Men kan geen afstand doen van onderhoudsplicht voor kinderen. Afspraken waarbij in het kader van een regeling met betrekking tot de vereffening-verdeling afstand wordt gedaan van onderhoudsuitkering voor de kinderen zijn strijdig met de openbare orde.
Verplichte vermeldingen: zie art. 1321 §2 gerechtelijk wetboek:
Art. 1321_VLAAMS_GEWEST.
[1 § 1. [4 Elke rechterlijke beslissing die de onderhoudsbijdrage vaststelt op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, vermeldt de volgende elementen:]4
1° de aard en het bedrag van de middelen van elk van de ouders door de [2 familierechtbank]2 in acht genomen op grond van artikel 203, § 2, van het Burgerlijk Wetboek;
2° de gewone kosten waaruit het budget voor het kind is samengesteld alsook de manier waarop deze begroot zijn;
3° de aard van de buitengewone kosten die in acht genomen kunnen worden, het deel van deze kosten dat elk van de ouders voor zijn rekening dient te nemen alsook de modaliteiten voor de aanwending van deze kosten;
4° de verblijfsregeling van het kind en de bijdrage in natura van elk van de ouders in het levensonderhoud van het kind tengevolge van deze verblijfsregeling;
5° het bedrag van [5 de toelagen in het kader van het gezinsbeleid]5 en van de sociale en fiscale voordelen van alle aard die elk van de ouders voor het kind ontvangt;
6° de inkomsten die elk van de ouders in voorkomend geval ontvangt uit het genot van de goederen van het kind;
7° het aandeel van elk van de ouders in de tenlasteneming van de kosten voortvloeiende uit artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek en de daarop eventueel vastgestelde onderhoudsbijdrage, evenals de modaliteiten voor de aanpassing ervan op grond van artikel 203quater van het Burgerlijk Wetboek;
8° de bijzondere omstandigheden van de zaak die in acht genomen zijn.
[4 Elke overeenkomst tot vaststelling van een onderhoudsbijdrage op grond van artikel 203, § 1, van het Burgerlijk Wetboek rechtvaardigt het bedrag van die onderhoudsbijdrage in het licht van alle in het vorige lid bedoelde bestanddelen of van een deel ervan, op basis van de verklaringen van de partijen.]4
§ 2. De [2 familierechtbank]2 [4 of, in voorkomend geval, de overeenkomst, voor de bestanddelen die in aanmerking worden genomen met toepassing van § 1, tweede lid,]4 verduidelijkt :
1° [4 op welke manier de in paragraaf 1 bedoelde elementen in acht werden genomen;]4
2° bij een met bijzondere redenen omkleed vonnis, op welke manier [2 zij]2 de onderhoudsbijdrage en de modaliteiten voor de aanpassing ervan overeenkomstig artikel 203quater, § 2, van het Burgerlijk Wetboek heeft bepaald, ingeval [2 zij]2 afwijkt van de in artikel 1322, § 3, voorziene berekeningswijze.
§ 3. [3 Het vonnis [4 of de overeenkomst]4 vermeldt uitdrukkelijk en in begrijpbare taal de mogelijkheid om de inkomsten van de schuldenaar of iedere andere hem door een derde verschuldigde geldsom te ontvangen, als bedoeld in artikel 203ter, eerste en tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, zijnde de loonmachtiging.]3
Het vonnis [4 of de overeenkomst]4 vermeldt de gegevens van de Dienst voor alimentatievorderingen, opgericht bij de wet van 21 februari 2003 tot oprichting van een Dienst voor alimentatievorderingen bij de FOD Financiën, en wijst op diens opdracht betreffende het toekennen van voorschotten op onderhoudsbijdragen en de invordering van verschuldigde onderhoudsbijdragen.]1
----------
(1)<W 2010-03-19/05, art. 14, 108; Inwerkingtreding : 01-08-2010; zie ook art. 17>
(2)<W 2013-07-30/23, art. 226, 130; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<W 2017-07-21/37, art. 2, 156; Inwerkingtreding : 01-09-2017>
(4)<W 2018-12-21/09, art. 127, 174; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(5)<DVR 2018-04-27/27, art. 198, 176; Inwerkingtreding : 01-01-2019>