De onderhoudsplicht kan ofwel in der minne worden geregeld dan wel door de rechtbank.
In echtscheidingen onderlinge toestemming kan een regeling worden uitgewerkt met betrekking tot het onderhoudsgeld en de voorafgaande overeenkomst. Deze voorafgaandelijke overeenkomst blijft haar gelding bewaren, zelfs wanneer de echtscheiding geen doorgang vindt bij wijze van voorlopige maatregel tot wanneer een rechter gevat wordt om andere maatregelen te nemen.
Het gebeurt ook dat partijen nog voor er enige procedure opgestart wordt, overeenkomsten afsluiten met betrekking tot het onderhoudsgeld.
Deze overeenkomsten hebben slechts waarde voor zover zij worden gehomologeerd. Ook de omzettingen van onderhoudsgelden in een kapitaal dienen gehomologeerd te worden willen zij rechtsgeldig zijn.
Er is geen homologatie vereist voor alimentatieovereenkomsten die na de echtscheiding worden afgesloten met uitzondering evenwel van de verplichte homologatie voor de overeenkomsten waarbij de alimentatievordering wordt omgezet in een kapitaal.
Tijdens de echtscheidingsprocedure kunnen partijen akkoorden afsluiten met betrekking tot het onderhoudsgeld die dan door de rechtbank gehomologeerd worden.
Drie maanden na de homologatie van dit akkoord of 3 maanden na de voorlopige maatregelen die de alimentatie heeft vastgesteld, kunnen de partijen de bekrachtiging vragen van die maatregel voor de feitenrechter en dit ten definitieve titel ook voor de periode die volgt op de echtscheiding.
Verplichte vermeldingen: zie art. 1321 §2 gerechtelijk wetboek:
Art. 1321_VLAAMS_GEWEST.
[1 § 1. [4 Elke rechterlijke beslissing die de onderhoudsbijdrage vaststelt op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, vermeldt de volgende elementen:]4
1° de aard en het bedrag van de middelen van elk van de ouders door de [2 familierechtbank]2 in acht genomen op grond van artikel 203, § 2, van het Burgerlijk Wetboek;
2° de gewone kosten waaruit het budget voor het kind is samengesteld alsook de manier waarop deze begroot zijn;
3° de aard van de buitengewone kosten die in acht genomen kunnen worden, het deel van deze kosten dat elk van de ouders voor zijn rekening dient te nemen alsook de modaliteiten voor de aanwending van deze kosten;
4° de verblijfsregeling van het kind en de bijdrage in natura van elk van de ouders in het levensonderhoud van het kind tengevolge van deze verblijfsregeling;
5° het bedrag van [5 de toelagen in het kader van het gezinsbeleid]5 en van de sociale en fiscale voordelen van alle aard die elk van de ouders voor het kind ontvangt;
6° de inkomsten die elk van de ouders in voorkomend geval ontvangt uit het genot van de goederen van het kind;
7° het aandeel van elk van de ouders in de tenlasteneming van de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de daarop eventueel vastgestelde onderhoudsbijdrage, evenals de modaliteiten voor de aanpassing ervan op grond van artikel 203quater van het Burgerlijk Wetboek;
8° de bijzondere omstandigheden van de zaak die in acht genomen zijn.
[4 Elke overeenkomst tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek rechtvaardigt het bedrag van die onderhoudsbijdrage in het licht van alle in het vorige lid bedoelde bestanddelen of van een deel ervan, op basis van de verklaringen van de partijen.]4
§ 2. De [2 familierechtbank]2 [4 of, in voorkomend geval, de overeenkomst, voor de bestanddelen die in aanmerking worden genomen met toepassing van § 1, tweede lid,]4 verduidelijkt :
1° [4 op welke manier de in paragraaf 1 bedoelde elementen in acht werden genomen;]4
2° bij een met bijzondere redenen omkleed vonnis, op welke manier [2 zij]2 de onderhoudsbijdrage en de modaliteiten voor de aanpassing ervan overeenkomstig artikel 203quater, § 2, van het Burgerlijk Wetboek heeft bepaald, ingeval [2 zij]2 afwijkt van de in artikel 1322, § 3, voorziene berekeningswijze.
§ 3. [3 Het vonnis [4 of de overeenkomst]4 vermeldt uitdrukkelijk en in begrijpbare taal de mogelijkheid om de inkomsten van de schuldenaar of iedere andere hem door een derde verschuldigde geldsom te ontvangen, als bedoeld in artikel 203ter, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, zijnde de loonmachtiging.]3
Het vonnis [4 of de overeenkomst]4 vermeldt de gegevens van de Dienst voor alimentatievorderingen, opgericht bij de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, en wijst op diens opdracht betreffende het toekennen van voorschotten op onderhoudsbijdragen en de invordering van verschuldigde onderhoudsbijdragen.]1
----------
(1)<W 2010-03-19/05, art. 14, 108; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
(2)<W 2013-07-30/23, art. 226, 130; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<W 2017-07-21/37, art. 2, 156; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(4)<W 2018-12-21/09, art. 127, 174; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(5)<DVR 2018-04-27/27, art. 198, 176; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Persoonlijk onderhoudsgeld - vrijheid onderhandeling
Over persoonlijke onderhoudsgelden kunnen in alle vrijheid overeenkomsten worden afgesloten mits motivering (rechtvaardiging geheten) in de overeenkomst
Onderhoudsplicht kinderen - Openbare orde
Het recht op onderhoudsgeld en de gerelateerde onderhoudsplicht voor de kinderen raakt evenwel de openbare orde.
Een ontheffing inzake kinderalimentatie botst met de openbare orde.
Een onherroepelijke en derhalve verboden overeenkomst inzake kinderalimentatie, valt te onderscheiden van een toegelaten overeenkomst inzake de (onderlinge) ouderlijke bijdrage (contributio), die desnoods kan neerkomen op een (herroepbaar) nihilbeding.
De ontheffing van kinderalimentatie kan niet gekoppeld gekoppeld worden aan de toebedeling van vastgoed, wat absoluut uit den boze is.