Oververzekering als inbreuk op art. 11 WCK (thans art. VII. 70-79 WER)
De FOD Economie stelt ter zake zeer formeel (zie Kinnaert, in T.Vred. op cit. Jaargang 2002, Volgnummer 1-2 Pagina 67):
"Consumenten die een nieuwe lening aangaan om een vorige terug te betalen, hebben soms nog een verzekering die liep voor die vorige lening. Dit is het geval bij de verzekeringen met eenmalige premie. Verzekeringstechnisch blijft de verzekering bestaan, zelfs als de lening vervroegd werd terugbetaald. Bij overlijden wordt dan het theoretisch nog openstaand saldo aan de nabestaanden betaald.
Kredietgever en kredietbemiddelaar moeten echter, willen zij art. 11 WCK respecteren, rekening houden met het nog geldig zijn van de verzekering voor de vervroegd terugbetaalde lening. Ze moeten dus voor een eventuele nieuwe verzekering ofwel een lager verzekerd bedrag voorstellen, ofwel de consument de vorige verzekering laten afkopen. Om in de geest van art. 11 WCK te handelen zouden ze bij verkoop van een verzekering aan de consument zelfs moeten vragen of hij nog een verzekering had lopen bij zijn vorige lening".
'Oververzekering' is volgens de FOD economie een inbreuk op de informatie- en raadgevingsverplichting van kredietgever en/of kredietmakelaar, meer bepaald de verplichting om te zoeken naar een kredietbedrag dat aangepast is aan de financiële toestand van de consument op het ogenblik van de aanvraag. Door het feit dat de klant een vorige lening terugbetaalt met een nieuwe lening voor een hoger kredietbedrag, zullen zij dubbel voorzichtig moeten zijn, en is het in het belang van de consument dat hij zijn schuldenlast zo weinig mogelijk verhoogt.
Een voorbeeld uit de praktijk, vastgesteld door de economische inspectie (zie Kinnaert in T. Vred. op cit.):
Eerste lening van 550.000 fr. op 60 maanden, afgesloten in april 1997 (totaal van kosten en kapitaal is 723.840 fr.). Hierbij werd een verzekering afgesloten met een verzekerd bedrag van 723.840 fr., premie 13.734 fr., verzekerd kapitaal maandelijks afnemend met 12.064 fr.
In oktober 1998 werd een nieuw krediet aangegaan van 575.000 fr. (totaal van kosten en kapitaal is 756.780 fr.) op 60 maanden, gedeeltelijk ter terugbetaling van de vorige lening. Hierbij werd een verzekering aangegaan voor een verzekerd bedrag van 756.780 fr., premie 13.851 fr., verzekerd kapitaal maandelijks afnemend met 12.613 fr. Op het ogenblik van de nieuwe verzekering was er nog een kapitaal verzekerd van 506.688 fr. Het verzekerd saldo bij de eerste polis neemt immers iedere maand met 12.064 fr. af. Het schuldsaldo was dus na 18 maanden gedaald tot 506.688 fr. Op dat ogenblik werd een nieuwe verzekering afgesloten voor 756.780 fr. µ
De klant is m.a.w. van oktober 1998 tot april 2003 quasi dubbel verzekerd. Hij werd voor ca. 500.000 fr. oververzekerd. Wanneer er bijvoorbeeld een polis zou voorgesteld zijn die ingaat op het ogenblik van het vervallen van de eerste polis (verzekerd bedrag ca. 250.000 fr.), dan zou de consument met ongeveer 1/3 van de betaalde premie verzekerd geweest zijn voor de hele duurtijd van zijn lening. De klant had m.a.w. ca. 9.000 fr. minder moeten lenen, indien de makelaar rekening had gehouden met het bestaan van de vorige polis. Hoe oververzekering vaststellen?
Samen met de voorgaande kredietovereenkomsten, kunnen de eventuele polissen opgevraagd worden. Indien niet bewezen is dat de vorige verzekering afgekocht werd, en voor de nieuwe lening werden integraal het kredietbedrag en de kosten verzekerd, dan is er sprake van oververzekering: de schuldenlast van de consument werd door de vastgestelde werkwijze nodeloos verhoogd.
Art. 11 WCK (thans art. VII. 70-74 WER) werd bijgevolg overtreden.