De actio pauliana is de vordering (vermeld in artikel 1167 Burgerlijk Wetboek) die een schuldeiser kan instellen teneinde een rechtshandelinggesteld door een schuldenaar wen waardoor de schuldeiser benadeeld werd, niet tegenstelbaar te horen verklaren.
Schuldenaars die geconfronteerd worden met schuldeisers stellen soms handelingen die als bedrieglijke manoeuvres kunnen aanzien worden om verhaal (lees beslag) mogelijk te maken. De schuldeiser die aldus bedrieglijk werd benadeeld kan zich hiertegen voorzien (lees verzetten) door deze handeling hem niet tegenwerpelijk te laten verklaren. De schuldeiser kan dan handelen alsof deze bedrieglijke handeling niet bestaat. Hij dient er niet de minste rekening mee te houden. Hiertoe dient dan voor de rechtbank de zogeheten pauliaanse vordering ingesteld te worden.
voorwaarden:
1. De schuldeiser die de actio pauliana instelt moet titularis zijn van een schuldvordering van voor de datum waarop de aanvochten handeling werd verricht. Dit is de anterioriteitsvereiste. De anterioriteitsvoorwaarde vereist geen vonnis of een titel zij vereist wel dat de oorzaak van de vordering voorafgaat aan het instellen van de actio pauliana. Het volstaat dus dat (bv) een misdrijf (als oorzaak van de schuldvordering) gepleegd is voor de aanvochten handeling, zonder dat er daarom reeds een veroordeling werd uitgesproken. Zelfs wanneer de veroordeling pas na de aanvochten handeling tussenkomt voor feiten voorafgaand aan de aanvochten handeling is aan de anterioriteitsvoorwaarde voldaan (Cass. 20 maart 2008, NJW 194,28)
2. De handeling van de schuldenaar waartegen de schuldeiser opkomt moet tot een verarming van de schuldenaar hebben geleid of de schuldeiser anderszins in zijn verhaalmogelijkheid hebben benadeeld.
3. Er moet bedrog zijn in hoofde van de schuldenaar
4. De persoon, met wie de schuldenaar gecontracteerd heeft, moet weten dat deze laatste zich door zijn handelen heeft verarmd ten nadele van de schuldeiser. Deze laatste voorwaarde zou evenwel wegvallen volgens een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 29 juni 2009, NJW 230, 700, van zodra de bestreden rechtshandeling niet ten bezwarende titel werd aangegaan maar een schenking betreft. Bij een schenking zou dus ingevolge dit arrest de kwade trouw in hoofde van de begiftigde niet bewezen moeten worden.
Rechtspraak: Brussel 02/12/2002 RABG 2003/12 p. 672 met Noot: De Pauliaanse vordering: anterioriteitsvereiste en schuldvernieuwing. Zie ook kantoorref. 5829
Strafrechtelijk kunnen deze manoeuvres vaak ook beteugeld op grond van het misdrijf bedrieglijk onvermogen.
Verwante rechtsvorderingen:
Aanvechting van een bedrieglijke verwerping van een nalatenschap (art. 788 BW) of een bedrieglijke verdeling
krachtens art. 788 BW, kunnen schuldeisers de nalatenschap
die door hun schuldenaar met benadeling van hun rechten is verworpen, aanvaarden in hun plaats tot beloop van hun schuldvordering.
Een schuldeiser ken een reeds voltrokken verdeling van een gemeenschappelijk
vermogen niet aanvechten: hij kan zich wel verzetten tegen een verdeling buiten zijn aanwezigheid en tussenkomen in een procedure van verdeling (als belanghebbende derde). Indien zijn verzet wordt miskend, kan hij wel de in
weerwil daarvan verrichtte de verdeling aanvechten als ze met bedrieglijke benadeling van zijn rechten is geschied (art. 882 en 1167 lid 2 BW).
Deze vordering wordt vermeld in art. 1167 Burgerlijk wetboek en gaat terug tot het Romeins recht. "Pauliana" verwijst naar een oude tekst van de vijfde eeuw van de rechtsgeleerde Julius Paulus waarin hij dit recht bechrijft. De tekst is terug te vinden in de Digesten van Justinianus (D. 22, 1, 38, 4). De Digesten ook digesta, pandekten of pandectae genoemd) zijn tekstverzamelingen van Romense rechtgeleerden uit verschillende periodes van de Romeinse republiek en keizerrijk die gebundeld werden werden in opdracht van Justiniaus als bijvoegsel aan de codex justinianus en aldus een onderdeel vormen van het corpus iuris civilis.
Het Corpus Iuris Civilis, bestaat uit de Codex Justinianus, de Digesten en de Institutiones (4 leerboeken) en omvatten aldus Romeinsrechtelijke,verordeningen, rechtspraak en rechtleer, samengebracht tussen 529 en 534 van onze tijdrekening. De tekst was een bron en basis voor de latere code Napoléon. De recentere Novellae (Novellen) behoren niet tot het Corpus Iuris Civilis, maar werden er later wel aan toegevoegd zonder er een onderdeel van uit te maken.