Krachtens art. 2262bis, § 1, tweede lid BW verjaren vorderingen tot vergoeding van schade op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op de dag waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade.
Uit de wetsgeschiedenis van deze bepaling volgt dat de wetgever als aanvangspunt van deze verjaring de dag heeft beoogd waarop de benadeelde daadwerkelijk kennis heeft gekregen van de schade en niet die waarop hij moet worden vermoed hiervan kennis te hebben gekregen.
De pauliaanse vordering strekt tot vergoeding van de schade die de bedrieglijke verarming van de schuldenaar aan de schuldeiser berokkent, is zij onderworpen aan de verjaringstermijnen voor buitencontractuele aansprakelijkheidsvorderingen bedoeld in art. 2262bis, § 1, tweede en derde lid BW.
De pauliaanse vordering wordt vaak ingesteld tegen de bedrieglijke verkoop van onroerend goed teneinde zich onvermogend te maken voor de schuldeisers. De vraag die dan ook onmiddellijk rijit is in hoeverre een overschrijving in de hypotheekregisters geldt als kennisname voor de benadeelde schuldeiser. Niettegenstaande anders luidende rechtsleer oordeelt het Hof van Cassatie in haar arrest van 26 april 2012 dat de overschrijving van een akte in de daartoe bestemde registers van de hypotheekbewaarder slechts tot gevolg heeft dat derden met een conflicterend recht vanaf dat ogenblik hun goede trouw niet meer kunnen inroepen.
Uit art. 2262bis, § 1, tweede lid BW en art. 1 Hypotheekwet volgt dat de overschrijving van een akte in de registers van de hypotheekbewaarder niet tot gevolg heeft dat eenieder vanaf het ogenblik van die inschrijving de in art. 2262bis, § 1, tweede lid BW vereiste kennis heeft.Een schuldeiser wordt dus niet vermoed om elke dag de hypotheekregisters van zijn schuldenaar na te zien. (zie ook: Guan Velghe, Daadwerkelijke kennisname als aanvangspunt van de 5-jarige verjaring (art. 2262bis §1, tweede lid BW) De schemerzone tussen kennis en behoren te kennen, noot onder Cassatie 26 april 2012, RW 2012-2013, 944).
De pauliaanse vordering moet als een persoonlijke vordering tot buitencontractuele schadevergoeding in de zin van de artikelen 1382-1383 BW worden aangezien, die met toepassing van artikel 2262/b/s, § 1, tweede en derde lid BW verjaart.
Het Hof van Cassatie preciseert dat uit artikel 2262bis, § 1, tweede lid BW en artikel 1 Hyp.W. volgt dat de overschrijving van de akte in het register van de bevoegde hypotheekbewaarder niet tot gevolg heeft dat eenieder vanaf de overschrijving de in artikel 22620/s, § 1, tweede en derde lid BW vereiste kennis heeft. Het aanvangspunt van de bedoelde verjaring is de dag waarop de benadeelde daadwerkelijk kennis heeft gekregen van de schade en niet die waarop hij moet worden vermoed hiervan kennis te hebben gekregen. De verjaringstermijn van een pauliaanse vordering tegen een akte die is overgeschreven in het register van de bevoegde hypotheekbewaarder begint niet te lopen door het loutere feit van de overschrijving van de akte.
Het aanvangspunt van de bedoelde verjaring is de dag waarop de schuldeiser daadwerkelijk kennis heeft gekregen van de aangevochten rechtshandeling, de daarbij betrokken partijen en het gebeurlijk bedrieglijke dan wel schadeverwekkende karakter. Het enkele gegeven van de overschrijving van de bedoelde akte in de registers van de bevoegde hypotheekbewaarder in de zin van artikel 1 Hyp.W. maakt niet dat de schuldeiser er daadwerkelijk kennis van had.