"Maltho thi afrio lito" (Ik maak je vrij, horige). Uittreksel uit de Salische wet A.D. 710 (Begin achtste eeuw)
"Maltho (ik meld/ik zeg) thi (thou/jou: afrio (a-frio/ fri/vri) / lito (laat/horige).
Deze formule komt voor in de Salische wet (A.D. 769) en werd door de Franken gebruikt ter vrijlating van een lijfeigene. Dit stukje Nederlands is opmerkelijk, aangezien de Franken vrijwel uitsluiten in het Latijn schreven en de Lex Salica overigens voor de rest in het Latijn werd geschreven. Maar de tekst werd als formula vermeld, zijnde een plechtige uitspraak, waarbij door de uitspraak zelf de rechtshandeling (de vrijheid) werd voltooid/volbracht. De formula is vermoedelijk net als de rest van de Lex Salica, ouder dan de optekening ervan. De plechtige rechtsformules, zoals het recht van de lex salica zelve zijn vermoedelijke in het Latijn opgeschreven weerslag van mondeling overleveringen van van een een ongeschreven Frankische rechtsvorm daterend van 510.
Het stukje werd echter in de volkstaal geschreven omdat het gericht was tot de lijfeigene die het Latijn niet begreep en die in zijn eigen volkstaal te horen kreeg dat hij de vrijheid kreeg.
De oudste Nederlandse zin is dus een stukje wettekst over vrijheid en geen probeersel van een ganzenveer over vogels en nesten en een verlangen van een verliefde smachtende West-Vlaamse monnik die iets kriebelde in Polder-Vlaams, Verkavelings-Engels of verbasterd keukenlatijn. De tekst is juridisch en historisch waardevol omdat we hier het bewijs terugvinden hoe de Romeinse formula door de Merovingers als procedure werd overgenomen, Het zinnetje heeft ook literaire kracht en is een eerste spoor van volkstaal in in het recht, van het gebruik van Nederlands in gerechtszaken, lang voor de strijd in het interbellum, lang voor de wet op het gebruik der talen in gerechtszaken.
Oud-Nederlandse Dooptekst (A.D. 790)
Een tekst uit Utrecht geeft dan weer een eerste duidelijker beeld van het Nederlands.
In de tekst van het manuscript uit de 8e eeuw, bewaard in de Biblioteca Apostolica Vaticana, de bibliotheek van het Vaticaan in Rome, de Codex Palatinus Latinus 577, op folio 6 verso en 7 recto. De tekst houdt een oudsaksische doopgelofte of Utrechtse doopgelofte in en stamt uit het einde van de 8e eeuw (776-800) en is een christelijke tekst in Oudnederlands, een oude West-Germaanse taal, waarmee de bewoners van de door de Karolingen onderworpen gebieden hun geloof in de Germaanse religie moesten afzweren en hun geloof in God de Vader, Christus als Gods Zoon en de Heilige Geest bevestigden.
Forsachistu diobolae (Verzaak je de duivel?)
.& respondeat. ec forsacho diabolae.((en hij/zij moet antwoorden:) ik verzaak de duivel.)
end allum diobolgeldae, (en alle duivelsoffers?)
respondeat. end ec forsacho allum diobolgeldae. ((hij/zij moet antwoorden:) en ik verzaak alle duivelsoffers.)
end allum dioboles uuercum (en alle werken van de duivel?)
respondeat. end ec forsacho allum dioboles uuercum and uuordum, ((hij/zij moet antwoorden:) en ik verzaak alle werken en woorden van de duivel,)
thunaer ende uoden ende saxnote ende allum them unholdum the hira genotas, sint.(Donar en Wodan en Saxnot en al de afgoden die hun gezellen zijn.)
gelobistu in got alamehtigan fadaer
ec gelobo in got alamehtigan fadaer
(geloof je in God de almachtige vader?
ik geloof in God de almachtige vader)
gelobistu in crist godes suno
ec gelobo in crist gotes suno.
(geloof je in Christus de zoon van God?
ik geloof in Christus de zoon van God.)
Gelobistu in halogan gast.
Ec gelobo in halogan gast.
(Geloof je in de Heilige Geest?
Ik geloof in de Heilige Geest).
Oud Nederlandse psalmen
Voor de eerste doorlopende Nederlandse tekst kunnen we verwijzen naar de Wachtendonckse Psalmen uit de tiende eeuw. De wachtendonckse psalmen zijn echter slechts een letterlijke vertaling, laas ondertieteling van de oorspronkelijke tekst.
Oud Nederlandse toverspreuk A.D. 890
Toverformule (Einde negende eeuw) om een lam paard te genezen:
Visc flot aftar themo uuatare.
uerbrustun. sina uetherun.
tho gihelida. ina. use druhtin.
the seluo druhtin. thie thena uisc gihelda.
thie gihele. that hers theru. spurihelti. AMEN
Letterlijke vertaling:
Een vis dreef over het water,
vermorzeld zijn vinnen.
Toen genas hem onze Heer.
Dezelfde Heer, die deze vis genas,
Moge die genezen het paard van deze lamheid. AMEN
Toverformule (Einde negende eeuw) om een paard met wormen te genezen:
Contra vermes Tegen wormen
Gang ut nesso mid nigun nessiklinon, Ga eruit, worm. Met negen wormpjes.
ut fana ihemo marge. uit het merg.
an that ben; fan themo bene in het been; uit het been
an that flesc, ut fan themo flesgke in het vlees, uit het vlees
an thia hud; ut fan theru hud uit het vlees, in de huid.
an thesa strala. drohtin uuerthe so uit deze straal. God, zo zal het zijn.
Hebban olla vogala
"Hebban olla vogala" werd lange tijd wellicht verkeerdelijk aanzien als de oudst bekende zin in het Oudnederlands.
De tekst wordt wetenschappelijk een interlineaire quasi-glosse geheten.
De tekst werd in Oxford in 1932 ontdekt door Kenneth Sisam op de laatste bladzijde van een Oudengels prekenhandschrift uit de abdij van Rochester (Oxford, Bodleian Library, ms.340 fol. 169v).
De tekst, is van de hand van een West-Vlaamse kopiist, dateert naar schatting uit het derde kwart van de 11e eeuw. De eerste twee zinnen zijn in het Latijn. De taal waarin de rest van de tekst geschreven wordt door sommigen als Oud-Westnederfrankisch aangeduid, maar is dit wel zo?
Letterlijk:
Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hi(c) (a)nda thu uuat unbidan uue nu
De tekst in het Latijn zou luiden::
Habent omnes uolucres nidos inceptos nisi ego et tu. Quid expectamus nunc.
De vertaling zou luiden:
Hebben alle vogels nesten begonnen, behalve ik en jij. Waarop wachten we nu?
Zeg nu zelf wanneer u deze Latijnse vertaling ernaast legt. Hebben we hier niet te maken met een verbasterd latijn met Engelse of West-Vlaamse tongval.
Anderen vinden er dan weer Oud Engels, of een Kents dialect, weliswaar geschreven in een continentaal handschift. Het woordje Hinase kan gelezen worden als een samentrekking van hi(t) na se, he nee zij, het zij nee,, tenzij en is inderdaad typisch West Vlaams. Zou het niet gewoon een beetje mengtaal zijn conventievlaams van die tijd of oud-polder Nederlands. Het verbaast dan ook niet de Gentse historisch taalkundige Luc De Grauwe meent dat zit zinnetje het koekoeksei in de Nederlandse taalgeschiedenis is, in die zin dat de zin niet van een Nederlandse vogel maar van een Oud-Engelse vogel is.
Velen veronderstellen dat de tekst een probatio pennae uitmaakt. Dit wil zeggen dat de schrijver eerst zijn niet aangesneden pen probeerde. In de regel werd dan vaak een stukje onzin geschreven. We zouden vandaag misschien "Lorem ipsum" schrijven.
En aldus kunnen we verder veronderstellen dat de probatio pennae we eens een probatio lingua zou kunnen zijn.
Maar de Oudse Nederlandse tekst. Komaan... Wil je echt oudere teksten...
- An âuont in an morgan in an mitdon dage tellon sal ic in kundon, in he gehôron sal - 's Avonds en 's morgens en 's middags zal ik vertellen en verkondigen, en hij zal horen (Wachtendonckse Psalmen)
- Visc flot aftar themo uuatare - Een vis zwom in het water (9e eeuwse paarden- en wormbezwering)
- Gelobistu in got alamehtigan fadaer - Geloof je in God de almachtige vader. Deze zin is driehonderd jaar ouder dan Hebban olla vogala en staat in de Oudsaksische doopgelofte uit het eind van de achtste eeuw.
- En wat doen we dan met het voormelde zinnetje in de Salische wet.
Wellicht heeft de romantiek of de opleiding van de Engelse Germanist Kenneth Sisam bijgedragen tot de mythe van de monnik die een liefdesgedachte verbergt in een boek.
Maar het kan ook een religieuze wens zijn om toe te treden tot een (de) religieuze gemeenschap.
Wie van taalspelletjes houdt zal er zelfs een taalspel in ontdekken door de overeenstemming in lettergrepen van het Latijn met de verbastering.