In de rechtsleer wordt de cessie of overdracht van een schuldvordering in de zin van de artikelen 1690 en volgende Oud Burgerlijk Wetboek omschreven als een overeenkomst waarbij een schuldeiser, de cedent, zijn recht tegen zijn schuldenaar afstaat aan een derde, de cessionaris, die bijgevolg de plaats van de schuldeiser inneemt.
Elke in geld waardeerbare schuldvordering kan in beginsel worden overgedragen. Dit is niet het geval wanneer de overdracht wettelijk of conventioneel is uitgesloten of wanneer het gaat om een schuldvordering met een persoonsgebonden of voorbehouden karakter.
Dat de schuldvordering in rechte betwist wordt, doet aan de principiële overdraagbaarheid geen afbreuk. Integendeel, de artikelen 1699-1701 Oud Burgerlijk Wetboek voorzien zelfs in een uitdrukkelijk regime voor de overdracht van betwiste rechten.
Bij de overdracht van een in rechte betwiste schuldvordering treedt de overnemer m.i. in de procespositie van de overdrager. Aldus kan de rechtsopvolger te bijzondere titel in geval van overdracht van het subjectieve recht en de bijhorende rechtsvordering (nadat een eerstelijnsvonnis is tussengekomen), hoger beroep instellen.
De rechtsgrond waaruit de schuldvordering voortvloeit is irrelevant. Zowel conventionele schuldvorderingen als schuldvorderingen die ontstaan zijn ten gevolge van de vereniging van de toepassingsvoorwaarden van een wettelijke bepaling, kunnen worden overgedragen.
De tegenwerpbaarheid aan de gecedeerde schuldenaar onderstelt dat de cessie hem is ter kennis gebracht of door hem is erkend.
Art. 1699 oud B.W. stelt:
Art. 1699. Hij tegen wie een betwist recht is overgedragen, kan zich daarvan door de overnemer doen bevrijden, mits hij hem de werkelijke prijs van de overdracht en de wettig gemaakte kosten vergoedt, samen met de interest te rekenen van de dag waarop de overnemer de prijs voor de hem gedane overdracht betaald heeft. (zie 5.178 (nieuw) BW)
Art. 1700 oud BW stelt (zie 5.178 (nieuw) BW):
Art. 1700. Een zaak wordt voor betwist gehouden, zodra er proces is en betwisting van het recht zelf.
Om tot terugneming van een overgedragen betwiste vordering te kunnen overgaan en dus toepassing te kunnen maken van art. 1699 B.W. dienen twee voorwaarden vervuld te zijn:
a) Vóór de opdracht van het recht, waarvan de terugneming wordt gevorderd, dient een proces te zijn ingesteld.
b) De terugnemer dient vóór overdracht van het recht in een akte van rechtspleging een betwisting van het recht zelf te hebben opgeworpen.
De tweede voorwaarde houdt in dat het recht, vóór of na de overdracht van de schuldvordering, werd betwist in een akte van de rechtspleging.
Inzake de voorwaarden voor de toepasselijkheid van art. 1699 tot en met 1701 oud B.W (5.178 (nieuw) BW) . sprak het Hof van Cassatie zich reeds uit (Cass. 8 februari 1990, Arr. Cass. 1989-90, 755) en oordeelde: «Overwegende dat art. 1700 B.W. geen vermoeden instelt maar de voorwaarden opsomt die tegelijk moeten vervuld zijn opdat een zaak of een recht in de zin van de wet betwist zou zijn. Dat dit artikel, enerzijds, vereist dat een proces is ingesteld vóór de overdracht van het recht waarvan de terugneming wordt gevraagd en, anderzijds, dat een betwisting van het recht zelf is opgeworpen in een stuk van de aangevatte rechtspleging».
Uit de bewoordingen van voormeld cassatiearrest kan niet worden afgeleid dat de akte van rechtspleging die de betwisting van de schuldvordering bevat, moet dateren van vóór de overdracht van schuldvordering. Het Hof van Cassatie vereist alleen uitdrukkelijk dat enkel het instellen van de procedure vooraf dient te gaan aan de datum van de overdracht.
Art. 1701 oud B.W. (5.178 (nieuw) BW) vermeldt op limitatieve wijze de uitzonderingen op art. 1699 oud B.W. (zie 5.178 (nieuw) BW en maakt geen melding van de overdracht van een schuldvordering die deel uitmaakt van een algemeenheid, in het bijzonder een handelszaak, zodat aangenomen dient te worden dat art. 1699 oud B.W. (zie 5.178 (nieuw) BW) in casu van toepassing is.
Uittreksel uit het (nieuw) BW
“Art. 5.178. Overdracht van betwiste rechten
- 1. De schuldenaar van een betwist recht dat is overgedragen, kan zich daarvan door de overnemer doen bevrijden, mits hij hem de werkelijke prijs van de overdracht en de wettig gemaakte kosten vergoedt, samen met de interest te rekenen van de dag waarop de overnemer de prijs voor de hem gedane overdracht betaald heeft.
De gecedeerde schuldenaar kan van de partijen het bewijs van de in het eerste lid bedoelde bedragen eisen.
Een recht wordt voor betwist gehouden, zodra er een proces is en betwisting van het recht zelf.
- 2. Paragraaf 1 is niet van toepassing indien de overdracht gedaan is:
1° aan een mede-erfgenaam of mede-eigenaar van het overgedragen recht;
2° aan een schuldeiser tot betaling van hetgeen hem verschuldigd is;
3° aan de bezitter van het onroerend goed waarop het betwiste recht betrekking heeft.”
Commentaar (bron: Memorie van toelichting bij het wetsvoorstel houdende Boek 5 “Verbintenissen” van het Burgerlijk Wetboek)
De bepaling van art. 5.178 (nieuw) BW herneemt de artikelen 1699, 1700 en 1701 van het oud Burgerlijk Wetboek. Het betreft hier een uit het Romeins recht overgeleverde regel die speculatieve cessies wenst te ontmoedigen. Een recente toepassing van deze regel is te vinden in artikel 2 van de wet van 12 juli 2015 ten einde de activiteiten van de aasgierfondsen aan te pakken.
zie ook www.elfri.be - Artikel - Overdracht van schuldvordering in het (nieuw) BW
Wie is de gecedeerde schuldenaar:
Bij een loonoverdracht is de gecedeerde schuldenaar de werkgever of uitkeringsinstelling van de werknemer (of uitkeringsgerechtigde die ter waarborg van zijn schuld zijn voor beslag vatbare gedeeltes van zijn loon (of uitkering) ter waarborg van zijn verbintenis heeft overgedragen aan zijn schuldeiser.
De werkgever of uitkeringsinstelling is immers schuldenaar van het loon of uitkering van de werknemer of uitkeringsgerechtigde.
De gecedeerde schuldenaar (bv. de werkgever, de vakantiekas, de mutualiteit) is aldus de schuldenaar van de schuldenaar van een schuldeiser voor zover deze schuldenaar van deze schuldeiser de schuldvordering die hij heeft op zijn schuldenaar (bv. zijn werkgever) heeft overgedragen aan zijn schuldeiser (bv. de kredietgever) .
Deze gecedeerde schuldenaar kan ingeval van de betekening van een loonoverdracht verzet aantekenen. Dit verzet dient niet gericht aan de oorspronkelijke schuldeiser maar wel aan de gecedeerde schuldenaar ( Art. 29 Wet loonbescherming).