Het verdrag betreffende de Europese Unie (EU) van 1992 en het EG verdrag van 1957 werd door het Verdrag van Lissabon herschreven. Het EG verdrag heet thans "Verdrag betreffende de Europese Unie" . Het verdrag van Lissabon is in werking sinds 1 december 2009.
Enerzijds is namelijk bij het Verdrag van Lissabon het voormalige artikel 35 EU, betreffende de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (voormalige titel VI van het EU-Verdrag) geschrapt, zodat de bevoegdheid van het Hof van Justitie om bij wijze van prejudiciële beslissing uitspraak te doen bindend wordt en daarvoor niet langer een verklaring van elke lidstaat is vereist tot erkenning van de bevoegdheid van het Hof van Justitie en aanwijzing van de nationale rechterlijke instanties die zich tot het Hof van Justitie kunnen wenden. Nu dit artikel is geschrapt, verdwijnen deze beperkingen en verkrijgt het Hof van Justitie volledige bevoegdheid ter zake.
Anderzijds wordt bij het Verdrag van Lissabon het voormalige artikel 68 EG geschrapt, dat deel uitmaakt van de voormalige titel IV van het EG-Verdrag inzake visa, asiel, immigratie en andere beleidsterreinen die verband houden met het vrije verkeer van personen, welk gebied door het Verdrag van Amsterdam naar de communautaire „pijler” was overgebracht. Het Verdrag van Lissabon bevestigt deze ontwikkeling doordat het voorziet in de volledige opneming van deze gebieden in titel V van het VWEU, waarin het beleid inzake grenscontroles, asiel en immigratie, de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken, de justitiële samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking zijn bijeengebracht.
Derhalve ruimt het Verdrag van Lissabon deze aan de prejudiciële bevoegdheid van het Hof van Justitie gestelde beperkingen uit de weg, namelijk dat tevoren alleen de nationale rechterlijke instanties die uitspraak doen in laatste aanleg, zich tot het Hof konden wenden en het Hof zich niet kon uitspreken over in het kader van grenscontroles genomen maatregelen van openbare orde.
Derhalve verkrijgt het Hof van Justitie vanaf de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon een algemene bevoegdheid. Aangetekend moet evenwel worden dat het Hof ook voortaan niet bevoegd is om de geldigheid of de evenredigheid na te gaan van operaties van de politie of van andere instanties belast met wetshandhaving in een lidstaat, of om zich uit te spreken over de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten ten aanzien van de handhaving van de openbare orde en de bescherming van de binnenlandse veiligheid (artikel 276 VWEU).
De prejudiciële procedure (artikel 267 VWEU) wordt uitgebreid tot de handelingen van de organen en de instanties van de Unie. Het Hof kan op verzoek van de nationale rechters die handelingen uitleggen en de geldigheid ervan toetsen, teneinde hen bijvoorbeeld in staat te stellen om na te gaan of hun nationale wetgeving in overeenstemming is met het recht van de Unie.
Het Verdrag van Lissabon introduceert een bepaling volgens welke het Hof van Justitie zo spoedig mogelijk uitspraak doet indien een prejudiciële vraag wordt opgeworpen in een bij enige nationale rechterlijke instantie aanhangige zaak betreffende een gedetineerde persoon. Derhalve wordt in de tekst zelf van het Verdrag verwezen naar de prejudiciële spoedprocedure (PPU), die vanaf 1 maart 2008 van toepassing is en die geldt voor de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
Meer info over het Hof van Justitie