wetboek bedoelde adviezen, gegeven in een gemeenschappelijk advies, naar gelang het geval, van alle stafhouders of van de vertegenwoordigers van de balies van het arrondissement.]
2 (NOTA : aangevuld door W 2006-08-05/45, art. 13, 138; Inwerkingtreding : 01-01-2017 (zie W 2014-12-19/24, art. 21), gewijzigd door W 2013-12-01/01, art. 129, 179; En vigueur : 01-04-2014 en door W 2014-05-08/02, art. 138, Inwerkingtreding : 24-05-2014, art. 13 opgeheven zichzelf door art. 177 van W 2016-12-25/14; Inwerkingtreding : 31-12-2016 ----------
(
1)<W
2013-12-01/01, art. 129, 179;
Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(
2)<W
2014-05-08/02, art. 18, 185; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(
3)<W
2017-07-06/24, art. 269, 211; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
Art. 431. <W 2001-07-04/41, art. 11, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De Orde van Advocaten bestaat uit de advocaten die op het tableau (, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie) of op de lijst van de stagiairs zijn ingeschreven. Zij bezit rechtspersoonlijkheid. <W 2001-11-22/39, art. 5, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001>
Art. 432. <W 1992-11-19/34, art. 1, 026;
Inwerkingtreding : 1992-12-28> (Over de inschrijving op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en voor de stage beslist de raad van de Orde, die meester is over het tableau, over voornoemde lijst en over de lijst van de stagiairs.) <W 2001-11-22/39, art. 6, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001>
De weigering van inschrijving moet met redenen worden omkleed.
Art. 432bis.<Ingevoegd bij W 2006-06-21/36, art. 2;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De persoon die om inschrijving verzoekt of die het voorwerp is van een weglating [
1 of van een maatregel bedoeld in artikel 508/8, tweede lid,]
1 kan tegen de beslissingen genomen door de raad van de Orde hoger beroep instellen bij de tuchtraad van beroep.
Het hoger beroep wordt aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief gericht binnen vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing.
----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 2, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 432bis_FRANSE_GEMEENSCHAP.
<Ingevoegd bij W 2006-06-21/36, art. 2; Inwerkingtreding : 01-11-2006> De persoon die om inschrijving verzoekt of die het voorwerp is van een weglating [1 of van een maatregel bedoeld in artikel 508/8, tweede lid,]1 [2 of in artikel 508/5, § 4, tweede lid]2 kan tegen de beslissingen genomen door de raad van de Orde hoger beroep instellen bij de tuchtraad van beroep.
Het hoger beroep wordt aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief gericht binnen vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing ----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 2, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(
2)<DFG
2016-10-13/15, art. 55, 209; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 433. <W 04-05-1984, art. 2> (De advocaten die ingeschreven zijn geweest op het tableau van de Orde en die, overeenkomstig artikel 432, hun wederinschrijving verkrijgen op dat tableau of hun inschrijving op het tableau van een andere balie, kunnen er ingeschreven worden met de rang van hun eerste inschrijving.) <W 1992-11-19/34, art. 2, 026;
Inwerkingtreding : 1992-12-28>
Hetzelfde geldt voor de advocaten van de balie te Brussel, ook voor hen die, vóór de oprichting van twee afzonderlijke Orden in het gerechtelijk arrondissement Brussel, reeds ingeschreven waren op het tableau van de Orde van advocaten te Brussel.
Art. 434. <W 2001-11-22/39, art. 7, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> Om op het tableau van de Orde te worden ingeschreven moeten, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 428bis, tweede lid, drie jaar stage worden verricht of voor personen ingeschreven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, moet voldaan zijn aan de voorwaarden gesteld in artikel 477nonies.
Art. 434/1. [
1 § 1. De "Orde van Vlaamse balies" en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone" maken de volgende gezamenlijke elektronische lijsten op :
1° een gezamenlijke elektronisch tableau van de advocaten ingeschreven op de in artikel 430, 1 bedoelde tableaus van de verschillende ordes van advocaten waaruit zij zijn samengesteld;
2° een gezamenlijke elektronische lijst van de advocaten ingeschreven op de in artikel 430, 1 bedoelde lijsten van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, bijgehouden door de verschillende ordes van advocaten waaruit zij zijn samengesteld;
3° een gezamenlijke elektronische lijst van de advocaten ingeschreven op de in artikel 430, 1 bedoelde lijsten van de stagiairs, bijgehouden door de verschillende ordes van advocaten waaruit zij zijn samengesteld.
Deze drie gezamenlijke elektronische lijsten worden hierna "de lijsten" genoemd.
Behoudens tegenbewijs, wordt in geval van niet-overeenstemming de voorkeur gegeven aan de vermeldingen op deze lijsten boven elke andere vermelding.
§ 2. De "Orde van Vlaamse balies" en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone", hierna "de beheerder" genoemd, staan gezamenlijk in voor de inrichting en het beheer van de lijsten. Zij staan gezamenlijk in voor de controle op de werking en het gebruik van deze lijsten en zien er gezamenlijk op toe dat deze voortdurend worden bijgewerkt.
De "Orde van Vlaamse balies" en de "Ordre des barreaux francophones et germanophone" worden met betrekking tot de lijsten gezamenlijk beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van de artikelen 4, 7) en 26 van de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van richtlijn 95/46/EG.
§ 3. De Koning bepaalt, na advies van de beheerder en de Gegevensbeschermingsautoriteit, de gegevens die in de lijst zijn opgenomen.
§ 4. De lijsten en de daarin opgenomen gegevens zijn publiek.
§ 5. De gegevens die in de lijst zijn opgenomen, worden bewaard gedurende dertig jaar te rekenen vanaf de dag waarop de advocaat of stagiair wordt geschrapt van het tableau of de lijst bedoeld in artikel 430, 1, al naargelang het geval.
§ 6. Teneinde voor de toepassing van de eerste paragraaf de personen die het beroep van advocaat uitoefenen, te identificeren, is de beheerder gemachtigd om :
1° gebruik te maken van het rijksregisternummer van de advocaten en de stagiairs, en toegang te hebben tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 6°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen;
2° toegang te hebben tot de volgende gegevens uit de registers bedoeld in artikel 4, § 2, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid :
d) naam en voornamen;
e) geboorteplaats en -datum;
f) datum van overlijden.
Het rijksregisternummer, de geboorteplaats en -datum en de datum van overlijden van de in het vorige lid bedoelde fysieke personen mogen niet worden meegedeeld aan het publiek.
Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling of de verwerking van de in het tweede lid bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet in voorkomend geval het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem toepasselijk.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2019-05-05/19, art. 72, 225; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art. 435. <W 2006-06-21/36, art. 3, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De raad van de Orde stelt de stageverplichtingen vast, onverminderd de bevoegdheid verleend aan de Orde van Vlaamse balies en aan de Ordre des barreaux francophones et germanophone krachtens artikel 495.
Behoudens vrijstelling verleend door de overheid van de Orde, mag de stage niet worden onderbroken of geschorst.
De raad van de Orde richt de opleiding met het oog op de vorming van de advocaten-stagiairs in. Hij waakt over het nakomen van alle verplichtingen van de stage, waarvan hij de duur eventueel kan verlengen, onverminderd het recht om de inschrijving op het tableau te weigeren.
Iedere stagiair die uiterlijk vijf jaar na zijn inschrijving op de lijst van de stagiairs niet doet blijken dat hij alle door zijn balie gestelde verplichtingen is nagekomen, kan uit de lijst worden weggelaten.
Art. 436. De raad van de Orde kan doctors in de rechten die ten minste tien jaar op het tableau van de Orde ingeschreven zijn geweest en het beroep van advocaat niet meer uitoefenen, machtigen om de titel van ere-advocaat te voeren.
In uitzonderlijke omstandigheden kan hij de voorgeschreven termijn inkorten.
Alleen de raad van de Orde in wiens gebied de betrokkene het laatst het beroep van advocaat heeft uitgeoefend, kan deze machtiging verlenen onder de voorwaarden in zijn reglement bepaald.
De lijst van de ere-advocaten wordt achteraan op het tableau van de Orde geplaatst.
Bij niet-nakoming van de regels van rechtschapenheid en kiesheid, of bij niet-voldoening aan de voorwaarden voor toekenning van de titel, kan de raad van de Orde die machtiging tot het voeren van de titel van ere-advocaat heeft verleend, ze te allen tijde intrekken, de betrokkene opgeroepen of gehoord; deze kan zich doen bijstaan door een raadsman. Tegen de beslissing staat geen verzet open.
Art. 437.Het beroep van advocaat is onverenigbaar:
1° met het beroep van werkend magistraat, van griffier en van staatsambtenaar;
2° met de ambten van notaris en van gerechtsdeurwaarder;
3° met het drijven van handel of nijverheid;
4° met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen.
Indien er een reden van onverenigbaarheid bestaat, wordt de weglating van het tableau (, van de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie) of van de lijst van stagiairs uitgesproken door de raad van de Orde, hetzij op het verzoek van de betrokken advocaat, hetzij ambtshalve, en in dit laatste geval volgens de rechtspleging in tuchtzaken. <W 2001-11-22/39, art. 8, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001>
[
1 Het beroep van advocaat is verenigbaar met het ambt van rechter in ondernemingszaken.]
1 ----------
(
1)<W
2019-05-05/19, art. 101, 225; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
Art. 438. Advocaten die lid zijn van een der Wetgevende Kamers, mogen niet worden aangesteld als vast advocaat van openbare besturen, noch in enige zaak in geschil pleiten of optreden in het belang van de Staat of van een van de instellingen bedoeld in artikel 1, littera A en B, van de wet van 16 maart 1954 betreffende het toezicht op sommige instellingen van openbaar nut, noch hun in zodanige zaak van advies of van raad dienen, behalve onbezoldigd.
Hetzelfde verbod geldt voor de provincieraadsleden en de gemeenteraadsleden met betrekking tot zaken ingeleid voor de provincie of voor of tegen de gemeente waar zij verkozen zijn.
HOOFDSTUK II. - Rechten en plichten van de advocaten.
Art. 439. Advocaten, ingeschreven op het tableau van de Orde (, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie) of op de lijst van stagiairs, mogen pleiten voor alle gerechten van het Rijk, onverminderd de bijzondere bepalingen betreffende het Hof van Cassatie (...). <W 1999-05-25/44, art. 30, 074;
Inwerkingtreding : 02-07-1999>
Art. 440. Vóór alle gerechten, behoudens de uitzonderingen bij de wet bepaald, hebben alleen de advocaten het recht te pleiten.
De advocaat verschijnt als gevolmachtigde van de partij zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken, behalve indien de wet een bijzondere lastgeving eist.
Art. 441. In hun ambtsverrichtingen dragen de advocaten de kledij die de Koning voorschrijft.
Art. 442. In de gevallen bij de wet bepaald, worden zij geroepen om rechters en ambtenaren van het openbaar ministerie te vervangen; zij mogen niet weigeren zonder reden van verschoning of van verhindering.
Art. 443. De raad van de Orde kan de op het tableau ingeschreven advocaten, (de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie) de advocaten-stagiairs en de ereadvocaten verplichten tot het betalen van de bijdragen die hij bepaalt. <W 2001-11-22/39, art. 10, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001>
Hij waakt voor het nakomen van de wetten en verordeningen betreffende de betaling van de bijdragen aan de voorzorgsinstellingen van de balie.
Art. 444.De advocaten oefenen vrij hun ambt uit ter verdediging van het recht en van de waarheid.
[
1 Zij informeren de rechtszoekende over de mogelijkheid tot bemiddeling, verzoening en elke andere vorm van minnelijke oplossing van geschillen. Indien zij van mening zijn dat een minnelijke oplossing van het geschil overwogen kan worden, trachten zij die in de mate van het mogelijke te bevorderen.]
1 Zij moeten er zich van onthouden enig ernstig feit tegen de eer en de faam van personen aan te voeren, tenzij dit voor de zaak volstrekt noodzakelijk is, onder het voorbehoud van tuchtrechtelijke vervolgingen en toepassing van artikel 445 indien daartoe grond bestaat.
----------
(
1)<W
2018-06-18/03, art. 205, 219; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art. 445. Indien een advocaat in zijn pleidooien of in zijn geschriften kwaadwillig de Monarchie, de Grondwet, de wetten van het Belgische volk of het gevestigd gezag aanvalt, kan de rechtbank of het hof waarvoor de zaak aanhangig is, door de griffier proces-verbaal doen opmaken en het incident brengen voor de raad van de Orde waaronder de betrokkene ressorteert.
Art. 446. De ambtshalve aangewezen advocaat mag zijn ambtelijke tussenkomst niet weigeren, zonder zijn redenen van verschoning of van verhindering te doen goedkeuren door de overheid die hem heeft aangewezen.
Indien een partij niet de bijstand van een advocaat verkrijgt in burgerlijke zaken, stelt het hoofd van de Orde ambtshalve een advocaat aan, indien daartoe grond bestaat.
Art. 446bis. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 2;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> De advocaten verlenen de juridische eerstelijnsbijstand op de in artikel 508/5 bedoelde zitdagen.
Zij verlenen de in artikel 508/7 bedoelde juridische tweedelijnsbijstand.
Onder de in artikel 508/19 bedoelde voorwaarden, kent het Rijk vergoedingen toe aan de advocaten voor hun prestaties inzake juridische bijstand.
Art. 446ter.<Ingevoegd bij W 2006-06-21/36, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De advocaten begroten hun ereloon met de bescheidenheid die van hun functie moet worden verwacht. Een beding daaromtrent dat uitsluitend verbonden is aan de uitslag van het geschil, is verboden.
Ingeval het ereloon niet met een billijke gematigdheid is vastgesteld, wordt het door de raad van de Orde verminderd, met inachtneming onder meer van de belangrijkheid van de zaak en van de aard van het werk, onder voorbehoud van de teruggave die hij beveelt, indien daartoe grond bestaat, dit alles onverminderd het recht van de partij om zich tot het gerecht te wenden indien de zaak niet aan een scheidsgerecht is onderworpen.
Wordt de zaak voor de rechtbank gebracht, dan wordt zij in openbare zitting behandeld, tenzij de partijen eenstemmig vragen dat zij in raadkamer wordt behandeld.
De rechtbank mag daarenboven, op verzoek van de meest gerede partij, bij een met redenen omklede beslissing gelasten dat de zaak in raadkamer wordt behandeld, gedurende de gehele rechtspleging of een gedeelte ervan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van partijen bij het proces dit vereisen of, in de mate dat dit door de rechtbank onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden.
[
1 Ter wille van de vrijheid van de bepaling van het ereloon, moeten de raad van de Orde en de rechtbank bij de uitoefening van de bevoegdheid die hen door deze bepaling wordt verleend, de barema's die werden vastgesteld op grond van de wetgeving inzake juridische tweedelijnsbijstand of inzake de rechtsbijstandverzekering buiten beschouwing laten.]
1 ----------
(
1)<W
2019-04-22/15, art. 12, 227; Inwerkingtreding : 01-09-2019>
Art. 446quater.[
1 § 1. Elke advocaat maakt een onderscheid tussen zijn eigen gelden en derdengelden.
De gelden die advocaten in de uitoefening van hun beroep ontvangen ten behoeve van cliënten of derden worden gestort op een of meer rekeningen geopend op hun naam of op naam van hun advocatenvennootschap met vermelding van hun of haar hoedanigheid. Deze rekening of rekeningen worden geopend overeenkomstig de door de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone vast te stellen regels.
De advocaat verhandelt gelden van cliënten of derden via deze rekening. Hij verzoekt cliënten en derden steeds om uitsluitend op deze rekening te betalen.
Het beheer van deze rekening berust uitsluitend bij de advocaat, onverminderd de aanvullende regels inzake verhandeling van gelden van cliënten of derden vastgesteld door de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone.
§ 2. De in § 1 bedoelde rekeningen omvatten de derdenrekeningen en de rubriekrekeningen.
De derdenrekening is een globale rekening waarop gelden worden ontvangen of beheerd die naar cliënten of derden moeten worden doorgestort.
De rubriekrekening is een geïndividualiseerde rekening geopend met betrekking tot een bepaald dossier of voor een bepaalde cliënt.
§ 3. De derdenrekening en de rubriekrekening zijn rekeningen die zijn geopend bij een door de Nationale Bank van België op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling of de Deposito- en Consignatiekas en die minstens voldoen aan volgende eisen:
1° de derdenrekening en de rubriekrekening mogen nooit een debetsaldo vertonen;
2° op een derdenrekening of een rubriekrekening mag geen krediet in welke vorm ook, worden toegestaan; die rekeningen kunnen nooit tot zekerheid dienen;
3° elke schuldvergelijking, fusie of bepaling van eenheid van rekening tussen de derdenrekening, de rubriekrekening en andere bankrekeningen is uitgesloten; nettingovereenkomsten kunnen op deze rekeningen geen toepassing vinden.
De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone kunnen aanvullende regels inzake de verhandeling van gelden van cliënten of derden vaststellen.
§ 4. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden stort de advocaat de op zijn derdenrekening ontvangen gelden zo vlug mogelijk door aan de bestemmeling.
Ingeval de advocaat om gegronde redenen de gelden niet binnen de bij het reglement van de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone bepaalde termijn en uiterlijk binnen twee maanden na de ontvangst ervan aan de bestemmeling kan overmaken, stort hij ze op een rubriekrekening.
Onverminderd de toepassing van dwingende rechtsregels is het tweede lid niet van toepassing indien het totaal van de bedragen ontvangen voor rekening van eenzelfde persoon of bij gelegenheid van eenzelfde verrichting of per dossier, 2.500 euro niet te boven gaat. De Koning kan dit bedrag om de twee jaar aan de economische toestand aanpassen. Deze aanpassing geldt vanaf 1 januari van het jaar volgend op de bekendmaking van het aanpassingsbesluit.
§ 5. [
2 De Koning kan nadere regels vaststellen met betrekking tot het beheer, de toegang, de controle en het toezicht op de in § 2 bedoelde rekeningen.]
2 Door de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone wordt een toezichtregeling ingevoerd en georganiseerd, waarin minstens wordt bepaald wie, waarop, wanneer en op welke wijze toezicht wordt gehouden op de naleving van de bepalingen bedoeld in de §§ 1 tot 4. [
2 , met uitzondering van de rekeningen die beheerd worden in het kader van een gerechtelijk mandaat.]
2 Deze toezichtregeling bepaalt in het bijzonder de sancties en maatregelen die in geval van overtreding kunnen worden genomen. Ze doet geen afbreuk aan andere wettelijke bepalingen die voorzien in een toezicht op de gelden ontvangen op de in § 2 bedoelde rekeningen.
§ 6. Alle sommen, ongeacht het bedrag ervan die door de gerechtigde niet zijn teruggevorderd, noch aan hem zijn overgemaakt twee jaar na de afsluiting van het dossier naar aanleiding waarvan zij door de advocaat werden ontvangen, worden door deze laatste in de Deposito- en Consignatiekas gestort. De termijn wordt geschorst tot zolang deze sommen het voorwerp uitmaken van een rechtsgeding.
Die deposito's worden ingeschreven op naam van de gerechtigde, die door de advocaat wordt aangewezen. Ze worden door de Deposito- en Consignatiekas ter beschikking van de gerechtigde gehouden tot het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-12-21/42, art. 2, 177; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
(
2)<W
2016-12-25/14, art. 69, 208; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 446quinquies. [
1 § 1. De effecten en geldswaardige papieren aan toonder die aan de advocaat zijn toevertrouwd naar aanleiding van een bepaald dossier, worden binnen de bij het reglement van de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone bepaalde termijn en uiterlijk binnen drie maanden, onder een afzonderlijke rubriek geopend bij een door de Nationale Bank van België op grond van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen vergunde instelling in open bewaring gegeven voor rekening van de eigenaar en op naam van de advocaat of van de advocatenvennootschap.
§ 2. Alle effecten en geldswaardige papieren aan toonder die door de gerechtigde niet zijn teruggevorderd noch aan hem zijn overgemaakt twee jaar na de afsluiting van het dossier naar aanleiding waarvan ze door de advocaat werden ontvangen worden door deze laatste overgemaakt aan de Deposito- en Consignatiekas overeenkomstig artikel 5 van het ministerieel besluit van 27 maart 1935 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935 tot samenschakeling van de wetten betreffende de inrichting en de werking van de Deposito- en Consignatiekas en tot aanbrenging van wijzigingen daarin krachtens de wet van 31 juli 1934.
Die deposito's worden ingeschreven op naam van de gerechtigde die door de advocaat wordt aangewezen. Onverminderd artikel 4, eerste lid, van de wet van 14 december 2005 houdende afschaffing van de effecten aan toonder, worden ze door de Deposito- en Consignatiekas ter beschikking van de gerechtigde gehouden tot het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 26 van het in het eerste lid bedoelde koninklijk besluit nr. 150 van 18 maart 1935.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2013-12-21/42, art. 3, 177; Inwerkingtreding : 01-06-2014>
HOOFDSTUK III. _ Stafhouder en Raad van de Orde.
Art. 447. De stafhouder is het hoofd van de Orde.
Hij roept de algemene vergadering van de advocaten en de raad van de Orde bijeen en zit deze voor.
Bij overlijden of verhindering van de stafhouder wordt hij voorlopig vervangen zoals bepaald is in het reglement van de raad van de Orde; anders door de oudstbenoemde stafhouder die lid is van de raad of bij gebreke daarvan door het oudste aanwezige lid van de raad.
Art. 448. (Voor elke balie wordt een Raad van de Orde gevormd. Evenwel voor de Balie te Brussel hebben de beide bij artikel 430, 2°, bedoelde orden ieder hun eigen Raad.) <W 04-05-1984, art. 3>
Is de raad van de Orde bij de heropening van de hoven en de rechtbanken niet wettelijk gevormd of vernieuwd, dan worden zijn werkzaamheden voorlopig verricht door de aftredende raad van de Orde.
Art. 449. De raad van de Orde bestaat uit de stafhouder en :
(uit zestien leden, indien vijfhonderd of meer advocaten ingeschreven zijn op het tableau, op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en op de lijst van de stagiairs;) <W 2001-11-22/39, art. 11, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001>
uit veertien leden, indien dit aantal honderd of meer bedraagt;
uit acht leden, indien dit aantal vijftig of meer bedraagt;
uit zes leden, indien het dertig of meer bedraagt;
uit vier leden, indien het vijftien of meer bedraagt;
uit twee leden, indien het minder is dan vijftien.
Art. 450. (De raadsleden worden rechtstreeks gekozen door de vergadering van de Orde, waarvoor alle op het tableau ingeschreven advocaten (, alle advocaten ingeschreven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie) en alle (...) op de lijst van de stagiairs ingeschreven advocaten, worden opgeroepen.) <W 1985-02-07/33,art.2,1°, 003> <W 2001-07-04/41, art. 12, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> <W 2001-11-22/39, art. 12, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001>
(De stafhouder en de leden van de raad van de Orde worden gekozen uit de leden van de balie ingeschreven op het tableau of op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie.) <W 2001-11-22/39, art. 12, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001>
De stafhouder en de raadsleden worden gekozen bij gelijktijdige, maar afzonderlijke lijststemming, de stafhouder bij volstrekte meerderheid van stemmen en de raadsleden bij betrekkelijke meerderheid, op dag en uur bepaald door de raad van de Orde en met inachtneming van de regels die deze vaststelt.
Nadat de stemming gesloten is verklaard, wordt de uitslag ervan in de algemene vergadering door haar voorzitter afgekondigd.
Is een lid van de balie tegelijk tot stafhouder en tot lid van de raad der Orde gekozen, dan wordt deze laatste verkiezing als onbestaande beschouwd en de advocaat die na hem de meeste stemmen heeft behaald, wordt in zijn plaats verkozen verklaard.
De uitslag van de raadsverkiezing wordt afgekondigd na de verkiezing van de stafhouder.
Indien bij de stemming voor de verkiezing van de stafhouder geen volstrekte meerderheid wordt bereikt, heeft dadelijk of in een latere vergadering een herstemming plaats over de twee kandidaten op wie het grootste aantal stemmen is uitgebracht.
Indien de kandidaten bij de herstemming een gelijk aantal stemmen behalen, is de op het tableau oudstingeschreven kandidaat gekozen.
Indien bij de verkiezingen voor de raad van de Orde de stemmen staken voor het laatste te begeven mandaat, is de oudste naar rangorde op het tableau gekozen.
Van de verrichtingen wordt proces-verbaal opgemaakt.
(Kan een lid van de Raad van de Orde zijn mandaat niet voleindigen dan wordt het vervangen door een advocaat die na de verkozen leden de meeste stemmen heeft behaald bij de jongste verkiezing.) <W 24-05-1978, art. 1>
Art. 451.(....) De raad van de Orde kan bepalen op welke wijze en onder welke voorwaarden de kandidaten voor het stafhouderschap en voor de raad worden voorgedragen. <W 04-05-1984, art. 4, 1>
[
1 Hij kan beslissen dat een of meerdere van de plaatsen in de raad worden toegekend volgens de regels die inzake voordracht en stemming voor de aanwijzing van de stafhouder zijn voorgeschreven, en waarbij de kandidaten dienen te voldoen aan bijzondere voorwaarden.]
1 De stemmen die worden uitgebracht voor die plaats, mogen niet aangerekend worden voor de verkiezing in een andere [
1 plaatsen]
1 in de raad van de Orde.
§ 2. (.....) <W 04-05-1984, art. 4, 2>
----------
(
1)<W
2018-05-25/02, art. 26, 217; Inwerkingtreding : 30-05-2018>
Art. 452. De secretaris van de raad vervult ook het ambt van secretaris van de Orde.
Art. 453. De raad van de Orde kan alleen dan beraadslagen en besluiten wanneer de meerderheid van zijn leden aanwezig is.
Art. 454. De raden van de Orde worden vóór het einde van ieder gerechtelijk jaar vernieuwd, om hun ambt te vervullen dadelijk na het begin van het nieuw gerechtelijk jaar.
De lijst van de leden waaruit de raad van de Orde bestaat, wordt binnen acht dagen na de verkiezing gezonden aan de procureur-generaal bij het hof van beroep van het rechtsgebied.
Art. 455. <Hersteld bij W 2006-06-21/36, art. 5, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De raad van de Orde heeft de opdracht om de eer van de Orde van advocaten op te houden en de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, te handhaven.
Art. 455bis. (Opgeheven) <W 1998-11-23/34, art. 3, 065;
Inwerkingtreding : 31-12-1999>
HOOFDSTUK IV. - Tucht.
Afdeling 1. - Tuchtraden <Ingevoegd bij W 2006-06-21/36, art. 6;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 456. <W 2006-06-21/36, art. 7, 135;
Inwerkingtreding : 20-07-2006> Bij de zetel van ieder hof van beroep wordt een tuchtraad ingesteld, die tot taak heeft de inbreuken op de eer van de Orde en op de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid, die aan het beroep ten grondslag liggen en een behoorlijke beroepsuitoefening moeten waarborgen, alsook de inbreuken op de reglementen te bestraffen, onverminderd de bevoegdheid van de rechtbanken, indien daartoe grond bestaat. "
In het rechtsgebied van het hof van beroep van Brussel worden twee tuchtraden ingesteld, één voor de Nederlandstalige Ordes en één voor de Franstalige Ordes.
Deze tuchtraden zijn bevoegd voor de advocaten behorend tot de Ordes van het rechtsgebied van het betrokken hof van beroep.
Ten aanzien van de voorzitter, de kamervoorzitters, de assessoren en de plaatsvervangende assessoren, de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen van de tuchtraad en de advocaten die lid zijn van de tuchtraad van beroep, en ten aanzien van de stafhouders en de leden van de raden van de Orde, behoort de tuchtrechtelijke procedure in eerste aanleg tot de bevoegdheid van de tuchtraad van een ander rechtsgebied, dat wordt aangewezen door de voorzitter van de tuchtraad van beroep. In dat geval wordt het tuchtrechtelijk onderzoek gevoerd door de stafhouder, of in voorkomend geval door de voorzitter van de tuchtraad van bedoeld rechtsgebied.
Art. 457. <W 2006-06-21/36, art. 8, 135;
Inwerkingtreding : 20-07-2006> § 1. De tuchtraad is samengesteld uit één of meer kamers.
§ 2. De tuchtraad heeft een voorzitter, die tot taak heeft de zaak bij de tuchtraad aanhangig te maken. De voorzitter heeft geen zitting in de tuchtraad.
De voorzitter van de tuchtraad wordt verkozen voor een periode van drie jaar door de stafhouders die lid zijn van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk van de Ordre des barreaux francophones et germanophone.
§ 3. De tuchtraad heeft een secretaris en twee plaatsvervangende secretarissen.
§ 4. De raden van de Orde van elke balie die deel uitmaakt van het betrokken rechtsgebied, wijzen elk minstens twee effectieve leden en twee plaatsvervangers aan om in de tuchtraad zitting te hebben.
De voorzitter en de kamervoorzitters worden gekozen uit de gewezen stafhouders.
De assessoren worden gekozen uit de gewezen leden van de raden van de Orde.
Om de drie jaar, bij de aanvang van het gerechtelijk jaar, stellen de stafhouders van het rechtsgebied van het hof van beroep de lijst op van de effectieve en de plaatsvervangende kamervoorzitters en assessoren. Ze wijzen eveneens de secretaris en de secretarissen-plaatsvervangers aan.
De rang van de op de lijsten ingeschreven voorzitters en assessoren wordt bepaald met inachtneming van een billijk evenwicht tussen de balies van het rechtsgebied en van het aantal van hun leden.
De mandaten van voorzitter, kamervoorzitter, assessor en secretaris, evenals van hun plaatsvervangers, zijn hernieuwbaar.
§ 5. De tuchtraad houdt zitting met een kamervoorzitter, vier assessoren en een secretaris, die niet deelneemt aan de beraadslaging. De tuchtraad bevat ten minste één lid van de balie waartoe de advocaat tegen wie de tuchtrechtelijke vervolging is ingesteld, behoort.
De tuchtraad bij het hof van beroep te Luik heeft een kamer die is samengesteld uit ten minste twee leden die de Duitse en de Franse taal kennen en die geen deel uitmaken van de balie van Eupen.
§ 6. De secretaris stelt de kamers samen. De voorzitter en de assessoren worden, buiten beletsel, in de orde van hun rang geroepen.
Art. 457bis. <Ingevoegd bij W 2006-06-21/36, art. 9;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De rechtspleging voor de tuchtraad wordt gevoerd in de taal van de Orde waartoe de vervolgde advocaat behoort.
Onverminderd de toepassing van artikel 457, § 5, tweede lid, moeten alle leden van de zetel de taal van de rechtspleging kennen.
Wanneer de tuchtrechtelijke rechtspleging echter een Duitstalige advocaat betreft, mag deze zich in het Duits uitdrukken.
Art. 458. <W 2006-06-21/36, art. 10, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> § 1. De stafhouder ontvangt en onderzoekt de klachten tegen de advocaten van zijn Orde. Om ontvankelijk te zijn, moeten klachten schriftelijk worden ingediend, moeten ze ondertekend en gedateerd zijn, en moeten ze de volledige identiteit van de klager bevatten. De stafhouder kan eveneens ambtshalve of op schriftelijke aangifte door de procureur-generaal een onderzoek instellen.
De stafhouder leidt het onderzoek of stelt een onderzoeker aan, wiens taken en bevoegdheden hij omschrijft. De klager en de advocaat die het voorwerp uitmaakt van het onderzoek, worden van de instelling van het onderzoek schriftelijk op de hoogte gebracht.
De klager heeft het recht om tijdens het onderzoek gehoord te worden en kan, in voorkomend geval, bijkomende informatie en bewijsstukken verschaffen.
De verklaringen van de klager, van de advocaat en van de getuigen worden opgetekend in een proces-verbaal. De gehoorde personen ontvangen op hun verzoek een afschrift van het proces-verbaal van hun verklaringen.
De advocaat die het voorwerp uitmaakt van een tuchtonderzoek, kan zich tijdens het onderzoek laten bijstaan door de advocaat van zijn keuze, maar kan zich niet laten vertegenwoordigen.
§ 2. De stafhouder die na het onderzoek oordeelt dat er redenen bestaan om de advocaat te laten verschijnen voor de tuchtraad, zendt het dossier samen met zijn met redenen omklede beslissing over aan de voorzitter van de tuchtraad, zodat deze de tuchtraad kan samenroepen overeenkomstig de bepalingen van artikel 459. Hij brengt de advocaat en de klager hiervan op de hoogte.
Is de stafhouder van mening dat de klacht onontvankelijk, ongegrond of van onvoldoende gewicht is, dan brengt hij de klager en de advocaat hiervan schriftelijk op de hoogte. De klager kan de beslissing binnen drie maanden betwisten bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van de tuchtraad.
De advocaat of de klager kan zich eveneens tot laatstgenoemde richten binnen dezelfde termijn en op dezelfde wijze indien de stafhouder binnen een termijn van zes maanden na het indienen van de klacht geen beslissing tot buitenvervolgingstelling of tot vervolging heeft genomen.
§ 3. De voorzitter van de tuchtraad bij wie de zaak door de advocaat of de klager aanhangig wordt gemaakt, kan het volgende doen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van die aanhangigmaking :
1 indien hij vaststelt dat het onderzoek van de stafhouder nog niet ingesteld is, nog loopt of niet volledig is, kan hij hetzij de stafhouder ertoe uitnodigen dit onderzoek te beëindigen binnen een door hem te bepalen termijn, hetzij de klacht zelf onderzoeken of een onderzoeker aanstellen wiens taken en bevoegdheden hij omschrijft. De stafhouder geeft in laatstgenoemd geval de zaak uit handen en zendt het dossier ervan dadelijk over aan de voorzitter van de tuchtraad;
2 hij kan bij een met redenen omklede en een schriftelijke beslissing, desgevallend na een onderzoek, weigeren gevolg te geven aan onontvankelijke klachten, ongegronde klachten of klachten van onvoldoende gewicht;
3 hij kan, in voorkomend geval na een onderzoek, beslissen dat de advocaat dient te verschijnen voor de tuchtraad, in welk geval artikel 459 toegepast wordt.
De stafhouder, de advocaat en de klager ontvangen in elk geval een afschrift van deze beslissing, waartegen geen rechtsmiddel openstaat.
Art. 459. <W 2006-06-21/36, art. 11, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> § 1. De tuchtraad neemt kennis van de tuchtzaken door toedoen van de stafhouder van de betrokken advocaat of, in het geval bedoeld in artikel 458, § 3, eerste lid, 3, van de voorzitter van de tuchtraad.
De voorzitter van de tuchtraad roept, ambtshalve of op verzoek van de stafhouder, de advocaat bij een ter post aangetekende brief op om voor de tuchtraad te verschijnen. De oproeping vermeldt de feiten die de advocaat ten laste worden gelegd. Op straffe van nietigheid bedraagt de oproepingstermijn minstens vijftien dagen.
De voorzitter brengt de klager op de hoogte van de datum en de plaats van de zitting.
§ 2. De tuchtraad behandelt de zaak in openbare zitting, tenzij de betrokken advocaat de behandeling met gesloten deuren vraagt.
De tuchtraad kan eveneens met gesloten deuren zitting houden, gedurende de gehele rechtspleging of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden of van de openbare orde, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van de vervolgde advocaat dit vereisen, of in de mate dat dit door de tuchtraad onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van de rechtsbedeling zou schaden.
De klager wordt op zijn verzoek gehoord op de zitting en in voorkomend geval geconfronteerd met de betrokken advocaat.
De onderzoeker wordt ter zitting gehoord in zijn verslag.
Art. 460. <W 2006-06-21/36, art. 12, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De tuchtraad kan bij een met redenen omklede beslissing, naar gelang van het geval, waarschuwen, berispen, schorsen voor een termijn van ten hoogste één jaar, schrappen van het tableau, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs.
Iedere advocaat die voor de tweede maal geschorst wordt, kan krachtens dezelfde beslissing worden geschrapt van het tableau, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of van de lijst van stagiairs.
De tuchtraad kan bij de berisping of de schorsing bovendien het verbod opleggen om gedurende ten hoogste drie jaar in geval van berisping, en ten hoogste vijf jaar in geval van schorsing, deel te nemen aan de in artikel 450 bedoelde stemming, alsmede het verbod opleggen om gedurende deze periode te worden verkozen tot stafhouder of tot lid van de raad van de Orde of tot lid van de algemene vergadering of het bestuur van de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone.
De tuchtraad besluit, met opgave van redenen, of hij het dienstig acht om de schorsing of de schrapping bekend te maken en, in voorkomend geval, op welke wijze dit dient te gebeuren.
De tuchtraad kan, in voorkomend geval onder de bijzondere voorwaarden die hij bepaalt, de uitspraak van de veroordeling opschorten of de uitvoering van de tuchtsanctie uitstellen. Bij niet-naleving van de bepaalde voorwaarden, roept de voorzitter, ambtshalve of op verzoek van de stafhouder, de advocaat overeenkomstig artikel 459 op om op een zitting van de tuchtraad te verschijnen, met het oog op het horen uitspreken van een tuchtstraf of het horen opheffen van de opschorting.
De tuchtraad kan in zijn beslissing de kosten die voor het onderzoek en voor het onderzoek ter terechtzitting werden gemaakt ten laste leggen van de betrokken advocaat.
Art. 461. <W 2006-06-21/36, art. 13, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> § 1. De schorsing of de schrapping wordt naast de naam van de betrokkene vermeld in een op het secretariaat van de balie en van de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone gehouden register, dat de advocaten kunnen inzien.
§ 2. Binnen acht dagen na de uitspraak ervan geeft de secretaris van de tuchtraad van iedere beslissing in tuchtzaken bij een ter post aangetekende brief kennis aan de advocaat, aan zijn stafhouder en aan de procureur-generaal.
De stafhouder of, in voorkomend geval wanneer hij de zaak aanhangig heeft gemaakt bij de tuchtraad, de voorzitter van deze raad, kan aan de klager, indien hij erom verzoekt, mondeling of schriftelijk de inlichtingen verschaffen die hij gepast acht betreffende de genomen beslissing en betreffende de rechtsmiddelen die ertegen worden aangewend.
Een afschrift van alle beslissingen wordt overgezonden aan de Orde van Vlaamse balies, of aan de Ordre des barreaux francophones et germanophone.
Zij kunnen, indien zij dit dienstig achten, de beslissingen geheel of gedeeltelijk bekendmaken, zonder vermelding van de naam van de betrokken advocaat.
Art. 462. <W 2006-06-21/36, art. 14, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> Is de beslissing bij verstek gewezen, dan kan de advocaat ertegen verzet aantekenen binnen vijftien dagen, te rekenen van de kennisgeving.
Laattijdig verzet wordt niet ontvankelijk verklaard, tenzij de tuchtraad de verzetdoende advocaat van het verval ontheft, een beslissing waarover de tuchtraad soeverein oordeelt en waartegen geen rechtsmiddel openstaat.
Het verzet wordt bij een ter post aangetekende brief gezonden aan de voorzitter van de tuchtraad.
De voorzitter roept, in de vorm en binnen de termijn van de oorspronkelijke oproeping, de verzetdoende advocaat op om voor de tuchtraad te verschijnen. De tuchtraad doet uitspraak, zelfs in diens afwezigheid. De beslissing geldt in ieder geval als op tegenspraak gewezen.
Art. 463. <W 2006-06-21/36, art. 15, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> Tegen de beslissingen gewezen door de tuchtraad kunnen de betrokken advocaat, de stafhouder van de balie van de betrokken advocaat of de procureur-generaal hoger beroep instellen.
Het hoger beroep wordt aan de voorzitter van de tuchtraad van beroep ter kennis gebracht bij een ter post aangetekende brief binnen vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving van de beslissing.
De voorzitter van de tuchtraad van beroep geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van het beroep aan de voorzitter van de tuchtraad en, naar gelang van het geval, aan de betrokken advocaat, aan de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort of aan de procureur-generaal.
De procureur-generaal, de stafhouder en de advocaat kunnen bij een ter post aangetekende brief tegenberoep instellen binnen een termijn van één maand te rekenen van het hoofdberoep.
Afdeling 2. - Tuchtraden in beroep <Ingevoegd bij W 2006-06-21/36, art. 16;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 464. <W 2006-06-21/36, art. 17, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> Het hoger beroep tegen de beslissingen van de Nederlandstalige tuchtraden wordt gebracht voor de Nederlandstalige tuchtraad van beroep.
Het hoger beroep tegen de beslissingen van de Franstalige en Duitstalige tuchtraden wordt gebracht voor de Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep.
De zetel van de tuchtraden van beroep is gevestigd te Brussel.
Art. 465. <W 2006-06-21/36, art. 18, 135;
Inwerkingtreding : 20-07-2006> § 1. Elke tuchtraad van beroep is samengesteld uit één of meer kamers. Hij wordt voorgezeten door een eerste voorzitter van het hof van beroep.
§ 2. Iedere kamer houdt zitting met een voorzitter, vier assessoren-advocaten en een secretaris-advocaat. Het voorzitterschap wordt beurtelings waargenomen door de eerste voorzitters van de hoven van beroep of door de kamervoorzitter aangewezen door de eerste voorzitter. De eerste voorzitters van de hoven van beroep van Antwerpen, Brussel en Gent hebben zitting in de Nederlandstalige tuchtraad van beroep; de eerste voorzitters van de hoven van beroep van Brussel, Bergen en Luik hebben zitting in de Franstalige en Duitstalige tuchtraad van beroep.
Wanneer de tuchtprocedure een advocaat bij de balie van Eupen betreft, bestaat de beroepskamer van de tuchtraad uit ten minste twee leden die Duits en Frans kennen, en die geen lid zijn van de balie van Eupen.
§ 3. De procureur-generaal bij het hof van beroep van Brussel of een advocaat-generaal die hij aanwijst, oefent het ambt van het openbaar ministerie uit.
§ 4. Iedere Orde die deel uitmaakt van de Orde van Vlaamse balies of van de Ordre des barreaux francophones et germanophone duidt, uit de gewezen leden van de raad van de Orde, minimum twee assessoren en twee plaatsvervangende assessoren aan. De assessoren worden voorgedragen onder de gewezen leden van de raden van de Orde door de betrokken raden van de Orde.
§ 5. Om de drie jaar, bij de aanvang van het gerechtelijk jaar, stellen de bestuurders van de Orde van Vlaamse balies respectievelijk van de Ordre des barreaux francophones et germanophone, telkens onder het voorzitterschap van de eerste voorzitter van het hof van beroep van Brussel, de lijst op van de effectieve assessoren en de plaatsvervangende assessoren. Ze stellen eveneens de secretarissen en de plaatsvervangende secretarissen aan.
De rang van de op de lijsten ingeschreven advocaten wordt bepaald met inachtneming van een billijk evenwicht tussen de balies die de Orde van Vlaamse balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone vormen en van het aantal van hun leden.
§ 6. Het mandaat geldt voor drie jaar en is hernieuwbaar.
§ 7. De secretaris stelt de kamers samen, buiten beletsel, in de orde van voorrang die op de lijsten is vermeld.
Art. 466. <W 2006-06-21/36, art. 19, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De rechtspleging voor de tuchtraad van beroep wordt gevoerd in de taal van de beslissing waartegen hoger beroep werd ingesteld. Onverminderd de toepassing van artikel 457, § 5, tweede lid, moeten alle leden van de zetel de taal van de rechtspleging kennen.
Wanneer de tuchtprocedure evenwel een Duitstalige advocaat betreft, mag laatstgenoemde Duits spreken.
Art. 467. <W 2006-06-21/36, art. 20, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De debatten voor de tuchtraad van beroep worden gehouden zoals voorgeschreven door artikel 459, § 2.
Art. 468.<W 2006-06-21/36, art. 21, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> § 1. De secretaris geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van de beslissing van de tuchtraad van beroep aan de betrokken advocaat, aan de stafhouder van de Orde waartoe hij behoort en aan de procureur-generaal. Hij stuurt een afschrift van de uitspraak naar de Orde van Vlaamse balies of naar de Ordre des barreaux francophones et germanophone.
§ 2. Het verzet van de advocaat tegen de bij verstek gewezen beslissingen van de tuchtraad van beroep gebeurt in dezelfde vorm en binnen dezelfde termijn als de akte van beroep. Het verzet wordt behandeld en berecht met inachtneming van de regels die in eerste aanleg zijn toegepast.
§ 3. [
1 ...]
1.
Tenzij de beslissing anders luidt, heeft de voorziening schorsende kracht.
Wordt de beslissing vernietigd, dan verwijst het Hof van Cassatie de zaak naar de tuchtraad van beroep, anders samengesteld.
----------
(
1)<W
2014-04-10/57, art. 4, 186; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
Afdeling 3. - Diverse bepalingen <Ingevoegd bij W 2006-06-21/36, art. 22;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 469. <W 2006-06-21/36, art. 23, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De tuchtraad is bevoegd om uitspraak te doen over tuchtrechtelijke vervolgingen die ingesteld zijn wegens feiten gepleegd vóór de beslissing waarbij de advocaat van het tableau van de Orde, van de lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie of de lijst van stagiairs is weggelaten, indien het onderzoek uiterlijk één jaar na die beslissing is ingesteld.
Indien een advocaat zijn inschrijving bij een andere Orde vraagt en bekomt, en deze inschrijving gepaard gaat met de weglating van de advocaat uit het eerste tableau of de lijst, dan wordt het onderzoek waarvan sprake is in artikel 458, § 1, geleid door de stafhouder van de Orde waar de advocaat laatst is ingeschreven, zonder dat met de datum of de lokalisatie van de aan de advocaat verweten feiten rekening wordt gehouden.
In dezelfde omstandigheden geeft de stafhouder, indien hij reeds een onderzoek leidt, de zaak uit handen en zendt het dossier over aan de stafhouder van de Orde waar de advocaat laatst is ingeschreven.
Indien de wijziging van Orde een wijziging van het rechtsgebied van het hof van beroep meebrengt, zijn dezelfde regels als hierboven van toepassing op de voorzitter van de tuchtraad.
Indien nochtans op het ogenblik van de wijziging van Orde, de advocaat reeds is opgeroepen overeenkomstig artikel 459, § 1, blijft de geadieerde tuchtraad bevoegd.
De tuchtraad die bevoegd is om kennis te nemen van de tuchtrechtelijke vordering tegen een advocaat die ingeschreven is bij een andere Orde dan die waartoe hij behoorde op het ogenblik dat de feiten die hem worden verweten, werden gepleegd, is deze waartoe de advocaat behoort op het ogenblik dat de beslissing wordt genomen om hem te verwijzen naar de tuchtraad.
Art. 469bis. (Opgeheven) <W 2006-06-21/36, art. 24, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 470. De procureur-generaal zorgt voor de tenuitvoerlegging van de beslissingen tot schorsing en tot schrapping.
Art. 471. <W 2006-06-21/36, art. 25, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> De geschorste advocaat moet zich tijdens de duur van zijn straf van iedere beroepswerkzaamheid onthouden.
HOOFDSTUK V. - Tuchtraden van beroep. (Opgeheven) <W 2006-06-21/36, art. 26, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 472. <W 2006-06-21/36, art. 27, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> § 1. Een geschrapte advocaat kan niet worden ingeschreven op een tableau van de Orde, of op een lijst van advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, of op een lijst van stagiairs dan na het verstrijken van een termijn van tien jaar nadat de beslissing tot schrapping in kracht van gewijsde is gegaan en indien buitengewone omstandigheden het wettigen.
De inschrijving is niet geoorloofd dan na een met redenen omkleed advies van de raad van de Orde van de balie waartoe de advocaat behoorde.
De weigering tot inschrijving wordt met redenen omkleed.
§ 2. Een geschorste advocaat kan aan de tuchtraad of aan de tuchtraad van beroep die de schorsing heeft uitgesproken eerherstel vragen na een termijn van zes jaar te rekenen van de uitspraak. De weigering tot eerherstel moet met redenen worden omkleed. De beslissing is niet vatbaar voor hoger beroep. De aanvraag tot eerherstel kan om de zes jaar opnieuw worden ingediend.
§ 3. De lichtere tuchtstraffen worden van rechtswege uitgewist na een periode van zes jaar te rekenen van de uitspraak.
§ 4. De herinschrijving, het eerherstel of de uitwissing van de straf brengen de doorhaling van de vermeldingen bepaald in artikel 461, § 1, met zich.
Art. 473. <W 2006-06-21/36, art. 28, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> Wanneer het wegens de aan een advocaat ten laste gelegde feiten te vrezen is dat zijn latere beroepswerkzaamheid nadeel kan toebrengen aan derden of aan de eer van de Orde, kan de stafhouder de bewarende maatregelen nemen die de voorzichtigheid eist en met name aan de advocaat verbieden het gerechtsgebouw te betreden gedurende ten hoogste drie maanden.
Deze termijn kan op verzoek van de stafhouder worden verlengd bij een met redenen omklede beslissing van de raad van de Orde, nadat de betrokken advocaat werd gehoord.
De betrokken advocaat kan tegen het verbod het gerechtsgebouw te betreden en tegen de verlenging van de termijn ervan, beslissingen die bij voorraad uitvoerbaar zijn, beroep aantekenen bij de tuchtraad van beroep.
Dit beroep wordt bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de voorzitter van deze raad, die de raad onmiddellijk bijeenroept.
De tuchtraad van beroep neemt een beslissing na de stafhouder en de betrokken advocaat te hebben gehoord.
Art. 474. <W 2006-06-21/36, art. 29, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> Op straffe van verjaring wordt de tuchtprocedure ingesteld binnen twaalf maanden te rekenen van de kennisneming van de feiten door de tuchtrechtelijke autoriteit die bevoegd is om die procedure op gang te brengen.
Art. 475. <W 2006-06-21/36, art. 30, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> Alle oproepingen en kennisgevingen als bedoeld in deze titel worden geldig gedaan aan het kantoor van de advocaat of aan zijn woonplaats.
Art. 476. (Opgeheven) <W 2006-06-21/36, art. 31, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 477. <W 2006-06-21/36, art. 32, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006> In een strafrechtelijke, burgerrechtelijke of administratieve procedure mag geen melding worden gemaakt van een tuchtprocedure, noch van elementen daarvan.
TITEL 1bis. <W 2001-11-22/39, art. 18, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> - Uitoefening in België van het beroep van advocaat door advocaten die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie.
HOOFDSTUK I. <Ingevoegd bij W 2001-11-22/39, art. 18;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> - Vrij verrichten van diensten.
Art. 477bis. <W 2001-11-22/39, art. 18, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> § 1. Personen die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en aldaar overeenkomstig richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten gerechtigd zijn een titel te voeren welke overeenstemt met die van advocaat, kunnen in België van die titel gebruik maken.
De persoon bedoeld in het eerste lid is diegene die, in de lidstaat van herkomst gerechtigd is door de bevoegde overheid van deze lidstaat er zijn beroep uit te oefenen onder de titel die overeenstemt met die van advocaat, na een opleiding te hebben genoten of alle formaliteiten met een gelijkwaardig effect te hebben vervuld die door de wetgeving van deze lidstaat kunnen worden opgelegd.
§ 2. De in de eerste paragraaf bedoelde personen moeten bij het verrichten van een dienst in België gebruik maken van hun titel uitgedrukt in de taal of in een van de talen van de lidstaat waar zij gevestigd zijn, alsook melding maken van de beroepsorganisatie waarvan zij afhangen of van het gerecht waarbij zij volgens de wettelijke regeling van die Staat zijn toegelaten.
Bij die dienstverlening kan hen worden gevraagd van hun hoedanigheid van advocaat te doen blijken.
Art. 477ter. <W 2001-11-22/39, art. 18, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> § 1. De in artikel 477bis bedoelde personen kunnen in België dezelfde beroepswerkzaamheden uitoefenen als leden van Belgische balies.
Voor handelingen van vertegenwoordiging en verdediging in rechte moeten zij evenwel :
1° handelen in samenwerking met een advocaat die ingeschreven is op het tableau;
2° voor de terechtzitting door die advocaat worden voorgesteld :
a) aan de stafhouder van de balie bij het betrokken gerecht;
b) aan de voorzitter van het gerecht waarbij hij optreedt.
§ 2. Onverminderd de verplichtingen die hen worden opgelegd in de lidstaat van herkomst, worden de beroepswerkzaamheden van de in artikel 477bis bedoelde personen uitgeoefend met inachtneming van de regels, van welke oorsprong ook, die in België op het beroep van toepassing zijn, met uitzondering van elke voorwaarde van verblijf of inschrijving.
Ten aanzien van andere werkzaamheden dan vertegenwoordiging en verdediging in rechte zijn die personen, onverminderd de beroepsvoorwaarden en -regels van de lidstaat van herkomst, onderworpen aan de in het eerste lid bedoelde regels op voorwaarde dat :
1° een niet in België gevestigd advocaat hen kan naleven;
2° zulks objectief gerechtvaardigd is als waarborg voor de correcte uitoefening van de beroepswerkzaamheden van een advocaat, voor de waardigheid van het beroep en voor de inachtneming van de regels inzake onverenigbaarheid.
§ 3. De uitoefening van het beroep van advocaat bij de in artikel 477bis bedoelde personen, is onverenigbaar met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen.
Art. 477quater. <W 2001-11-22/39, art. 18, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> § 1. De artikelen 437, eerste lid, 445 en 761 alsook de bepalingen van hoofdstuk IV, (behalve artikel 472, § 1) van titel I van Boek III zijn van toepassing op de in artikel 477bis bedoelde personen, zulks onverminderd de beroeps- en gedragsregels waaraan zij in de lidstaat van herkomst zijn onderworpen. <W 2006-06-21/36, art. 33, a, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
De in artikel 477bis bedoelde personen die, bij de uitoefening van hun werkzaamheid in een gerechtelijk arrondissement, de tuchtregels niet in acht nemen, kan verbod worden opgelegd de partijen bij te staan en te pleiten voor de gerechten waarvan de zetel aldaar gevestigd is. Dit verbod, dat niet langer dan drie jaar mag duren, wordt uitgesproken, de betrokken persoon vooraf opgeroepen. Tegen de beslissing staat verzet en hoger beroep open.
Ten aanzien van die personen wordt de schrapping vervangen door het verbod om in België de beroepswerkzaamheden van een advocaat uit te oefenen. Na het verstrijken van een termijn van tien jaar te rekenen van de dag waarop de beslissing houdende verbod in kracht van gewijsde is gegaan kunnen zij erom verzoeken het op te heffen.
§ 2. Terzake bevoegd is de (tuchtraad) van het rechtsgebied waar de feiten zijn gepleegd die strafbaar zijn met een tuchtstraf. <W 2006-06-21/36, art. 33, b, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
De raad kan aan de autoriteit van de Staat waar de persoon die een tuchtstraf kan oplopen gevestigd is, rechtstreeks alle professionele inlichtingen betreffende die persoon vragen. Hij stelt die autoriteit in kennis van iedere beslissing. Die kennisgevingen zijn vertrouwelijk.
HOOFDSTUK II. <Ingevoegd bij W 2001-11-22/39, art. 18;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> - Vrijheid van vestiging.
Art. 477quinquies. <W 2001-11-22/39, art. 18, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> § 1. Personen die onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie en aldaar overeenkomstig richtlijn 98/5/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 ter vergemakkelijking van de permanente uitoefening van het beroep van advocaat in een andere lidstaat dan die waar de beroepskwalificatie is verworven gerechtigd zijn een titel te voeren welke overeenstemt met die van advocaat, kunnen dit beroep in België onder hun oorspronkelijke beroepstitel permanent uitoefenen.
De persoon bedoeld in het eerste lid is diegene die, in de lidstaat van herkomst, gerechtigd is door de bevoegde overheid van deze lidstaat er het beroep uit te oefenen onder de titel die overeenstemt met die van advocaat, na een opleiding te hebben genoten of alle formaliteiten met een gelijkaardig effect te hebben vervuld die door de wetgeving van deze lidstaat kunnen worden opgelegd.
§ 2. De in de eerste paragraaf bedoelde personen moeten :
1° zich inschrijven overeenkomstig artikel 432 en aan de raad van de Orde het bewijs van hun inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst overleggen;
2° hun inschrijving bij de bevoegde autoriteit van die laatste Staat handhaven;
3° het beroep onder hun oorspronkelijke beroepstitel uitoefenen.
Het bewijs bedoeld in het eerste lid, 1°, mag niet meer dan drie maanden voor de overlegging ervan zijn opgesteld en maakt melding van de tuchtprocedures ingesteld in de lidstaat van herkomst.
De raad van de Orde stelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in kennis van de inschrijving.
§ 3. In alle documenten en stukken, daaronder begrepen die op elektronische dragers, die betrokkene in het kader van zijn beroepswerkzaamheden aanwendt, moeten volgende gegevens worden vermeld :
a) de balie waarbij hij is ingeschreven;
b) zijn oorspronkelijke beroepstitel;
c) de beroepsorganisatie waartoe hij in de lidstaat van herkomst behoort of het gerecht waarbij hij overeenkomstig de wettelijke regeling van de lidstaat van herkomst is toegelaten.
De oorspronkelijke beroepstitel en de vermeldingen bedoeld in het eerste lid zijn opgesteld in de officiële taal of in een van de officiële talen van de lidstaat van herkomst en ten minste in de taal of in de talen van het gerechtelijk arrondissement waar de balie gevestigd is waarbij de advocaat ingeschreven is.
Art. 477sexies. <W 2001-11-22/39, art. 18, 096;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> § 1. De in artikel 477quinquies bedoelde personen kunnen in België dezelfde beroepswerkzaamheden uitoefenen als leden van Belgische balies.
Voor handelingen van vertegenwoordiging en verdediging in rechte moeten zij evenwel optreden in samenwerking met een advocaat die is ingeschreven op het tableau. Voor de terechtzitting wordt hij door die advocaat voorgesteld aan de voorzitter van het gerecht waarbij hij optreedt.
§ 2. De beroepswerkzaamheden van de in artikel 477quinquies bedoelde personen worden uitgeoefend met inachtneming van de beroepsregels, van welke oorsprong ook, die in België van toepassing zijn, zulks onverminderd de beroeps- en gedragsregels waaraan zij in de lidstaat van herkomst zijn onderworpen.
§ 3. De raad van de Orde kan onder de voorwaarden die hij stelt de in artikel 477quinquies bedoelde personen verplichten hun beroepsaansprakelijkheid te dekken door een beroepsaansprakelijkheidsverzekering.
In voorkomend geval wordt met het bestaan van een verzekering of van een garantie overeenkomstig de regels van de lidstaat van herkomst rekening gehouden indien zij een gelijkwaardige dekking biedt als die bedoeld in het eerste lid.
Indien de dekking slechts gedeeltelijk gelijkwaardig is, kan de raad van de Orde met betrekking tot de elementen die niet zijn gedekt door een verzekering of garantie aangegaan in de lidstaat van herkomst, een verzekering of, indien de persoon het vraagt, een aanvullende garantie eisen.
§ 4. De uitoefening van het beroep van advocaat bij de in artikel 477quinquies bedoelde personen, is onverenigbaar met alle bezoldigde betrekkingen of werkzaamheden, openbare of particuliere, tenzij ze noch de onafhankelijkheid van de advocaat, noch de waardigheid van de balie in gevaar brengen.
Art. 477septies. <Ingevoegd bij W 2001-11-22/39, art. 18;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> De bepalingen van de hoofdstukken IV en V van Titel I van Boek III zijn van toepassing op de personen bedoeld in artikel 477quinquies, zulks onverminderd de beroeps- en gedragsregels waaraan zij in de lidstaat van herkomst zijn onderworpen.
Alvorens een tuchtprocedure ten aanzien van voornoemde personen in te stellen, geeft (de stafhouder van de Orde waarbij zij zijn ingeschreven, of de voorzitter van de tuchtraad,), daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst, verstrekt deze staat schriftelijk alle dienstige inlichtingen, inzonderheid over het betrokken tuchtdossier, de toepasselijke procedureregels en de termijnen om beroep in te stellen, en treft de nodige schikkingen om die autoriteit de mogelijkheid te bieden haar opmerkingen kenbaar te maken voor de beroepsinstanties. Hij geeft haar schriftelijk kennis van iedere beslissing. <W 2006-06-21/36, art. 34, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Het tijdelijke of het definitieve verbod om het beroep van advocaat in de lidstaat van herkomst uit te oefenen heeft van rechtswege het tijdelijke of het definitieve verbod dat beroep in België uit te oefenen tot gevolg.
Art. 477octies. <Ingevoegd bij W 2001-11-22/39, art. 18;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> § 1. Eén of meer personen ingeschreven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie en leden van éénzelfde groep in de lidstaat van herkomst mogen hun beroepswerkzaamheden in België uitoefenen in het kader van een filiaal of een bijkantoor. Indien de basisregels die op deze groep in de lidstaat van herkomst van toepassing zijn evenwel onverenigbaar zijn met de basisregels die voortvloeien uit de wettelijke of reglementaire Belgische bepalingen, zijn laatstgenoemde bepalingen van toepassing voor zover de naleving ervan door het algemeen belang dat met de bescherming van de cliënt en van derden is gemoeid, wordt gerechtvaardigd.
§ 2. Twee of meer personen afkomstig uit éénzelfde groep of éénzelfde lidstaat van herkomst en die ingeschreven zijn op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie kunnen hun beroep in groepsverband uitoefenen onder de voorwaarden bepaald voor de advocaten ingeschreven op het tableau van een Belgische Orde.
§ 3. De paragrafen 1 en 2 zijn eveneens van toepassing op de beroepsuitoefening in groepsverband in België :
a) van meerdere personen die hun beroep uitoefenen onder hun oorspronkelijke beroepstitel en uit verschillende lidstaten komen;
b) van één of meer personen bedoeld onder a) hierboven en één of meer advocaten ingeschreven op het tableau van een Belgische Orde.
§ 4. De persoon die onder zijn oorspronkelijke beroepstitel werkzaam wenst te zijn stelt de Orde waar hij zijn inschrijving vraagt overeenkomstig artikel 477quinquies in kennis van het feit dat hij in de lidstaat van herkomst deel uitmaakt van een groep en verstrekt over die groep alle dienstige inlichtingen.
§ 5. In afwijking van de paragrafen 1 tot en met 4 kan de raad van de Orde waar de persoon is ingeschreven of zijn inschrijving vraagt op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie, hem het recht ontzeggen in België, het beroep van advocaat uit te oefenen in hoedanigheid van lid van een groep waarvan buiten het beroep staande personen deel uitmaken.
De groep bedoeld in het eerste lid bestaat uit buiten het beroep staande personen indien ten minste aan één van de volgende voorwaarden is voldaan :
1° het geheel of een deel van het kapitaal van de groep is in handen van personen die niet de hoedanigheid van advocaat bezitten in de zin van de bepalingen van dit Wetboek;
2° de benaming waaronder de groep werkzaam is wordt gebruikt door de personen bedoeld in 1°;
3° de zeggenschap binnen de groep wordt feitelijk of rechtens uitgeoefend door de personen bedoeld in 1°.
De raad van Orde van elk arrondissement kan zich eveneens verzetten tegen de opening van een filiaal of een bijkantoor of een agentschap van een groep van advocaten die zich wensen in te schrijven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie indien blijkt dat deze groep van advocaten buiten het beroep staande personen omvat in de zin van het lid hierboven.
§ 6. De personen ingeschreven op de lijst van de advocaten die hun beroep uitoefenen onder de beroepstitel van een andere lidstaat van de Europese Unie die lid zijn van een groep kunnen, in alle documenten en stukken, daaronder begrepen die op elektronische dragers, die betrokkene in het kader van zijn beroepswerkzaamheden aanwendt, de benaming van de groep waartoe zij behoren in de lidstaat van herkomst vermelden. In dat geval vermelden zij de rechtsvorm van de groep in de lidstaat van herkomst alsook, in voorkomend geval, de namen van de leden van de groep die het beroep van advocaat in België uitoefenen.
Art. 477nonies. <Ingevoegd bij W 2001-11-22/39, art. 18;
Inwerkingtreding : 30-12-2001> § 1. Benevens de personen bedoeld in de artikelen 428bis en volgende, kunnen de personen bedoeld in artikel 477quinquies die aan de raad van de Orde bewijzen dat zij in België gedurende ten minste drie jaar werkelijk en regelmatig een werkzaamheid op het stuk van het Belgisch recht, met inbegrip van het gemeenschapsrecht, hebben verricht, de titel van advocaat voeren, dat beroep uitoefenen en met het oog daarop om hun inschrijving op het tableau verzoeken overeenkomstig artikel 432 en de eed afleggen bedoeld in artikel 429. Daartoe bezorgen zij de raad van de Orde alle nodige inlichtingen en stukken betreffende het aantal en de aard van de behandelde dossiers.
De raad van de Orde gaat na of de kandidaten bedoeld in het eerste lid de werkzaamheid werkelijk en regelmatig hebben uitgeoefend en verzoekt hen, indien nodig, mondeling of schriftelijk nadere gegevens te verstrekken.
Onder de werkelijk en regelmatig uitgeoefende werkzaamheid wordt de werkelijke uitoefening verstaan van de werkzaamheid zonder andere onderbrekingen dan die voortvloeiend uit de gebeurtenissen van het dagelijkse leven.
§ 2. Benevens de personen bedoeld in de artikelen 428bis en volgende, kunnen de personen bedoeld in artikel 477quinquies die bewijzen dat zij in België gedurende ten minste drie jaar werkelijk en regelmatig een werkzaamheid hebben verricht, maar voor een kortere duur met betrekking tot het Belgisch recht, eveneens de titel van advocaat voeren, dat beroep uitoefenen en met het oog daarop om hun inschrijving op het tableau verzoeken overeenkomstig artikel 432 en de eed afleggen bedoeld in artikel 429, op voorwaarde dat de raad van de Orde terzake gunstig oordeelt.
Daartoe bezorgen zij de raad van de Orde alle nodige inlichtingen en stukken, onder meer die betreffende de behandelde dossiers.
De raad van de Orde houdt rekening met de werkelijk en regelmatig uitgeoefende werkzaamheid gedurende de periode bedoeld in het eerste lid, met de kennis en de beroepservaring op het stuk van het Belgisch recht, alsook met de deelname aan cursussen of studiedagen over het Belgisch recht, daaronder begrepen de beroeps- en gedragsregels.
De in België werkelijk en regelmatig uitgeoefende werkzaamheid en de bekwaamheid om haar voort te zetten worden beoordeeld tijdens een gesprek met de stafhouder van de Orde. Deze laatste brengt daarover verslag uit bij de raad.
Onder de werkelijk en regelmatig uitgeoefende werkzaamheid wordt de werkelijke uitoefening verstaan van de werkzaamheid zonder andere onderbrekingen dan die voortvloeiend uit de gebeurtenissen van het dagelijkse leven.
§ 3. De raad van de Orde is de autoriteit bevoegd om de verzoeken van de kandidaten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 in ontvangst te nemen.
De verzoeken en documenten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 moeten worden gesteld in de taal of een van de talen van het gerechtelijk arrondissement waar de Orde gevestigd is waaraan de kandidaten hun verzoek richten of gaan vergezeld van een eensluidend verklaarde vertaling in die taal.
§ 4. De inschrijving op het tableau kan slechts worden geweigerd indien het bewijs van de gestelde voorwaarden niet is geleverd of indien blijkt dat afbreuk wordt gedaan aan de openbare orde, onder meer wegens een tuchtprocedure, klachten of incidenten.
§ 5. De personen bedoeld in de §§ 1 en 2 die hun inschrijving hebben verkregen, kunnen naast de titel van advocaat gebruik maken van hun oorspronkelijke beroepstitel indien zij hun inschrijving bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst handhaven. Deze titel wordt vermeld in de officiële taal of in een van de officiële talen van die laatste staat.
TITEL II. - Advocaten bij het Hof van Cassatie.
Art. 478. (Voor het Hof van Cassatie kunnen in burgerlijke zaken alleen advocaten optreden en conclusies nemen, die de titel van advocaat bij het Hof van Cassatie voeren. De voorgaande bepaling geldt niet voor de burgerlijke partij in strafzaken. Het aantal advocaten wordt, na advies van het Hof van Cassatie, bepaald door de Koning, die hen benoemt uit een lijst van drie kandidaten, (voorgesteld door de commissie bedoeld bij artikel 478bis)). <W 1997-05-06/38, art. 23, 052;
Inwerkingtreding : 05-07-1997> <W 2005-12-27/34, art. 2, 130 ;
Inwerkingtreding : onbepaald en ten laatste : 16-01-2007>
(De kandidaten moeten ten minste tien jaar bij de balie (ingeschreven geweest zijn) en geslaagd zijn in het examen georganiseerd door de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie). <W 2005-12-27/34, art. 2, 130 ;
Inwerkingtreding : 16-01-2007> <L 2006-12-27/33, art. 85, 144;
Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Alvorens de advocaten bij het Hof van Cassatie hun ambt aanvaarden, leggen zij vóór het hof de in artikel 429 voorgeschreven eed af.
Art. 478bis.<Ingevoegd bij W 2005-12-06/57, art. 3;
Inwerkingtreding : 26-01-2006> § 1. Er wordt een adviescommissie opgericht voor de benoemingen van de advocaten bij het Hof van Cassatie, in deze titel " de commissie " genoemd.
§ 2. De commissie wordt samengesteld als volgt :
1° een advocaat, aangewezen door de " Ordre des barreaux francophones et germanophone ";
2° een advocaat, aangewezen door de Orde van Vlaamse balies;
3° een magistraat van de zetel van het Hof van Cassatie, aangewezen door de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie;
4° een magistraat van het parket-generaal bij het Hof van Cassatie, aangewezen door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie;
5° twee advocaten, ingeschreven bij de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie, aangewezen door de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie;
6° een houder van een leeropdracht of een hoogleraar rechten, benoemd in een universiteit die afhangt van de Franse Gemeenschap, door de Koning aangewezen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
7° een houder van een leeropdracht of een hoogleraar rechten, benoemd in een universiteit die afhangt van de Vlaamse Gemeenschap, door de Koning aangewezen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De Koning legt de nadere regels vast voor de toepassing van deze paragraaf.
§ 3. De commissie telt evenveel Franstalige als Nederlandstalige leden.
Voor elk gewoon lid wordt er een plaatsvervangend lid aangewezen [
1 dat dezelfde taal spreekt]
1.
Het mandaat van de gewone en plaatsvervangende leden bedraagt vier jaar en is hernieuwbaar.
§ 4. De commissie wijst in haar midden en voor een periode van twee jaar haar voorzitter en haar ondervoorzitter aan, die de voorzitter in voorkomend geval vervangt, evenals een secretaris, met respect voor een Nederlandstalige en een Franstalige alternatie.
Ze stelt haar huishoudelijk reglement op.
§ 5. De opdracht van de commissie bestaat uit het voorstellen van kandidaten voor de functie van advocaat bij het Hof van Cassatie.
§ 6. Om rechtsgeldig te beraadslagen en te beslissen, moet de meerderheid van de leden van de commissie aanwezig zijn. Indien een gewoon lid afwezig of verhinderd is, vervangt zijn plaatsvervanger hem. De beslissingen worden bij drievierde meerderheid van stemmen genomen.
§ 7. Het is de leden van de commissie verboden om een advies te uiten tijdens een beraadslaging waarbij zij persoonlijk of rechtstreeks belang hebben, of :
1° indien ze een advies moeten uitbrengen over een kandidaat waarmee ze een familiale of verwantschapsband hebben;
2° indien een lid de hoedanigheid heeft of had van werkgever, stagemeester of medewerker van een kandidaat of indien hij op deze beroepsmatig gezag uitoefent of heeft uitgeoefend.
§ 8. De Koning bepaalt de administratieve en financiële middelen die worden toegekend aan de commissie.
----------
(
1)<W
2011-03-03/13, art. 2, 170; Inwerkingtreding : 04-04-2011>
Art. 478ter. <ingevoegd bij W 2005-12-27/34, art. 4 ;
Inwerkingtreding : 16-01-2007> § 1. Uiterlijk dertig dagen nadat een plaats van advocaat bij het Hof van Cassatie vrijkomt, informeert de stafhouder van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie de minister van Justitie, de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie en de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie hiervan.
§ 2. Binnen 30 dagen na deze mededeling maakt de minister van Justitie deze vacature bekend in het Belgisch Staatsblad.
§ 3. De kandidaturen worden aan de minister van Justitie gericht binnen negentig dagen vanaf de datum van bekendmaking van de vacature in het Belgisch Staatsblad.
Na advies van de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie, worden de vorm van de kandidaatstelling, de inhoud, de bijlagen en de nadere regels voor de neerlegging door de Koning vastgelegd.
§ 4. Na het verstrijken van de termijn bedoeld bij de vorige paragraaf, zendt de minister van Justitie de kandidaturen door naar de commissie.
§ 5. De commissie beschikt over een termijn van zestig dagen vanaf de verzending van de kandidaturen door de minister van Justitie om een lijst van drie kandidaten per openstaande plaats voor te stellen.
Wordt geen voorstel meegedeeld binnen de voorgeschreven termijn, dan kan de minister van Justitie vanaf de zestigste dag tot de vijfenzeventigste dag na de verzending van de kandidaturen, de commissie bij ter post aangetekende brief aanmanen een voorstel te doen. De commissie beschikt over vijftien dagen vanaf de verzending van de aanmaning om vooralsnog een voorstel te doen.
Wordt geen voorstel meegedeeld binnen de voorgeschreven termijn of binnen de ingevolge aanmaning verlengde termijn, dan brengt de minister van Justitie dit binnen vijftien dagen bij een ter post aangetekende brief ter kennis van de kandidaten en wordt een nieuwe oproep tot de kandidaten in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Art. 479. In alle zaken die aan het hof worden onderworpen, vertegenwoordigt de advocaat bij het Hof van Cassatie de partij op geldige wijze zonder dat hij van enige volmacht moet doen blijken.
De advocaten bij het Hof van Cassatie hebben het recht te pleiten vóór alle gerechten van het Rijk.
Art. 480. Indien een partij in burgerlijke zaken geen bijstand van een advocaat bij het Hof van Cassatie verkrijgt, stelt de stafhouder van de Orde ambtshalve een advocaat aan, indien daartoe grond bestaat, een en ander onverminderd de bepalingen inzake rechtsbijstand.
Art. 481. De advocaten bij het Hof van Cassatie vormen de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie; de leiding berust bij het hoofd van de Orde, dat de titel van stafhouder voert; er is in de Orde een tuchtraad, bestaande uit vijf leden, de stafhouder daaronder begrepen. De algemene vergaderingen worden bijeengeroepen hetzij door de stafhouder, hetzij door de procureur-generaal.
Art. 482. Ieder jaar tijdens de laatste maand van het gerechtelijk jaar komen de advocaten bij het Hof van Cassatie in algemene vergadering bijeen om bij afzonderlijke stemmingen eerst de stafhouder, bij volstrekte meerderheid, en vervolgens de leden van de raad van de Orde, bij betrekkelijke meerderheid, te verkiezen.
Deze vergadering wordt voorgezeten door de oudste advocaat in jaren, bijgestaan als secretaris door de jongste advocaat in jaren.
Indien bij de stemming voor de verkiezing van de stafhouder geen volstrekte meerderheid wordt bereikt, heeft in een latere vergadering een herstemming plaats over de twee kandidaten op wie het grootste aantal stemmen is uitgebracht.
Indien bij de herstemming de stemmen staken, is de kandidaat verkozen die het eerst voorkomt in de orde van de lijst.
Voor een geldige beslissing van de algemene vergadering en van de tuchtraad moet de meerderheid van de leden tegenwoordig zijn.
Art. 483. Behoudens het bepaalde in artikel 482, zit de stafhouder de algemene vergadering van de advocaten en de raad van de Orde voor.
Is de stafhouder overleden of verhinderd, dan wordt hij voorlopig vervangen door het op het tableau oudstingeschreven lid van de raad van de Orde.
Art. 484. Het tableau waarop de advocaten bij het Hof van Cassatie zijn ingeschreven volgens de orde van hun eedaflegging wordt ieder jaar aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie gezonden.
Art. 484bis. <Ingevoegd bij W 2001-07-04/41, art. 13;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> In de betrekkingen tussen de advocaten bij het Hof van Cassatie en de leden van de onderscheiden balies, moeten de voor deze laatsten toepasselijke reglementen, als bedoeld in artikel 496, in acht worden genomen.
In de betrekkingen tussen de advocaten bij het Hof van Cassatie onderling, gelden de door de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie vastgestelde regels en reglementen.
Art. 485. In tuchtzaken kan de raad van de Orde, naar gelang van het geval, waarschuwen, censureren of berispen.
De procureur-generaal kan zich een uitgifte van alle beraadslagingen der algemene vergadering en van alle beslissingen van de raad van de Orde doen afgeven.
Het recht tot schorsing of schrapping komt toe aan de Koning.
Art. 486. De procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en de betrokken advocaat hebben beiden het recht tegen een beslissing van de raad van de Orde hoger beroep in te stellen binnen vijftien dagen na de dag waarop van de beslissing kennis is gegeven.
Het hoger beroep wordt voor het Hof van Cassatie gebracht; het wordt ingesteld bij verzoekschrift gericht aan de eerste voorzitter; een afschrift van dat verzoekschrift wordt binnen acht dagen aan de stafhouder gestuurd; de betrokken partijen worden door de griffier opgeroepen om in raadkamer te worden gehoord; zij kunnen ter griffie inzage nemen van het in hoger beroep gewezen arrest.
Art. 487. De regels van titel I, voor zover deze titel er niet van afwijkt, zijn van toepassing op de Orde van advocaten bij het Hof van Cassatie.
TITEL III. _ (Orde van Vlaamse Balies en Ordre des Barreaux francophones et germanophone.) <W 2001-07-04/41, art. 14;
Inwerkingtreding : 25-07-2001>
HOOFDSTUK I. - (Algemene bepalingen.) <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001>
Art. 488. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De Orde van Advocaten te Antwerpen, Brugge, Dendermonde, Gent, Hasselt, leper, Kortrijk, Leuven, Mechelen, Oudenaarde, Tongeren, Turnhout en Veurne vormen samen met de Nederlandse Orde van Advocaten bij de balie te Brussel de Orde van Vlaamse Balies.
De Orde van Advocaten te Aarlen, Bergen, Charleroi, Dinant, Doornik, Hoei, Luik, Marche-en-Famenne, Namen, Neufchateau, Nijvel, Verviers en Eupen vormen samen met de Franse Orde van Advocaten bij de balie te Brussel de Ordre des Barreaux francophones et germanophone.
De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone bezitten rechtspersoonlijkheid en zijn gevestigd te Brussel.
Art. 489. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De organen van de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone zijn :
1° de algemene vergadering;
2° de Raad van bestuur.
Art. 490. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De stafhouder van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie of zijn vertegenwoordiger, lid van de raad van zijn orde, heeft zitting met raadgevende stem in de algemene vergaderingen van de Orde van Vlaamse Balies en van de Ordre des Barreaux francophones et germanophone.
HOOFDSTUK II. - (Organisatie en werking.) <W 2001-07-04/41, art. 14;
Inwerkingtreding : 25-07-2001>
Art. 491. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De organisatie en de werking van de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanaphone worden vastgesteld in een reglement van orde, dat wordt besproken door de balies die er deel van uitmaken, en goedgekeurd door de bevoegde organen bedoeld in artikel 489, en, na advies van de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie, bekrachtigd door de Koning binnen 30 dagen.
Het reglement van orde bepaalt minstens :
1° de samenstelling, de wijze van verkiezing, aanwijzing of benoeming van de leden van de organen bedoeld in artikel 489 en de duur van de mandaten;
2° de werking en de wijze van beraadslagen met eerbiediging van de vertegenwoordiging van de advocaten van de onderscheiden balies;
3° de wijze waarop de reglementen aangenomen worden;
4° de wijze waarop de bijdrage, die de balies jaarlijks dienen te betalen, vastgesteld wordt;
5° de regels voor het opstellen en aanwenden van de jaarlijkse begroting;
6° de algemene organisatie van het secretariaat;
7° de wijze van aanwijzing van de vertegenwoordigers in de wettelijk opgerichte organen.
Art. 492. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> Het reglement van orde bepaalt op welke wijze en met welke meerderheden het kan worden gewijzigd.
Art. 493. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De Raad van bestuur vertegenwoordigt de orde waartoe hij behoort bij alle gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen, door toedoen van de voorzitter. Alle gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen worden in naam van de orde verricht.
Art. 494. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De voorzitters van de raden van bestuur vertegenwoordigen de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone in hun betrekkingen met de overheid en de balies.
HOOFDSTUK III. - (Bevoegdheden.) <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001>
Art. 495.<W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone hebben, elk voor de balies die er deel van uitmaken, de taak te waken over de eer, de rechten en de gemeenschappelijke beroepsbelangen van hun leden en zijn bevoegd voor de juridische bijstand, de stage, de beroepsopleiding van de advocaten-stagiairs en de vorming van alle advocaten behorende tot de balies die er deel van uitmaken.
Ze nemen initiatieven en maatregelen die nuttig zijn voor de opleiding, de tuchtrechtelijke regels en de loyauteit in het beroep en voor de behartiging van de belangen van de advocaat en van de rechtzoekende.
[
1 Zij organiseren de permanentiedienst bedoeld in de artikelen 2bis, § 2, en 24bis/1 van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis op een wijze die het mogelijk maakt op een zo snel mogelijke manier een advocaat te contacteren, gebruik makend van de moderne communicatiemiddelen, waarbij de verschillende contacten van de gebruikers worden bijgehouden. Een jaarlijkse toelage ten laste van het algemeen budget van de uitgaven van sectie 12 wordt voorzien voor de exploitatiekosten die nodig zijn voor de uitvoering van deze opdracht. De Koning bepaalt de verdere uitvoeringsmodaliteiten hiervan.]
1 Elk van beide kan betreffende die aangelegenheden voorstellen doen aan de bevoegde overheden.
[
2 Indien de wet bepaalt dat de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone gezamenlijk handelen, dan stellen zij daartoe zelf de nadere regels vast.]
2 ----------
(
1)<W
2016-11-21/02, art. 5, 207; Inwerkingtreding : 27-11-2016>
(
2)<W
2016-12-01/29, art. 2, 210; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art. 496. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> Met betrekking tot de bevoegdheden bepaald in artikel 495, stellen de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone passende reglementen vast.
Met het oog op de betrekkingen tussen de leden van de onderscheiden balies die er deel van uitmaken, bepalen zij de regels en gebruiken van het beroep van advocaat en brengen er eenheid in. Te dien einde, stellen zij passende reglementen vast.
Art. 497. <W 2003-12-22/53, art. 18, 116;
Inwerkingtreding : 10-01-2004> De reglementen bedoeld in artikel 496 worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt zodra ze volgens de geldende regels zijn aangenomen.
Art. 498. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De reglementen, die, overeenkomstig artikel 496, aangenomen zijn, (zijn van toepassing op) alle advocaten van de balies, die ofwel van de Orde van Vlaamse Balies, ofwel van de Ordre des Barreaux francophones et germanophone deel uitmaken, al naar gelang voornoemde reglementen door de ene dan wel door de andere orde werden aangenomen. <W 2003-12-22/53, art. 19, 116;
Inwerkingtreding : 10-01-2004>
Art. 499. <W 2001-07-04/41, art. , 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De raden van de Orde van Advocaten van de balies waken over de toepassing van de in voorgaande artikelen bedoelde reglementen. (...). <W 2006-06-21/36, art. 35, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 500. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> Indien op door het reglement van orde bedoeld in artikel 491 bepaalde wijze reglementen worden vastgesteld, zijn deze dwingend voor de balies die tot de betrokken orde behoren, welke voor die aangelegenheden alleen aanvullende reglementen kunnen uitvaardigen.
Art. 501. <W 2003-12-22/53, art. 20, 116;
Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. De in artikel 611 bedoelde vordering wordt binnen drie maanden na de in artikel 497 bedoelde bekendmaking ingesteld door de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie.
Zij wordt ter kennis gebracht aan de Orde van Vlaamse Balies en aan de " Ordre des Barreaux francophones et germanophone ".
Dezelfde vordering kan eveneens worden ingesteld, binnen de termijn voorzien in het eerste lid, door een advocaat van de Orde van Vlaamse Balies of van de " Ordre des Barreaux francophones et germanophone " of door iedere persoon die de hoedanigheid en het belang heeft om te vorderen in de zin van de artikelen 17 en 18. In dit geval wordt de vordering ingeleid bij verzoekschrift bij ter post aangetekende brief aan de griffie van het Hof van Cassatie of neergelegd ter griffie. Op straffe van nietigheid bevat het verzoekschrift de middelen en is het ondertekend door een advocaat bij het Hof van Cassatie. De vordering wordt vooraf bij ter post aangetekende brief ter kennis gebracht aan de Orde van Vlaamse Balies en aan de " Ordre des Barreaux francophones et germanophone ". Het bewijs van deze kennisgeving wordt op straffe van nietigheid aan het verzoekschrift toegevoegd.
§ 2. Tijdens de in § 1 bedoelde termijn en, indien de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie de vordering instelt bedoeld in artikel 611, tot de uitspraak van het arrest worden de toepassing van een reglement en van de in artikel 502, § 1, eerste lid, bedoelde termijn voor het instellen van de vordering geschorst.
§ 3. Wanneer de in § 1 bedoelde vordering is ingesteld, kunnen de Orde van Vlaamse Balies en de " Ordre des Barreaux francophones et germanophone " in de procedure tussenkomen door middel van een verzoekschrift, overeenkomstig artikel 813. Deze tussenkomst moet binnen twee maanden na de in § 1, tweede of derde lid, bedoelde kennisgeving plaatsvinden.
In dat geval, kunnen de Orde van Vlaamse Balies en de " Ordre des Barreaux francophones et germanophone " nieuwe middelen aanvoeren gegrond op een bevoegdheidsoverschrijding, de strijdigheid met de wetten of de onregelmatige aanneming van het bestreden reglement.
(NOTA : bij arrest nr 99/2005 van 01-06-2005 (B.St. 21-06-2005, p. 28384-28386), heeft het Arbitragehof in artikel 501, § 1, derde lid, van het Gerechtelijk Wetboek de woorden " door een advocaat bij het Hof van Cassatie " vernietigd) Art. 502. <W 2003-12-22/53, art. 21, 116;
Inwerkingtreding : 10-01-2004> § 1. Onverminderd het bij artikel 505 verplicht gestelde voorafgaande overleg, kunnen de Orde van Vlaamse Balies en de " Ordre des Barreaux francophones et germanophone " een vordering tot nietigverklaring instellen tegen alle reglementen die, overeenkomstig artikel 496, werden aangenomen. Die vordering wordt ingesteld bij een scheidsgerecht samengesteld uit zeven leden van wie er drie voor een duur van twee jaar worden aangewezen door de Orde van Vlaamse Balies, en drie, voor een duur van twee jaar, door de " Ordre des Barreaux francophones et germanophone ". Zij wijzen in onderlinge overeenstemming een zevende lid aan, dat het voorzitterschap zal waarnemen. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt, wordt het scheidsgerecht voorgezeten door de pro-stafhouder van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie of, zo die verhinderd is, door diens voorganger.
Als een arbiter dient te worden vervangen, wordt zijn opvolger slechts aangewezen om het oorspronkelijke mandaat te voltooien.
Het mandaat van arbiter staat open voor advocaten die sedert ten minste vijftien jaar lid zijn van de balie of die gedurende ten minste drie jaar stafhouder of lid zijn geweest van de Raad van de orde van een balie, of die lid zijn geweest van de Raad van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie. De arbiters mogen niet betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de betwiste beslissing.
§ 2. De in § 1 bedoelde vordering kan worden ingesteld tegen alle reglementen die :
- zouden neerkomen op een bevoegdheidsoverschrijding, strijdig zouden zijn met de wetten of op onregelmatige wijze zouden zijn aangenomen;
- een gevaar zouden betekenen voor de eer van de Orde van Advocaten en voor de handhaving van de beginselen van waardigheid, rechtschapenheid en kiesheid die aan het beroep van advocaat ten grondslag liggen, zoals omschreven in (artikel 455), eerste lid, en in de internationale deontologische voorschriften. <W 2006-06-21/36, art. 36, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Als de in artikel 611 bedoelde vordering wordt ingesteld, mag het scheidsgerecht zich niet uitspreken over middelen geput uit een bevoegdheidsoverschrijding, de niet-naleving van de wetten of het onregelmatige aannemen van het aangevochten reglement.
§ 3. Het scheidsgerecht doet uitspraak in eerste en in laatste aanleg. Het kan een aangevochten reglement slechts geheel of gedeeltelijk vernietigen voor zover vijf leden zich voor de vernietiging uitspreken; bij de arbitrale uitspraak kan een minderheidsnota worden gevoegd.
§ 4. Voor alles wat niet uitdrukkelijk wordt geregeld door dit boek, zijn de bepalingen van het zesde deel van dit Wetboek van overeenkomstige toepassing op de procedure.
§ 5. De vordering wordt betekend aan de procureur-generaal bij het Hof van Cassatie en aan de andere Orde.
Art. 503. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De federale Raad van de balies bestaat uit tien leden van wie er telkens vijf respectievelijk, voor een termijn van twee jaar, éénmaal hernieuwbaar, afgevaardigd worden door de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone. De raad wordt voorgezeten door de stafhouder van de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie.
De zetel is gevestigd bij de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie en het secretariaat wordt waargenomen door haar diensten, behoudens andersluidend akkoord tussen de respectieve ordes.
Indien een afgevaardigd lid dient te worden vervangen, wordt zijn opvolger slechts aangewezen om het oorspronkelijke mandaat te voltooien.
Art. 504. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> § 1. Elke orde, alsook elke balie die van die orde deel uitmaakt, en de Orde van Advocaten bij het Hof van Cassatie kunnen bij de federale Raad van de balies aangelegenheden aanhangig maken met betrekking tot de balie in het algemeen en de goede rechtsbedeling.
De procedure voor de federale Raad van de balies is een procedure op tegenspraak.
De Federale Raad brengt adviezen uit die worden aangenomen met ten minste drie vijfde van de stemmen in elke taalgroep.
§ 2. De vertegenwoordiging bij de Raad van de balies van de Europese Unie wordt waargenomen door een commissie van vier leden, van wie er twee door de Orde van Vlaamse Balies worden aangewezen en twee door de Ordre des Barreaux francophones et germanophone.
Die commissie voert de opdrachten uit die de federale Raad van de balies haar toevertrouwt, krachtens een beslissing die werd genomen met een meerderheid van ten minste drie vijfde van de stemmen in elke taalgroep.
Art. 505. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> Voor zij de vordering tot nietigverklaring als bedoeld in artikel 502 instellen, moeten de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone de zaak (binnen drie maanden vanaf de in artikel 497 bedoelde bekendmaking) aanhangig maken bij de federale Raad van de balies. <W 2003-12-22/53, art. 22, 116;
Inwerkingtreding : 10-01-2004>
De Federale Raad van de balies brengt zijn advies ter kennis binnen een maand na de aanhangigmaking. De in artikel 502 bedoelde vordering moet binnen twee maanden na voornoemde kennisgeving worden ingesteld, dan wel, bij gebrek aan een kennisgeving, binnen drie maanden na de aanhangigmaking bij de federale Raad van balies en onverminderd artikel 501, §§ 2 en 3.
HOOFDSTUK IV. - (Overgangsbepalingen.) <W 2001-07-04/41, art. 14;
Inwerkingtreding : 25-07-2001>
Art. 506. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 01-05-2002 (zie KB
2002-02-17/41 en KB
2002-02-17/42) De Belgische nationale Orde van Advocaten wordt ontbonden. De laatst verkozen deken en vice-deken staan gezamenlijk in voor de vereffening van deze instelling.
De baten of passiva worden evenredig verdeeld over de balies in verhouding tot het aantal aangesloten advocaten.
Art. 507. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De door de Belgische nationale Orde van Advocaten regelmatig aangenomen reglementen blijven bindend voor alle advocaten tot de bevoegde instellingen, overeenkomstig artikel 496, nieuwe reglementen vaststellen, onverminderd overleg en instemming van de Orde der Advocaten bij het Hof van Cassatie met betrekking tot het wijzigen van de reglementen die haar aanbelangen.
Art. 508. <W 2001-07-04/41, art. 14, 089;
Inwerkingtreding : 25-07-2001> De door de Belgische nationale Orde van Advocaten toegekende mandaten in bij wet opgerichte commissies en instellingen blijven geldig en worden geacht gezamenlijke mandaten te zijn van de Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des Barreaux francophones et germanophone totdat zij, overeenkomstig hun eigen reglementen en overeenkomstig de wettelijke bepalingen, hun eigen vertegenwoordigers aanwijzen.
BOEK IIIbis. - (JURIDISCHE EERSTE- EN TWEEDELIJNSBIJSTAND). <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999>
HOOFDSTUK I. - (Algemene bepaling). <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999>
Art. 508/1. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> Voor de toepassing van dit boek wordt verstaan onder :
1° juridische eerstelijnsbijstand : de juridische bijstand die verleend wordt in de vorm van praktische inlichtingen, juridische informatie, een eerste juridisch advies of de verwijzing naar een gespecialiseerde instantie of organisatie;
2° juridische tweedelijnsbijstand : de juridische bijstand die wordt verleend aan een natuurlijke persoon in de vorm van een omstandig juridisch advies, bijstand al dan niet in het kader van een procedure of bijstand bij een geding met inbegrip van de vertegenwoordiging in de zin van artikel 728;
3° commissie voor juridische bijstand : de commissie bedoeld in artikel 508/2;
4° bureau voor juridische bijstand : het bureau bedoeld in artikel 508/7;
5° organisatie voor juridische bijstand : elke organisatie die in een gerechtelijk arrondissement juridische eerstelijnsbijstand verleent.
HOOFDSTUK II. - (Commissie voor juridische bijstand). <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999>
Art. 508/2. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> § 1. In elk gerechtelijk arrondissement is er een commissie voor juridische bijstand. In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er twee commissies : de Nederlandse commissie voor juridische bijstand en de Franse commissie voor juridische bijstand.
De commissie voor juridische bijstand heeft rechtspersoonlijkheid en stelt haar huishoudelijk reglement op.
§ 2. De commissie heeft haar zetel in de hoofdplaats van het arrondissement of in enige andere plaats die zij aanwijst.
§ 3. De commissie is paritair samengesteld uit eensdeels vertegenwoordigers van de balie die worden aangewezen door de Orde van Advocaten van het betrokken gerechtelijk arrondissement en anderdeels vertegenwoordigers van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn en erkende organisaties voor juridische bijstand.
De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit de nadere regels van erkenning van de organisaties voor juridische bijstand, de samenstelling en de werking van de commissie.
Art. 508/2_FRANSE_GEMEENSCHAP.
<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-1999> § 1. In elk gerechtelijk arrondissement is er een commissie voor juridische bijstand. In het gerechtelijk arrondissement Brussel zijn er twee commissies : de Nederlandse commissie voor juridische bijstand en de Franse commissie voor juridische bijstand.
De commissie voor juridische bijstand heeft rechtspersoonlijkheid en stelt haar huishoudelijk reglement op.
§ 2. De commissie heeft haar zetel in de hoofdplaats van het arrondissement of in enige andere plaats die zij aanwijst.
§ 3. [1 De Commissie is samengesteld uit vertegenwoordigers van de balies van het betrokken gerechtelijk arrondissement.
De Regering stelt de nadere regels voor de werking van de commissie vast.]1 ----------
(
1)<DFG
2016-10-13/15, art. 52, 209; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 508/3. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> De commissie voor juridische bijstand heeft tot taak :
1° de zitdagen voor juridische eerstelijnsbijstand van advocaten te organiseren en ervoor te zorgen dat die diensten indien nodig worden gedecentraliseerd;
2° het overleg en de coördinatie te bevorderen tussen de organisaties voor juridische bijstand, en de doorverwijzing naar gespecialiseerde organisaties te vergemakkelijken, zulks onder meer door het sluiten van overeenkomsten in de hand te werken;
3° te zorgen voor de verspreiding van informatie over het bestaan van en de toegangsvoorwaarden tot de juridische bijstand, in het bijzonder bij de sociaal meest kwetsbare groepen.
Die verspreiding geschiedt op de plaatsen waar de juridische bijstand wordt verleend evenals onder meer in de griffies, bij de parketten, de gerechtsdeurwaarders, in de gemeentebesturen en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van het gerechtelijk arrondissement;
4° de aanbevelingen te doen die zij nodig acht rekening houdend met de verslagen die bedoeld zijn in de artikelen 508/6 en 508/11, en die aanbevelingen en verslagen over te zenden aan de Minister van Justitie.
Art. 508/3_FRANSE_GEMEENSCHAP.
<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-1999> De commissie voor juridische bijstand heeft tot taak :
1° de zitdagen voor juridische eerstelijnsbijstand van advocaten te organiseren en ervoor te zorgen dat die diensten indien nodig worden gedecentraliseerd;
[1 ...]1
[1 ...]1
[1 2° de Regering de aanbevelingen te doen die zij nodig acht rekening houdend met de verslagen die bedoeld zijn in de artikelen 508/6 en 508/11.]1 ----------
(
1)<DFG
2016-10-13/15, art. 53, 209; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 508/4. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> Het Rijk kent een subsidie toe aan de commissies voor juridische bijstand op basis van objectieve criteria, vastgesteld bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit.
Art. 508/4_FRANSE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DFG
2016-10-13/15, art. 54, 209; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK III. - (Juridische eerstelijnsbijstand). <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999>
Art. 508/5. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> § 1. Onverminderd de door andere organisaties voor juridische bijstand verleende juridische eerstelijnsbijstand worden de zitdagen voor juridische eerstelijnsbijstand gehouden door advocaten.
De Orde van Advocaten stelt jaarlijks een lijst op met de advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische eerstelijnsbijstand.
De lijst vermeldt de voorkeurmateries die de advocaten opgeven en die zij staven of waarvoor zij zich ertoe verbinden een opleiding te volgen die door de Raad van de Orde of de in artikel 488 bedoelde overheden wordt georganiseerd.
Tegen de weigering tot inschrijving op de lijst kan beroep worden ingesteld overeenkomstig (artikel 432bis). <W 2006-06-21/36, art. 37, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
De Orde zendt de lijst van de advocaten over naar de commissie voor juridische bijstand.
(§ 2. Onverminderd de door andere organisaties voor juridische bijstand verleende juridische bijstand, worden geen kosten of erelonen aangerekend door de advocaten aan de rechthebbende van de juridische bijstand.) <W 2003-12-22/42, art. 373, 117;
Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 3. Indien de doorverwijzing naar een organisatie voor juridische bijstand of naar de juridische tweedelijnsbijstand aangewezen lijkt, wordt zulks onmiddellijk medegedeeld aan de aanvrager. De organisatie of het bureau voor juridische bijstand worden hiervan onverwijld in kennis gesteld.
§ 4. De Orde van Advocaten ziet toe op de kwaliteit van de prestaties die door de advocaten worden verstrekt in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand.
In geval van tekortkoming kan de Raad van de Orde met een met redenen omklede beslissing een advocaat schrappen van de in § 1 bedoelde lijst, volgens de bij (de artikelen 458 tot 463) bepaalde procedure. <W 2006-06-21/36, art. 38, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Art. 508/5_FRANSE_GEMEENSCHAP.
<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-1999> § 1. Onverminderd de door andere organisaties voor juridische bijstand verleende juridische eerstelijnsbijstand worden de zitdagen voor juridische eerstelijnsbijstand gehouden door advocaten.
De Orde van Advocaten stelt jaarlijks een lijst op met de advocaten die prestaties wensen te verrichten in het raam van de juridische eerstelijnsbijstand.
De lijst vermeldt de voorkeurmateries die de advocaten opgeven en die zij staven of waarvoor zij zich ertoe verbinden een opleiding te volgen die door de Raad van de Orde of de in artikel 488 bedoelde overheden wordt georganiseerd.
Tegen de weigering tot inschrijving op de lijst kan beroep worden ingesteld overeenkomstig (artikel 432bis). <W 2006-06-21/36, art. 37, 135; Inwerkingtreding : 01-11-2006>
De Orde zendt de lijst van de advocaten over naar de commissie voor juridische bijstand.
(§ 2. Onverminderd de door andere organisaties voor juridische bijstand verleende juridische bijstand, worden geen kosten of erelonen aangerekend door de advocaten aan de rechthebbende van de juridische bijstand.) <W 2003-12-22/42, art. 373, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
§ 3. Indien de doorverwijzing naar een organisatie voor juridische bijstand of naar de juridische tweedelijnsbijstand aangewezen lijkt, wordt zulks onmiddellijk medegedeeld aan de aanvrager. De organisatie of het bureau voor juridische bijstand worden hiervan onverwijld in kennis gesteld.
§ 4. De Orde van Advocaten ziet toe op de kwaliteit van de prestaties die door de advocaten worden verstrekt in het kader van de juridische eerstelijnsbijstand.
[1 Onverminderd de tuchtprocedures, kan de Raad van de Orde, in geval van tekortkoming en volgens de in de artikelen 458 tot 463 bepaalde procedure, het behoud van de advocaat op de in § 1 bedoelde lijst afhankelijk maken van de naleving van de door hem bepaalde voorwaarden, zijn inschrijving op die lijst schorsen voor een periode van acht dagen tot drie jaar, of die eruit weglaten.
In geval van niet naleving van de door de Raad van de Orde bepaalde voorwaarden met toepassing van het tweede lid, roept de stafhouder de advocaat voor de Raad van de Orde op om een andere in hetzelfde lid bepaalde maatregel uit te spreken.
Als de advocaat uit de lijst wordt weggelaten, kan hij zijn wederinschrijving op de in § 1 bedoelde lijst aanvragen bij een met redenen omklede aanvraag die niet vóór een termijn van vijf jaar na de weglating kan worden ingediend.
De in het tweede lid en in het vierde lid bedoelde beslissingen worden met redenen omkleed. Tegen die kan een hoger beroep worden ingesteld overeenkomstig artikel 432 bis.]1 ----------
(
1)<DFG
2016-10-13/15, art. 55, 209; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 508/6. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> Onverminderd de regels inzake beroepsgeheim, zijn de advocaten die juridische eerstelijnsbijstand verlenen ertoe gehouden om, volgens de nadere regels die door de Minister van Justitie worden vastgesteld in overleg met de in artikel 488 bedoelde overheden, aan de commissie voor juridische bijstand een jaarverslag over te zenden over hun prestaties in dat verband.
Zij doen aan het bureau beknopt verslag over de consulten die zij hebben gegeven.
Art. 508/6_FRANSE_GEMEENSCHAP.
<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4; Inwerkingtreding : 01-09-1999> Onverminderd de regels inzake beroepsgeheim, zijn de advocaten die juridische eerstelijnsbijstand verlenen ertoe gehouden om, [1 volgens de nadere regels die door de Regering worden vastgesteld in overleg met de Orde van Franstalige en Duitstalige balies]1, aan de commissie voor juridische bijstand een jaarverslag over te zenden over hun prestaties in dat verband.
Zij doen aan het bureau beknopt verslag over de consulten die zij hebben gegeven. ----------
(
1)<DFG
2016-10-13/15, art. 56, 209; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
HOOFDSTUK IV. - (Gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand.) <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999>
Afdeling I. - (Organisatie.) <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999>
Art. 508/7.<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> Bij elke balie stelt de Raad van de Orde van Advocaten een bureau voor juridische bijstand in volgens de nadere regels en de voorwaarden die hij bepaalt.
Het bureau heeft onder meer tot taak om wachtdiensten te organiseren.
[
1 De Orde van Advocaten stelt, volgens de nadere regels en de voorwaarden die zij bepaalt, een lijst op met de advocaten die in hoofdorde of in bijkomende orde prestaties wensen te verrichten in het kader van de door het bureau voor juridische bijstand georganiseerde juridische tweedelijnsbijstand en ze houdt deze lijst bij. De Orde kan in de verplichte inschrijving van advocaten voorzien voor zover noodzakelijk voor de doeltreffendheid van de juridische bijstand.]
1 De lijst vermeldt de voorkeurmateries die de advocaten opgeven en die zij staven of waarvoor zij zich ertoe verbinden een opleiding te volgen die door de Raad van de Orde of de in de artikel 488 bedoelde overheden wordt georganiseerd.
Tegen de weigering tot inschrijving op de lijst kan beroep worden ingesteld overeenkomstig (artikel 432bis). <W 2006-06-21/36, art. 39, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Het bureau zendt de lijst van de advocaten over aan de commissie voor juridische bijstand.
----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 3, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 508/8.[
1 De Orde van Advocaten ziet toe op de doeltreffendheid en de kwaliteit van de prestaties verricht door de advocaten in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand, alsook op de regelmatigheid van de stappen ondernomen op grond van de artikelen 508/9, 508/14, eerste en derde lid, en 508/19, § 2.
Onverminderd de tuchtrechtelijke vervolgingen kan de raad van de Orde in geval van tekortkoming en volgens de bij de artikelen 458 tot 463 bepaalde procedure, de handhaving van de advocaat op de in artikel 508/7 bedoelde lijst afhankelijk stellen van de naleving van de voorwaarden die hij bepaalt, diens inschrijving op die lijst schorsen gedurende een periode van acht dagen tot drie jaar of hem eruit weglaten.
Bij niet-naleving van de voorwaarden bepaald door de raad van de Orde overeenkomstig het tweede lid, roept de stafhouder de advocaat voor de raad van de Orde op om een andere maatregel waarin is voorzien in hetzelfde lid, te doen uitspreken.
Behoudens andersluidende beslissing van de raad van de Orde, heeft de in het tweede lid bedoelde maatregel van schorsing geen gevolgen voor de aanstellingen die werden verricht bij het bureau voor juridische bijstand vóór zijn inwerkingtreding.
In geval van weglating, wordt de advocaat van de behandeling van zijn dossiers in het kader van de juridische tweedelijnsbijstand ontlast, behoudens andersluidende beslissing van de raad van de Orde. Het bureau voor juridische bijstand wijst een nieuwe advocaat aan. De advocaat kan vragen om zijn wederinschrijving op de in artikel 508/7 bedoelde lijst middels een met redenen omkleed verzoek, dat niet mag worden ingediend voordat een termijn van vijf jaar verstreken is sinds zijn weglating.
De beslissingen bedoeld in het tweede, vierde en vijfde lid worden met redenen omkleed. Zij zijn vatbaar voor beroep overeenkomstig artikel 432bis.]
1 ----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 4, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 508/9. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> § 1. Voor het verkrijgen van gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand verwijzen de personen die de juridische eerstelijnsbijstand verlenen de aanvrager door naar het bureau.
Het bureau wijst een advocaat aan, die de aanvrager heeft gekozen op de in artikel 508/7 bedoelde lijst. Het bureau stelt de advocaat in kennis van zijn aanwijzing.
De advocaat wiens naam op de lijst voorkomt en tot wie een rechtzoekende zich heeft gewend zonder zich eerst bij het bureau aan te melden, vraagt aan het bureau de toestemming om aan zijn cliënt de juridische tweedelijnsbijstand te verlenen, indien hij van oordeel is dat deze aanspraak kan maken op gedeeltelijke of volledige kosteloosheid. De advocaat zendt de in artikel 508/13 bedoelde stukken over aan het bureau.
In spoedeisende gevallen mag de persoon die geen advocaat heeft zich rechtstreeks tot de advocaat van de wachtdienst wenden. Die advocaat verleent hem juridische bijstand en vraagt aan het bureau bevestiging van zijn aanwijzing.
§ 2. Een advocaat die optreedt met toepassing van dit hoofdstuk, mag zich in geen geval rechtstreeks tot de rechthebbende richten met het oog op de betaling van de honoraria en kosten, tenzij het bureau hem in spoedeisende gevallen toestemming verleent om voorschotten te innen.
Art. 508/10. <W 2006-06-15/53, art. 2, 137;
Inwerkingtreding : 10-08-2006> Wanneer de begunstigde de taal van de rechtspleging niet spreekt, stelt het bureau hem voor zover mogelijk een advocaat voor die zijn taal spreekt of een andere taal die hij begrijpt en bij ontstentenis hiervan een tolk. De kostenvergoeding voor de tolk komt ten laste van het Rijk. Zij wordt vastgesteld op de wijze bepaald in het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.
Art. 508/11. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> De advocaten moeten geregeld aan het bureau verslag doen, op de wijze die door de Minister van Justitie wordt bepaald in overleg met de in artikel 488 bedoelde overheden.
Het bureau zendt jaarlijks een verslag inzake de werking van de juridische tweedelijnsbijstand over aan de commissie voor juridische bijstand en aan de Minister van Justitie, op de wijze die deze laatste bepaalt.
Art. 508/12. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> Behalve in spoedeisende gevallen of wanneer het bureau er uitdrukkelijk mee heeft ingestemd, is het de advocaten verboden juridische tweedelijnsbijstand te verlenen voor de zaken waarin ze zijn opgetreden in het raam van de in artikel 508/4 bedoelde juridische eerstelijnsbijstand.
Afdeling II. - (Toekenning van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid.) <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999>
Art. 508/13.<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> De juridische tweedelijnsbijstand kan gedeeltelijk of volledig kosteloos zijn voor wie over [
1 ontoereikende bestaansmiddelen]
1 beschikt en voor de met hen gelijkgestelde personen. [
1 De juridische tweedelijnsbijstand wordt niet toegekend als en in de mate dat de begunstigde een beroep kan doen op de tussenkomst van een derde betaler.]
1 [
3 ...]
3 Het bureau gaat na of voldaan is aan de voorwaarden inzake kosteloosheid. [
2 Daartoe machtigt de Koning het bureau voor juridische bijstand ertoe niet alleen aan de rechtzoekende maar ook aan derden bewijsstukken te vragen volgens de nadere regels die Hij bepaalt.]
2 Het bureau bewaart een afschrift van de stukken.
[
1 Indien de voorwaarden die de begunstigde hebben toegestaan een beroep te doen op gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand wijzigen, meldt de begunstigde dit onmiddellijk aan zijn advocaat.]
1 ----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 5, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 206, 222; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(
3)<W
2020-07-31/02, art. 2, 229; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 508/13/1. [
1 § 1. Behoudens internationale of nationale bepalingen op grond waarvan voor sommige personen wordt voorzien in de toekenning zonder voorwaarden van volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand beschikken de hierna vermelde personen over ontoereikende bestaansmiddelen als bedoeld in artikel 508/13, eerste lid, en genieten zij de volledige kosteloosheid van de juridische bijstand :
1° de alleenstaande persoon die, aan de hand van om het even welk document dat te beoordelen is door het bureau voor juridische bijstand bewijst dat zijn maandelijks netto-inkomen lager dan 1 226 euro is;
2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste of de samenwonende met zijn echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, indien hij bewijst, aan de hand van om het even welk document te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand dat het maandelijks netto-inkomen van het gezin lager is dan 1 517 euro.
Voor de vaststelling van de in het eerste lid, 2°, bedoelde inkomsten wordt rekening gehouden met een aftrek van 20 % van het leefloon per persoon ten laste.
Voor de vaststelling van de in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde inkomsten wordt rekening gehouden met de lasten die voortvloeien uit een buitengewone schuldenlast, alsook met elk ander bestaansmiddel, met name beroepsinkomsten, inkomsten uit onroerende goederen, inkomsten uit roerende goederen en diverse inkomsten, kapitalen, voordelen, alsmede tekenen en aanwijzingen waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven bestaansmiddelen, behoudens de kinderbijslag en de enige en eigen woning.
Onder de samenwoning bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt verstaan het feit dat twee of meer personen samen onder hetzelfde dak wonen en de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gezamenlijk regelen.
Wanneer de belangen van de persoon bedoeld in het eerste lid, 2°, strijdig zijn met die van zijn echtgenoot of met die van een persoon met wie hij samenwoont, wordt met het inkomen van deze laatste geen rekening gehouden.
§ 2. Behoudens tegenbewijs wordt beschouwd als een persoon wiens bestaansmiddelen onvoldoende zijn in de zin van artikel 508/13, eerste lid :
1° degene die bedragen ontvangt die worden uitgekeerd als leefloon of als maatschappelijke bijstand, minstens op overlegging van de geldige beslissing van het betrokken openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn;
2° degene die bedragen ontvangt die worden uitgekeerd als gewaarborgd inkomen voor bejaarden, minstens op overlegging van het jaarlijks attest van de Rijksdienst voor Pensioenen;
3° degene die een inkomensvervangende tegemoetkoming voor gehandicapten ontvangt, minstens op overlegging van de beslissing van de minister tot wiens bevoegdheid de sociale zekerheid behoort of van de door hem afgevaardigde ambtenaar;
4° de persoon die een kind ten laste heeft dat gewaarborgde kinderbijslag ontvangt, minstens op overlegging van het attest van het gewestelijk organisme voor de kinderbijslag;
5° de huurder van een sociale woning die in het Vlaams Gewest en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een huur betaalt die overeenkomt met de helft van de basishuurprijs of die in het Waals Gewest een minimumhuur betaalt, minstens op overlegging van de laatste huurberekeningsfiche;
6° de gedetineerde, op overlegging van bewijsstukken met betrekking tot het statuut van gedetineerde;
7° de beklaagde bedoeld in de artikelen 216quinquies tot 216septies van het Wetboek van Strafvordering;
8° de geesteszieke persoon, wat de toepassing van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke betreft, op overlegging van bewijsstukken;
9° de vreemdeling, wat de indiening van het verzoek tot machtiging van verblijf betreft, of van een administratief of rechterlijk beroep tegen een beslissing die werd genomen met toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, op overlegging van bewijsstukken;
10° de asielaanvrager of de persoon die een aanvraag indient tot verkrijgen van het statuut van ontheemde, op overlegging van bewijsstukken;
11° de persoon belast met overmatige schulden, op overlegging van een verklaring van hem waaruit blijkt dat de toekenning van de juridische tweedelijnsbijstand wordt aangevraagd met het oog op de inleiding van een procedure van collectieve schuldenregeling.
§ 3. Het bureau voor juridische bijstand kan hetzij aan de rechtzoekende hetzij aan derden, inclusief overheidsinstanties, alle informatie opvragen die nuttig wordt geacht, waaronder het laatste aanslagbiljet, om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden van de juridische tweedelijnsbijstand zijn vervuld.
§ 4. Voor de minderjarige geldt volledige kosteloosheid, op voorlegging van zijn identiteitskaart of van enig ander document waaruit zijn staat blijkt.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2020-07-31/02, art. 3, 229; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 508/13/2. [
1 De hierna vermelde personen beschikken over ontoereikende bestaansmiddelen zoals bedoeld in artikel 508/13, eerste lid, en kunnen aanspraak maken op de gedeeltelijke kosteloosheid :
1° de alleenstaande persoon die bewijst, aan de hand van om het even welk document te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand dat zijn maandelijks netto-inkomen tussen 1 226 euro en 1 517 euro ligt;
2° de alleenstaande persoon met iemand ten laste of de samenwonende met zijn echtgenoot of met iedere andere persoon met wie hij een feitelijk gezin vormt, indien hij bewijst, aan de hand van om het even welk document te beoordelen door het bureau voor juridische bijstand dat het maandelijks netto-inkomen van het gezin tussen 1 517 euro en 1 807 euro ligt.
Voor de vaststelling van de in het eerste lid, 2°, bedoelde inkomsten wordt rekening gehouden met een aftrek van 20 % van het leefloon per persoon ten laste.
Voor de vaststelling van de in het eerste lid, 1° en 2°, bedoelde inkomsten wordt rekening gehouden met de lasten die voortvloeien uit een buitengewone schuldenlast, alsook met elk ander bestaansmiddel, met name beroepsinkomsten, inkomsten uit onroerende goederen, inkomsten uit roerende goederen en diverse inkomsten, kapitalen, voordelen, alsmede tekenen en aanwijzingen waaruit een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven bestaansmiddelen, behoudens de kinderbijslag en de enige en eigen woning.
Onder de samenwoning bedoeld in het eerste lid, 2°, wordt verstaan het feit dat twee of meer personen samen onder hetzelfde dak wonen en de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gezamenlijk regelen.
De in het eerste lid, 2°, bedoelde persoon die de juridische bijstand vraagt teneinde zijn belangen te verdedigen, valt onder de toepassing van het eerste lid, 1°, wanneer die belangen strijdig zijn met die van zijn echtgenoot of van de persoon met wie hij samenwoont.
De persoon die de gedeeltelijke kosteloosheid geniet, betaalt aan de advocaat een eigen bijdrage in de kosten van de juridische bijstand per aanstelling door het bureau van juridische bijstand.
Het bedrag van de door de begunstigde van de gedeeltelijk kosteloze tweedelijnsbijstand verschuldigde bijdrage is gelijk aan het verschil tussen zijn inkomsten uit de bestaansmiddelen en de bedragen van de inkomstengrenzen voor de toegang tot de volledig kosteloze juridische bijstand, zonder dat dit bedrag hoger mag liggen dan 125 euro noch lager dan 25 euro. De advocaat voegt het ontvangstbewijs van deze betaling bij het dossier.
Het bureau voor juridische bijstand kan hetzij aan de rechtzoekende hetzij aan derden, inclusief overheidsinstanties, alle informatie opvragen die nuttig wordt geacht, waaronder het laatste aanslagbiljet, om zich ervan te vergewissen dat de voorwaarden van de juridische tweedelijnsbijstand zijn vervuld.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2020-07-31/02, art. 4, 229; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 508/13/3. [
1 Onverminderd de artikelen 508/13/1 en 508/13/2 wordt de kosteloze juridische bijstand geweigerd indien blijkt dat de rechtzoekende beschikt over kapitalen of voordelen, alsook indien uit tekenen en aanwijzingen een hogere graad van gegoedheid blijkt dan uit de aangegeven bestaansmiddelen, waaruit kan worden besloten dat hij in de mogelijkheid is zelf zijn advocaat te betalen.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2020-07-31/02, art. 5, 229; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 508/13/4. [
1 § 1. De bedragen vastgesteld in artikel 508/13/1, eerste lid, 1° en 2°, en in artikel 508/13/2, eerste lid, 1° en 2°, worden op 1 september 2021, 2022 en 2023 telkens verhoogd met een vast bedrag van 100 euro.
§ 2. Vanaf 1 september 2024, worden de in artikel 508/13/1, eerste lid, 1° en 2°, en in artikel 508/13/2, eerste lid, 1° en 2°, bepaalde bedragen telkens op 1 september aangepast, rekening houdend met de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen van de maand juli van elk jaar, daartoe berekend en benoemd zoals geregeld in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen.
Het aanvangsindexcijfer is dat van de maand juli 2023.
Elke verhoging of verlaging van het indexcijfer leidt tot een verhoging of een verlaging van de bedragen overeenkomstig de volgende formule : het nieuwe bedrag is gelijk aan het basisbedrag, vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door het aanvangsindexcijfer.
Het resultaat wordt tot op een euro en naar boven afgerond.
§ 3. De nieuwe bedragen worden jaarlijks bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Ze treden in werking op 1 september van het jaar van de aanpassing.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2020-07-31/02, art. 6, 229; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 508/14.<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> De aanvraag tot gedeeltelijke of volledige kosteloosheid wordt mondeling of schriftelijk gedaan door de aanvrager of zijn advocaat wiens naam voorkomt op de lijst bedoeld in artikel 508/7.
(Onverminderd het bepaalde in het vorige lid, mag de aanvraag eveneens ingediend worden via de bevoegde autoriteiten, in de zin van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen.) <W 2006-06-15/53, art. 3, 137;
Inwerkingtreding : 10-08-2006>
Behalve in spoedeisende gevallen worden alle [
2 in de artikelen 508/13, 508/13/1 en 508/13/2, eerste en achtste lid, bedoelde bewijsstukken]
2 bij de aanvraag gevoegd.
[
1 In spoedeisende gevallen kan door het bureau voor juridische bijstand het voordeel van de gedeeltelijke of volledige kosteloosheid voorlopig worden toegekend aan de aanvrager zonder overlegging van alle of een deel van [
2 de bewijsstukken bedoeld in de artikelen 508/13, 508/13/1 en 508/13/2, eerste en achtste lid]
2. In dat geval moet de aanvrager de bewijsstukken overleggen binnen een termijn bepaald door het bureau voor juridische bijstand die niet meer bedraagt dan vijftien dagen te rekenen vanaf de dag van de beslissing. Indien de bewijsstukken niet worden ingediend binnen die termijn, wordt de juridische bijstand van rechtswege beëindigd.]
1 Het bureau oordeelt op stukken bij zijn beslissing over de aanvraag tot gedeeltelijke of volledige kosteloosheid. De aanvrager of, in voorkomend geval, zijn advocaat, wordt gehoord op zijn verzoek of indien het bureau dat nodig acht.
[
1 De aanvragen betreffende zaken die kennelijk onontvankelijk of kennelijk ongegrond lijken, worden geweigerd.]
1 [
1 Ingeval meerdere advocaten tegelijk worden aangesteld voor eenzelfde persoon in het kader van eenzelfde procedure, wordt de vergoeding verdeeld zonder dat de totale vergoeding hoger kan zijn dan deze die zou zijn toegekend bij de aanstelling van één enkele advocaat.]
1 ----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 6, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(
2)<W
2020-07-31/02, art. 7, 229; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 508/15. <W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> Behoudens in spoedeisende gevallen wordt aan de aanvrager en, in voorkomend geval, aan zijn advocaat kennis gegeven van de beslissing binnen vijftien dagen na de aanvraag.
Elke beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed.
De kennisgeving ervan moet nuttige informatie bevatten om het beroep bepaald bij artikel 508/16 in te stellen.
Art. 508/16. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> De aanvrager kan binnen een maand na de in artikel 508/15 bedoelde kennisgeving beroep instellen bij de arbeidsrechtbank tegen een beslissing tot weigering.
Art. 508/17.[
1 § 1. Wanneer de aanvrager voldoet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand, stelt het bureau voor juridische bijstand een advocaat aan die voorkomt op de in artikel 508/7 bedoelde lijst.
Behoudens in geval van opvolging van advocaten, geeft elke aanstelling aanleiding tot de inning door de advocaat van een forfaitaire bijdrage ten laste van de begunstigde.
De begunstigde is er bovendien toe gehouden om, ten behoeve van zijn advocaat, een forfaitaire bijdrage te betalen per aanleg voor elke gerechtelijke procedure waarin hij door die laatste wordt vertegenwoordigd of bijgestaan.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bedrag van de in het tweede en derde lid bedoelde bijdragen, zonder dat het lager kan zijn dan 10 euro en hoger dan 50 euro. § 2. De persoon die de gedeeltelijk kosteloze juridische tweedelijnsbijstand geniet, betaalt
naast de bijdragen bedoeld in paragraaf 1 een bijdrage die afhankelijk is van zijn bestaansmiddelen, behoudens in geval van opvolging van advocaten. De Koning bepaalt het bedrag van de bijdrage die afhankelijk is van de bestaansmiddelen.
§ 3. De advocaat treedt slechts op vanaf het ogenblik van ontvangst van de in de paragrafen
1 en 2 bedoelde bijdragen,
tenzij in geval van vrijstelling van bijdragebetaling voorzien in de paragrafen 4 of 5, of tenzij ingeval de advocaat afziet van de inning van de bijdragebetaling of een betalingstermijn toestaat.
§ 4. Geen enkele in paragraaf 1 bedoelde bijdrage is verschuldigd :
1° wanneer de persoon de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt;
2° in hoofde van de persoon van de geesteszieke voor wat betreft de toepassing van de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke en in hoofde van de geïnterneerde voor wat betreft de toepassing van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;
3° in strafzaken in hoofde van personen die volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand genieten;
4° wanneer het een persoon betreft die een procedure instelt tot erkenning als staatloze;
5° wanneer het een persoon betreft die een asielaanvraag indient;
6° wanneer het een persoon betreft die een procedure instelt tegen een terugkeerbeslissing of een inreisverbod;
7° wanneer het een persoon betreft die een aanvraag indient om een collectieve schuldenregeling te verkrijgen;
8° wanneer het een persoon betreft die niet over enig bestaansmiddel beschikt.
De Koning kan bijkomende vrijstellingen van de betaling van de in paragraaf 1 bedoelde bijdragen bepalen.
§ 5. Onverminderd paragraaf 4, beslist het bureau voor juridische bijstand bij een met redenen omklede beslissing en op verzoek van de aanvrager of van de begunstigde van de juridische bijstand, tot de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van betaling van de in paragraaf 1 bedoelde bijdragen, indien het van mening is :
1° dat de opeenstapeling van de procedures waarvoor een bijdrage verschuldigd is, de toegang tot de rechter voor de aanvrager of voor de begunstigde van de juridische tweedelijnsbijstand ernstig zou belemmeren, of zijn proces oneerlijk zou maken, of
2° dat de betaling van de bijdragen de toegang tot de rechter voor de aanvrager of voor de begunstigde van de juridische tweedelijnsbijstand ernstig zou belemmeren, of zijn proces oneerlijk zou maken.
Het bureau voor juridische bijstand houdt een lijst bij met een beschrijving van de gevallen waarin een vrijstelling zoals bedoeld in het eerste lid werd verleend, het totale aantal verleende vrijstellingen en het totaalbedrag van deze vrijstellingen.
Het bureau voor de juridische bijstand zendt deze lijst over aan de stafhouder. De stafhouder deelt de lijst mee aan de in artikel 488 bedoelde overheden, die op hun beurt eenmaal per jaar de lijsten van alle balies meedelen aan de minister van Justitie op hetzelfde moment dat zij het totaal van de punten meedelen in toepassing van artikel 508/19, § 2, derde lid.
§ 6. Wanneer de begunstigde zich in een van de gevallen van vrijstelling van betaling van de bijdragen bedoeld in de paragrafen 4 en 5 bevindt, verstrekt het bureau voor juridische bijstand zowel aan de begunstigde als aan de advocaat een document waarin vastgesteld wordt dat er geen enkele bijdrage is verschuldigd voor die procedure en die aanstelling.]
1 ----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 7, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(NOTA : bij arrest nr.77/2018 van 21-06-2018 (B.St. 18-07-2018, p. 57082), heeft het Grondwettelijk Hof in dit artikel vernietigd : paragraaf 1, tweede, derde en vierde lid; in paragraaf 2, de woorden " naast de bijdragen bedoeld in paragraaf 1 "; in paragraaf 3, de woorden " 1 en " en de woorden " tenzij in geval van vrijstelling van bijdragebetaling voorzien in de paragrafen 4 of 5 "; de paragrafen 4, 5 en 6;) Art. 508/18.[
1 Het bureau voor juridische bijstand kan, ambtshalve of op een met redenen omkleed verzoek van de advocaat, een einde stellen aan de juridische tweedelijnsbijstand indien het vaststelt dat de begunstigde niet voldeed of niet langer voldoet aan de voorwaarden bepaald bij artikel 508/13 of wanneer de begunstigde kennelijk geen medewerking verleent bij de verdediging van zijn belangen. Het bureau brengt de advocaat daarvan op de hoogte.
Het bureau voor juridische bijstand kan tevens een einde stellen aan de juridische tweedelijnsbijstand op een met redenen omkleed verzoek van de advocaat als deze meent dat zijn interventie geen enkele meerwaarde biedt. Het bureau brengt de advocaat daarvan op de hoogte.
Wanneer het bureau voor juridische bijstand een verzoek ontvangt van de advocaat of de in het eerste lid bedoelde vaststelling doet, stelt het de begunstigde daarvan in kennis, met het verzoek zijn opmerkingen te formuleren binnen de twintig dagen.
Elke beslissing tot beëindiging van de toegekende bijstand wordt bij een aangetekende zending ter kennis van de begunstigde gebracht. Tegen die beslissing kan beroep worden ingesteld.
De artikelen 508/15 en 508/16 zijn van toepassing.]
1 ----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 8, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK V. - (De vergoeding van de advocaten). <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999>
Art. 508/19.<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> (§ 1. De advocaat int de aan de begunstigde toegekende rechtsplegingsvergoeding [
1 en betaalt de eigen bijdrage bedoeld in artikel 508/17, [
3 ...]
3 § 2 terug aan de rechtzoekende voor zover de rechtsplegingsvergoeding de vergoeding berekend op basis van punten bedoeld in artikel 508/19, § 2, tweede lid, overtreft]
1.) <W
2007-04-21/85, art. 2, 1°, 147;
Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13>
(§ 2.) De advocaten belast met de gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische tweedelijnsbijstand doen verslag aan het bureau over elke behandelde zaak waarvoor zij in dit raam prestaties hebben verricht. (Dit verslag vermeldt eveneens de door de advocaat geïnde rechtsplegingsvergoeding [
1 en de vergoedingen geïnd overeenkomstig artikel 508/19ter alsook de bijdragen bedoeld in artikel 508/17, [
3 ...]
3 § 2]
1.) <W
2007-04-21/85, art. 2, 2° en 3°, 147;
Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13>
[
1 Het bureau voor juridische bijstand kent voor die prestaties [
2 op grond van een lijst met de punten die voor bepaalde uurprestaties worden aangerekend, waarvan de nadere regels worden bepaald door de Koning,]
2 aan de advocaten punten toe en doet hierover verslag aan de stafhouder. Het bureau voor juridische bijstand kent geen punten toe of vermindert de punten, in voorkomend geval, voor de prestaties waarvoor geldsommen werden geïnd op grond van de artikelen 508/17, [
3 ...]
3 § 2, 508/19, § 1, en 508/19ter of voor de prestaties voor dewelke de advocaat afziet van de inning van geldsommen op grond van artikel 508/17, § 3.]
1 De stafhouder deelt het totaal van de punten van de balie mee aan de in artikel 488 bedoelde overheden die het totaal van de punten van alle balies meedelen aan de Minister van Justitie.
(§ 3.) Zodra hij de mededeling heeft ontvangen van de informatie bedoeld in (§ 2), kan de Minister van Justitie een controle laten uitvoeren op de wijze die hij bepaalt na raadpleging van de in artikel 488 bedoelde overheden. Hij gelast de betaling van de vergoeding aan die overheden die [
1 in voorkomend geval]
1 via de Ordes van Advocaten voor de verdeling ervan zorgen. <W
2007-04-21/85, art. 2, 2° en 4°, 147;
Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13>
[
2 § 4. De Koning bepaalt de uitvoeringsbepalingen van dit artikel, inzonderheid de criteria inzake toekenning, niet-toekenning of vermindering van de punten, de berekeningswijze van de waarde van het punt, de voorwaarden inzake indiening van de aanvraag tot vergoeding en de nadere regels en voorwaarden inzake betaling van de vergoeding.]
2 ----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 9, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(
2)<W
2018-12-21/09, art. 207, 222; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(
3)<W
2020-07-31/02, art. 8, 229; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK Vbis. - Kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand. <ingevoegd bij W 2005-12-27/30, art. 12;
Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art. 508/19bis. <ingevoegd bij W 2005-12-27/30, art. 12;
Inwerkingtreding : 01-01-2005> Er wordt in een jaarlijkse subsidie voorzien voor de kosten verbonden aan de organisatie van de bureaus voor juridische bijstand, ten laste van de begroting van de FOD Justitie. Deze stemt overeen met 8,108 % van de in artikel 508/19, (§ 3), bedoelde vergoeding. <W
2007-04-21/85, art. 3, 147;
Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13>
Deze subsidie is betaalbaar na het vervallen van de termijn.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van dit artikel, en meer bepaald de manier waarop deze subsidie verdeeld wordt.
HOOFDSTUK VI. - [
1 Terugvordering van de rijksvergoeding - Recht van de advocaat op de betaling van vergoedingen]
1 ----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 10, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 508/19ter.[
1 § 1. De advocaat die vaststelt dat zijn optreden de begunstigde in staat heeft gesteld om geldsommen te ontvangen, waardoor hij een vergoeding kan betalen, stelt de begunstigde en het bureau voor juridische bijstand daarvan in kennis.
De geldsommen die in aanmerking kunnen worden genomen zijn deze die, mochten zij bestaan hebben op de dag van de aanvraag, de begunstigde niet hadden toegestaan te voldoen aan de voorwaarden om te genieten van juridische tweedelijnsbijstand.
Het bureau voor juridische bijstand houdt rekening met de verrichte prestaties en stelt het bedrag vast van de vergoeding die de advocaat inhoudt van of oplegt aan de begunstigde.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde vergoeding kan niet tot gevolg hebben dat :
1° een bedrag wordt ingehouden of opgelegd dat hoger is dan 150 % van de vergoeding die de advocaat zou hebben ontvangen in toepassing van artikel 508/19, § 2, tweede lid;
2° een bedrag wordt ingehouden of geheven op het totaal van de door de begunstigde of voor zijn rekening ontvangen geldsommen waardoor het saldo lager is dan 250 euro;
3° een bedrag wordt ingehouden of geheven dat hoger is dan 50 % van het totaal van de ontvangen geldsommen.
Het bureau voor juridische bijstand kan, in uitzonderlijke gevallen, bij een met redenen omklede beslissing beslissen dat de in het eerste lid, 1°, bedoelde maximale percentages niet toepasselijk zijn.
De berekening van de voor juridische bijstand toegekende vergoeding gebeurt op basis van de meest recente gekende waarde van het punt.
In het geval dat de dankzij het optreden van de advocaat geïnde bedragen maandelijkse sommen zijn, worden de in te houden of te heffen bedragen bedoeld in het eerste lid, 2° en 3°, berekend op basis van de sommen die de inkomensdrempels vastgesteld krachtens artikel 508/13 overschrijden.
§ 3. Wanneer de advocaat vergoedingen heeft ontvangen in toepassing van artikel 508/17, [
2 ...]
2 § 2, of een rechtsplegingsvergoeding in toepassing van artikel 508/19, § 1, trekt het bureau voor juridische bijstand die bedragen af van de geldsommen die de advocaat mag inhouden van of opleggen aan de begunstigde.
§ 4. Het bureau voor juridische bijstand deelt zijn beslissing mee aan de begunstigde en aan de advocaat volgens de vormen voorgeschreven bij artikel 508/15. De beslissing is vatbaar voor beroep overeenkomstig artikel 508/16.
§ 5. Wanneer de advocaat in de onmogelijkheid verkeert om de geldsommen bestemd voor de begunstigde in te houden, of zijn vergoeding onbetaald blijft ondanks twee opeenvolgende aanmaningen, brengt hij het bureau voor juridische bijstand daarvan op de hoogte ten vroegste twee maanden na de mededeling bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, en vraagt hij om de betaling van de vergoeding berekend op basis van de punten bedoeld in artikel 508/19, § 2, tweede lid.
Wanneer de advocaat slechts een gedeelte van de vergoeding die hem verschuldigd is kan inhouden of opleggen of een gedeelte van zijn vergoeding onbetaald blijft, brengt hij het bureau voor juridische bijstand hiervan op de hoogte binnen dezelfde termijn en onder dezelfde voorwaarden als in het eerste lid en verzoekt hij de betaling van het saldo van de vergoeding berekend op basis van de punten bedoeld in artikel 508/19, § 2, tweede lid.
Voor de prestaties waarvoor een voor de juridische bijstand toegekende vergoeding werd ingehouden of opgelegd, overeenkomstig paragraaf 1, tweede lid, worden geen punten toegekend overeenkomstig artikel 508/19, § 2, tweede lid.
§ 6. Het bureau voor juridische bijstand doet verslag aan de stafhouder van de bedragen waarvoor het toestemming tot inhouding of oplegging heeft gegeven evenals van de opgelegde bedragen die onbetaald zijn gebleven.
De stafhouder deelt die bedragen mee aan de in artikel 488 bedoelde overheden, die op hun beurt eenmaal per jaar het totaal van die bedragen van alle balies meedelen aan de minister van Justitie op hetzelfde moment dat zij het totaal van de punten meedelen in toepassing van artikel 508/19, § 2, derde lid.]
1 ----------
(
1)<Ingevoegd bij W
2016-07-06/01, art. 11, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
(
2)<W
2020-07-31/02, art. 9, 229; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art. 508/20.<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> § 1. Onverminderd strafrechtelijke sancties kan de vergoeding verleend voor de juridische tweedelijnsbijstand door de Schatkist van de bijgestane persoon worden teruggevorderd :
1° indien blijkt dat zich een wijziging heeft voorgedaan in zijn vermogen, inkomsten of lasten en hij derhalve in staat is te betalen;
2° wanneer de rechtzoekende voordeel heeft gehaald uit het optreden van de advocaat, zodanig dat, mocht dat voordeel hebben bestaan op de dag van de aanvraag, die bijstand hem niet zou zijn toegekend [
1 , voor zover die bedragen niet door de advocaat geïnd werden overeenkomstig artikel 508/19ter]
1;
3° indien de bijstand is verleend op grond van valse verklaringen of door andere bedrieglijke middelen is verkregen.
[
1 ...]
1 § 2. Ingeval de begunstigde recht heeft op een tegemoetkoming binnen het raam van een rechtsbijstandverzekering, stelt de aangewezen advocaat het bureau hiervan in kennis en treedt de Schatkist in de rechten van de begunstigde ten belope van het door haar gedragen bedrag van de verleende juridische bijstand.
Ingeval de begunstigde voornoemde tegemoetkoming heeft ontvangen, vordert de Schatkist op hem het bedrag van de verleende juridische bijstand terug.
(Hetzelfde geldt ingeval de begunstigde recht heeft op een rechtsplegingvergoeding, en hij deze ontvangt nadat de advocaat zijn verslag heeft ingediend bij het bureau overeenkomstig artikel 508/19, § 2.) <W
2007-04-21/85, art. 4, 1°, 147;
Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13>
Ingeval de advocaat van de begunstigde (de tegemoetkoming van een rechtsbijstandsverzekering) heeft ontvangen, vordert de Schatkist op hem het bedrag van de verleende juridische bijstand terug. <W
2007-04-21/85, art. 4, 2°, 147;
Inwerkingtreding : 01-01-2008 ; zie ook art. 13>
§ 3. De terugvordering bedoeld in § 1 van dit artikel verjaart na een termijn van vijf jaar te rekenen van de beslissing tot verlening van de gedeeltelijk of volledig kosteloze juridische bijstand, zonder dat de verjaringstermijn korter kan zijn dan één jaar, te rekenen van de ontvangst van de vergoeding door de advocaat.".
----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 12, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK VII. - (De ambtshalve toevoeging van advocaten). <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999>
Art. 508/21. <Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> Telkens wanneer krachtens de wet een advocaat ambtshalve moet worden toegevoegd, gebeurt de aanwijzing door de stafhouder of door het bureau, behoudens de uitzonderingen waarin de wet voorziet.
Art. 508/22.<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> Wanneer de persoon die moet worden bijgestaan niet voldoet aan de in artikel 508/13 bedoelde [
1 voorwaarden betreffende de bestaansmiddelen]
1, wijst de stafhouder naar keuze van die persoon een advocaat aan. In de gevallen die hij spoedeisend acht, wijst de stafhouder een advocaat aan. die deelneemt aan de in artikel 508/7 bedoelde wachtdiensten.
(Artikel 446ter) is van toepassing op de honoraria van deze advocaat. <W 2006-06-21/36, art. 41, 135;
Inwerkingtreding : 01-11-2006>
Ingeval de bijgestane persoon nalaat of weigert te betalen, wordt aan de ambtshalve toegevoegde advocaat een rijksvergoeding toegekend wegens de werkzaamheden waarvoor de toevoeging heeft plaatsgehad.
In geval van gedeeltelijke betaling van de honoraria door de bijgestane persoon wordt de vergoeding verminderd met het betaalde bedrag.
Wanneer een vergoeding wordt toegekend, zijn de hoofdstukken V en VI van toepassing.
----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 13, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
Art. 508/23.<Ingevoegd bij W 1998-11-23/34, art. 4;
Inwerkingtreding : 01-09-1999> Wanneer de bijgestane persoon voldoet aan de bij artikel 508/13 bepaalde [
1 voorwaarden betreffende de bestaansmiddelen]
1, wijst het bureau een advocaat aan uit de in artikel 508/7 bedoelde lijst.
In de gevallen die hij spoedeisend acht, wijst de stafhouder een advocaat aan die is ingeschreven op de in artikel 508/7 bedoelde lijst en geeft hij hiervan kennis aan het bureau.
Voor het overige zijn de hoofdstukken IV tot VI van toepassing.
----------
(
1)<W
2016-07-06/01, art. 13, 205; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK VIII. - Grensoverschrijdende geschillen bedoeld in richtlijn 2003/8/EG. <ingevoegd bij W 2006-06-15/53, art. 5;
Inwerkingtreding : 10-08-2006>
Art. 508/24. <ingevoegd bij W 2006-06-15/53, art. 6;
Inwerkingtreding : 10-08-2006> § 1. De Federale Overheidsdienst Justitie is de bevoegde autoriteit belast met de verzending en de ontvangst van het verzoek met betrekking tot de grensoverschrijdende geschillen in de zin van richtlijn 2003/8/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot verbetering van de toegang tot de rechter bij grensoverschrijdende geschillen, door middel van gemeenschappelijke minimumvoorschriften betreffende rechtsbijstand bij die geschillen.
§ 2. Het bureau voor juridische bijstand is eveneens bevoegd om de verzoeken om juridische bijstand of rechtsbijstand op het grondgebied van een andere Lidstaat van de Europese Unie, in ontvangst te nemen.
(In dat geval stuurt het dit verzoek dadelijk door naar de Federale Overheidsdienst Justitie die het, na vertaling in een taal erkend door de Staat van bestemming, binnen de vijftien dagen ter kennis brengt van de bevoegde autoriteit van dat land.) <Erratum, B.S. 10.08.2006, p. 39181>.
§ 3. Om de verzending van de verzoeken te vergemakkelijken wordt gebruik gemaakt van de modelformulieren voor de verzoeken en voor de verzending ervan, bedoeld in artikel 16 van de in § 1 bedoelde richtlijn.
§ 4. Wanneer het verzoek via de in § 1 bedoelde autoriteit wordt ingediend, komen de kosten voor de vertaling van dat verzoek en van de vereiste begeleidende stukken ten laste van het Rijk. Zij worden vastgesteld op de wijze bepaald in het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken.
§ 5. Ingeval een persoon juridische bijstand heeft genoten in een lidstaat van de Europese Unie, waarvan de rechter de beslissing heeft gewezen, geniet hij juridische bijstand wanneer de beslissing in België moet worden erkend, uitvoerbaar verklaard of ten uitvoer gelegd.
§ 6. De in § 1 bedoelde overheid weigert het verzoek te verzenden indien het kennelijk ongegrond is of indien het kennelijk buiten het toepassingsgebied van de in § 1 bedoelde richtlijn valt. Bij het nemen van een besluit over de gegrondheid van een verzoek wordt het belang van de betrokken zaak voor de verzoeker in overweging genomen. De beslissing tot weigering wordt met redenen omkleed en bij gewone brief ter kennis gebracht van de verzoeker.
Art. 508/25.<ingevoegd bij W 2006-06-15/53, art. 7;
Inwerkingtreding : 10-08-2006> De persoon die niet over onvoldoende [
1 bestaansmiddelen]
1 beschikt in de zin van artikel 508/13, kan evenwel juridische bijstand genieten indien hij het bewijs levert dat hij de kosten niet kan dragen als gevolg van de verschillen in de kosten van levensonderhoud tussen de lidstaat waar hij zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft en België.
----------
(
1)<W
2016-07-06/01