Er zijn 3 akkoorden die de overbrenging van veroordeelde personen mogelijk maken:
1. Het “Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen” gesloten in Straatsburg op 21 maart 1983 en door België geratificeerd op 6 augustus 1990.
Het verdrag is in werking in de volgende landen: Andorra, Armenië, Australië, Azerbeidzjan, de Bahama’s, Bolivia, Bosnië[1]Herzegovina, Bulgarije, Canada, Chili, Costa Rica, Denemarken, Ecuador, Georgië, Ghana, Heilige Stoel, Honduras, Ierland, IJsland, India, Israël, Japan, Liechtenstein, Noord[1]Macedonië (voormalige Joegoslavische Republiek), Mauritius, Mexico, Moldavië, Mongolië, Montenegro, Noorwegen, Oekraïne, Panama, Rusland, San Marino, Servië, Tonga, Trinidad en Tobago, Turkije, Venezuela, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Zuid-Korea en Zwitserland
Het zou kunnen dat inmiddels nog andere landen het verdrag geratificeerd hebben. U kan zich hierover informeren bij zowel onze dienst Internationale Gerechtelijke Samenwerking (C1.2) als bij de Belgische ambassade of het Belgisch consulaat in het land van veroordeling.
2. Daarnaast is op 5 december 2011 een Europees Kaderbesluit (Europees Kaderbesluit 2008/909/JBZ) aangenomen dat de overbrenging van gevangenen regelt binnen de Europese Unie. Dit kaderbesluit is momenteel van toepassing op 24 van de 27 lidstaten van de Europese Unie: België, Cyprus, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Kroatië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Roemenië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Tsjechië en Zweden. Enkel Ierland, Denemarken en Bulgarije dienen dit kaderbesluit nog in hun nationale wetgeving op te nemen, voor deze landen geldt voorlopig nog het Verdrag van 1983.
3. De eventuele overbrenging kan ook vastgelegd zijn in een akkoord tussen België en één bepaald land. Tot nu toe zijn er bilaterale verdragen met de Dominicaanse Republiek, Hong Kong, Marokko, Albanië, Kosovo, Brazilië, China en Thailand. Waar mogelijk zal ook in de toekomst overwogen worden om met andere landen bilaterale verdragen te sluiten rond dit onderwerp.
Voorwaarden:
De eventuele overbrenging naar België is aan een aantal voorwaarden onderworpen, die hieronder in het kort worden samengevat:
1. Uw rechterlijke beslissing moet definitief zijn; dus zolang er beroep tegen het vonnis of arrest mogelijk blijft, kan de overbrengingsprocedure niet worden ingeleid.
2. Het misdrijf dat aan het verzoek tot overbrenging ten grondslag ligt, moet in de wetgeving van beide staten strafbaar zijn.
3. De veroordeelde moet met de overbrenging instemmen. Dit betekent dat hij/zij zelf de wens tot overbrenging formeel moet uitdrukken.. Dat impliceert dat u uitdrukkelijk de overbrenging zelf moet aanvragen. Onder het kaderbesluit is echter ook de procedure zonder instemming mogelijk.
4. De staat van veroordeling (dat is de staat waar de betrokkene opgesloten is) en de staat van tenuitvoerlegging (België) moeten beide instemmen met uw overbrenging. De overbrenging is dus geen recht dat u automatisch wordt verleend.
5 Op het moment van ontvangst van het verzoek moet de gedetineerde minstens zes maanden van zijn straf ondergaan.
De ervaring leert immers dat de overbrengingsprocedure in de meeste gevallen meer dan deze zes maanden in beslag neemt.
Procedure
De FOD Buitenlandse Zaken is niet betrokken bij de procedure tot overbrenging. Ze behoort tot de bevoegdheid van de FOD Justitie in uitvoering van het Verdrag van Straatsburg van 1983 en de bilaterale verdragen. Het parket van de procureur des Konings van Brussel beheert de dossiers voor overbrengingen onder het Europees Kaderbesluit. Alle vragen over de stand van de procedure moeten dan ook rechtstreeks aan deze diensten gericht.
De FOD Buitenlandse Zaken kan hierin niet optreden als tussenpersoon.
Aankomst in België
De artikelen 7 en 8 van de wet van 23 mei van de wet van 23 mei1990 inzake de overbrenging tussen Staten voorzien dat de overgebrachte persoon na zijn aankomst in België verschijnt voor de procureur des Konings aan wie het dossier werd toegezonden. Deze magistraat is en blijft de territoriaal bevoegde magistraat om eventueel de zaak bij de rechtbank van zijn ambt aanhangig te maken voor aanpassing van de straf aan die welke in de Belgische wet is vastgesteld voor een misdrijf van dezelfde aard Deze procureur blijft bevoegd zelfs indien de overgebrachte persoon ondertussen meermaals van gevangenis is veranderd en zelfs voor een korte periode in voorlopige vrijheid werd gesteld.
Artikel 10 van de Wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen staten van gevonniste personen, bepaalt:
“Indien de in het buitenland uitgesproken straf of maatregel naar aard en duur niet overeenstemt met die welke voor dezelfde feiten in de Belgische wet is bepaald, moet de procureur des Konings de zaak onverwijld aanhangig maken bij de rechtbank van eerste aanleg en vordert hij de aanpassing van de straf of maatregel aan die welke in de Belgische wet is vastgesteld voor een misdrijf van dezelfde aard. De in het buitenland uitgesproken straf of maatregel mag geenszins worden verzwaard.
De rechtbank doet uitspraak binnen een maand met inachtneming van de procedure in strafzaken. Tegen de beslissing kunnen de rechtsmiddelen worden aangewend. Niettemin is zij onmiddellijk uitvoerbaar.”
Wet van 23 mei 1990 inzake de overbrenging tussen staten van gevonniste personen
De rechtbank kan, wanneer zij de straf dient aan te passen overeenkomstig artikel 10 van de wet inzake de overbrenging tussen staten van gevonniste personen en artikel 10.2 van het Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen, de feiten niet opnieuw beoordelen.
Zij is gebonden door het oordeel van de buitenlandse rechter inzake de opgelegde straf en dient enkel de uitgesproken straf aan te passen aan de Belgische wetgeving.
De rechtbank kan zelf geen verzachtende omstandigheden aannemen om tot een lagere straf te komen.
De Belgische wetgever heet voor een eenvoudige voortzetting van de tenuitvoerlegging van de straf die in het buitenland werd uitgesproken gekozen, wat betekent dat het zich beperkt tot een louter administratieve samenwerking inzake de toepassing van de opgelegde straf, waarbij twee voor de gestrate gunstige voorwaarden vervuld moeten worden:
1° indien België op dezelfde rechtsgrond een lichtere straf bepaalt, dan wordt deze lichtere straf toegepast;
2° in geen geval kan de straf worden verzwaard (Gedr. St. Senaat 1989-90, nr.850-2, 6).
De rechtbank dient zonder de inhoud te wijzigen, de uitgesproken straf aan te passen aan de Belgische wetgeving.
De rechtbank moet de Belgische strafmaat toepassen, echter in die zin dat de Belgische straf zo dicht mogelijk de buitenlandse straf benadert en dit binnen de Belgische strafnormen
De omstandigheid dat de rechter daarbij een verzwarende omstandigheid in aanmerking neemt, brengt niet mee dat hij daardoor de in het buitenland uitgesproken straf of maatregel verzwaart.
Het loutere feit dat niet de maximumstraf naar buitenlands recht werd opgelegd, betekent echter niet dat de rechtbank thans deze straf niet kan herleiden tot de maximumstraf voor deze feiten naar Belgisch recht.
Inzake de uitvoering van de straf dient rekening gehouden te worden met de periode dat beklaagde reeds in voorhechtenis zat en de periode van uitvoering van de straf voorafgaand aan zijn overbrenging en aan dit vonnis.