Iustum pretium, de juiste of nog beter de rechtvaardige prijs, gaat terug op de idee van de vroeg middeleeuwse godstaat, waarbij recht en goddelijke rechtvaardigheid in één adem werden genoemd en waarbij en waardoor overeenkomsten wezenlijk rechtvaardig dienden te zijn. Iustum passum et iustum contrapassum. Correcte rechtvaardige prestatie en correcte, rechtvaardige tegenprestatie, lees de rechtvaardige prijs als een evenredige tegenprestatie.".
Het misbruik maken van een crisis om boven de normale prijs te verkopen.is ingevolge de prijsreglementeringswet verboden. Dit misbruik kan bestaan uit bovenmatige winst, misbruik van de schaarste of de marktsituatie.
Deze bepalingen in verband met de prijs raken de openbare orde (Cass. 20 december 1974, Arr. Cass. 1974, 476 en Pas. 1975, I, 437).
Principiële vrijheid van prijs
De vrijheid van handel en de wils-autonomie laten vrije prijsbepalingen toe. Maar aan deze vrijheid zijn er grenzen.
Prijsregulering
De wetgever kan wel tot prijsregulering overgaan on der de voorwaarden voorzien in de economische reglementering en in het bijzonder in de gevallen voorzien in boek XVIII WER.
Goede trouw en, verbod rechtsmisbruik
Een een verkoper, aannemer of dienstverlener heeft het recht om vrij zijn prijs te bepalen, maar is hij ook gehouden te goeder trouw te handelen en zich niet schuldig te maken aan rechtsmisbruik, door bijvoorbeeld misbruik te maken van
Verplichting als loyale, voorzichtige en te goeder trouw handelende burger
Het recht op winst is geen onbeperkt recht. Een verkoper, aannemer of dienstverlener moet zich opstellen als een normale, gemiddelde voorzichtige verkoper en mag hij zich niet schuldig maken aan deloyaal winstbejag, bij gebreke waaraan de verkoper een fout begaat zowel contractueel op basis van artikel 1146 BW als pre-contractueel op basis van artikel 1382-1383 BW.
Op basis van deze bepalingen kan indien een ondernemer misbruik maakt van zijn positie en handelt in strijd met de goede trouw veroordeeld worden tot een schadevergoeding. Hierbij mag benadrukt dat het miskennen van burgerplicht en solidariteitsplicht in tijden van nood een fout uitmaakt in de zin van art. 1382-1383 BW en strijdig met de verplichting van goede trouw bij het aangaan en de uitvoering van verbintenissen.
Abnormaal winstbejag door misbruik te maken van tekorten of zwakheden maakt aldus een burgerlijk vergrijp uit en kan in bepaalde omstandigheden zelfs als bedrog worden aanzien.
Indien een ondernemer zich schuldig heeft gemaakt aan buitensporige prijszetting door voormeld misbruik kan nadien een burgerlijke vordering ter herleiding tot de normale prijs, dus een vordering tot gedeeltelijke schadevergoeding worden ingesteld, meer vergoedende interesten en veroordeling tot de kosten van het geding.
De besluitwet van 14 mei 1946
Art. 1 van de besluitwet van 14 mei 1946 (tot stand gekomen op een ogenblik van schaarste en problemen met ravitaillering) zoals deze nog steeds van kracht is en van kracht blijft in deze corona-crisis, stelt verder een formeel verbod om te verkopen of prestaties te leveren tegen een prijs die hoger is dan de normale prijs. De hoven en rechtbanken oordelen in concreto in hoeverre de prijs een abnormaal karakter kent. Hierbij kan rekening worden gehouden met de verwezenlijkte winst, de marktprijs en de productieprijs.
weergave van de besluitwet van 14 mei 1946
Artikel 1. Elke prijs, hij weze zelfs gelijk aan of lager dan de maxima voorzien bij de vigeerende strafregeling, is ongeoorloofd, indien hij voor de onderwerpelijke verrichting aanleiding geeft tot de verwezenlijking van een abnormale winst, onder meer ingevolge de te hooge raming van een der bestanddeelen der prijzen.
Art. 2. De prijzen toegepast op 15 April 1946 in de gevallen en binnen de perken, zoals voorzien door de op dien datum vigeerende strafregeling mogen geenszins overtreden worden, behoudens beslissing van den Minister van Economische Zaken.
Art. 3. Het wordt iedereen, ook tusschenpersonen of -bedrijven, verboden, misbruik makend van een toestand van schaarschte of nood :
1° den verkoop of de levering van waren eener bepaalde soort of kwaliteit afhankelijk te maken van de verplichting tegelijkertijd waren van een andere soort of kwaliteit te moeten aankoopen, of wel den aankoop er van te moeten beloven;
2° het uitvoeren van een bepaalde prestatie afhankelijk te maken van de verplichting tegelijkertijd een andere prestatie te moeten aanvaarden of het aanvaarden er van te moeten beloven.
Art. 4. Wordt verboden, gedreven door een toestand van schaarschte of nood :
1° de aankoop of wel de belofte van aankoop van waren van een bepaalde soort of kwaliteit om de verkoop of de levering van waren van een andere soort of kwaliteit te bekomen;
2° het aanvaarden of de belofte van aanvaarden van een prestatie om het uitvoeren van een andere prestatie te bekomen.
Art. 5. <Wijzigingsbepaling>
Art. 6. <Wijzigingsbepaling>
Art. 7. <Wijzigingsbepaling>
Art. 8. Onverminderd de toepassing van artikel 279 van het Wetboek van strafvordering, zijn de beëedigde agenten der gemeentelijke politie, alsmede de leden der Rijkswacht, die geroepen zijn de akten op te maken, zoals bedoeld bij artikel 6, § 1, van de besluitwet van 22 Januari 1945, betreffende het beteugelen van elke inbreuk op de reglementering betreffende de bevoorrading van het land, enkel ten aanzien van bedoelde akten, onderworpen aan het toezicht van den procureur-generaal.
Art. 9. <Wijzigingsbepaling>
Art. 10. De overtredingen van artikel 1 tot 5 van deze besluitwet evenals de overtredingen van artikel 498 (en 499) van het Strafwetboek betreffende het bedrog in zake verkoop worden opgespeurd, vastgesteld, vervolgd en gestraft, overeenkomstig de bepalingen van hoofdstukken II en III van de besluitwet van 22 Januari 1945 betreffende het beteugelen van elke inbreuk op de reglementeering betreffende de bevoorrading van het land. <W 14-07-1971, art. 75, § 2>
Zijn eveneens van toepassing op deze overtredingen de bepalingen van de besluitwet van 14 April 1945 betreffende het sluiten van de bedrijven die de regeling in verband met 's lands bevoorrading overtreden en de bepalingen van de besluitwet van 14 Mei 1946 waarbij toegestaan wordt onder de administratie van den Dienst van het Sequester te stellen bedoelde bedrijven, alsmede die welke de regeling betreffende het bedrag der bezoldigingen overtreden.
Art. 11. Deze besluitwet treedt in werking den dag waarop zij in het Staatsblad bekend gemaakt wordt.
Een koninklijk besluit zal den datum vaststellen waarop voorgaande bepalingen of sommige ervan ophouden van kracht te zijn.