Privacy voor apen Primaten die in gevangenschap leven, wordt een bepaalde vorm van privacy verleend ter bevordering van hun ethologische behoeften. Dit gebeurde door Ministerieel besluit van 18 maart 2019 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 3 mei 1999 tot vaststelling van minimumnormen voor het houden van zoogdieren in dierentuinen, BS 1 april 2019, p. 32.679, waardoor voortaan alle primaten de mogelijkheid moeten hebben om soortgenoten en het publiek te mijden en zich te verstoppen.
Een dier dient in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling moet worden gehouden.
AlgemeenDieren houden brengt aldus verplichtingen mee die rekening houden met de behoeften van een dier.
Naargelang het dier zullen dus andere maatregelen moeten worden genomen.
CircusdierenEr bestaat een wettelijk verbod voor circussen om dieren te houden die niet gedomesticeerd zijn (art. 6
bis van de Dierenwelzijnswet).
De wetgever had opgemerkt dat een circus onvoldoende waarborgen van een voldoende dierenwelzijnsniveau kon verschaffen door gebrekkig niveau van huisvesting. Hierdoor was de wetgever genoodzaakt om het houden van dieren in circussen te beperken tot die diersoorten waarvan de praktijk heeft aangetoond dat die zonder al te grote welzijnsrisico’s gehouden kunnen worden door circussen. Het grondwettelijk Hof zag hierin geen onrechtmatige beperking van de vrijheid van ondernemen. Bij het bepalen van het sociaaleconomisch beleid beschikt de wetgever volgens het Hof over een ruime beoordelingsbevoegdheid, waarbinnen de genomen maatregel redelijk te verantwoorden is (GwH 21 mei 2015, nr. 66/2015)
.
De wetswijziging kon ook niet aanzien als een schending van het vertrouwensbeginsel. Gelet op de gewijzigde maatschappelijke opvattingen, waarbij steeds hogere eisen aan het welzijn van dieren worden gesteld, en de overname van educatieve aspecten aangaande wilde fauna door dierentuinen, natuurdocumentaires en het internet, was redelijkerwijs te verwachten dat dieren niet voor altijd in een circus of rondreizende tentoonstelling zouden mogen worden opgevoerd.
In haar arrest van 21 mei 2015 weerhield het Grondwettelijk Hof evenmin de schending van het vertrouwensbeginsel. Paarden en pony's werden later expliciet verboden als circusdieren (niettegenstaande ze gedomesticeerd zijn) in Brussel en Vlaanderen (gelet op de misbruiken). Na de paardachtigen worden nu ook de walvisachtigen (denk aan de dolfinaria) beter beschermd door de afbouw van de dolfinaria.
Hoewel er een verschil in behandeling is tussen circussen en dierentuinen, berust dit verschil op een objectief en pertinent criterium, In dierentuinen worden de door de overheid opgelegde huisvestingsvoorwaarden voor wilde dieren beter nageleefd en kunnen controles ook gemakkelijker worden uitgevoerd. Bovendien hebben dierentuinen een erkenning nodig door de bevoegde minister, wat een bijkomende garantie biedt.
uittreksel uit de wet op het dierenwelzijn Art. 6bis. [
1 § 1. In afwijking van artikel 3bis zijn het houden en het gebruik van dieren in circussen en rondreizende tentoonstellingen verboden.
§ 2. De Koning stelt de lijst vast van gedomesticeerde dieren die, in afwijking van § 1, gehouden en gebruikt kunnen worden in circussen en rondreizende tentoonstellingen. Hij bepaalt de voorwaarden voor de vrijwaring van het welzijn van deze dieren. Deze voorwaarden hebben betrekking op de administratieve en technische voorwaarden aangaande de identificatie van de dieren en hun eigenaar, de diergeneeskundige begeleiding, de verzorging, de huisvesting, het vervoer en de vaccinatiestatus van de dieren, de omgang met de dieren, het aantal en de bekwaamheid van het personeel en de standplaatsen.]
1 ----------
(
1)
2014-02-07/16, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
Art. 6bis_VLAAMS_GEWEST.
[1 § 1. In afwijking van artikel 3bis zijn het houden en het gebruik van dieren in circussen en rondreizende tentoonstellingen verboden.
§ 2. De [2 Vlaamse Regering]2 stelt de lijst vast van gedomesticeerde dieren die, in afwijking van § 1, gehouden en gebruikt kunnen worden in circussen en rondreizende tentoonstellingen. [2 De Vlaamse Regering]2 bepaalt de voorwaarden voor de vrijwaring van het welzijn van deze dieren. Deze voorwaarden hebben betrekking op de administratieve en technische voorwaarden aangaande de identificatie van de dieren en hun eigenaar, de diergeneeskundige begeleiding, de verzorging, de huisvesting, het vervoer en de vaccinatiestatus van de dieren, de omgang met de dieren, het aantal en de bekwaamheid van het personeel en de standplaatsen.]1
----------
(
1)
2014-02-07/16, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
(
2)<dvr
2018-07-13/06, art. 7, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
Art. 6ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Het is verboden om in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op kermissen attracties uit te baten of te organiseren waarin pony's en paarden worden gebruikt om het publiek te vermaken.]1
----------
(1) 2018-01-25/16, art. 2, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Algemene regel
Uittreksel uit de wet op het dierenwelzijn
Art. 4.§ 1. Ieder persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, moet de nodige maatregelen nemen om het dier een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domestikatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen.
§ 2. Niemand mag de bewegingsvrijheid van het dier dat hij houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, zodanig beperken dat het aan vermijdbare pijnen, lijden of letsels is blootgesteld.
Wanneer een dier gewoonlijk of voortdurend wordt vastgemaakt of opgesloten, moet het voldoende ruimte en bewegingsvrijheid krijgen, in overeenstemming met zijn fysiologische en ethologische behoeften.
[1 § 2/1. De paardachtigen die buiten worden gehouden, kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.]1
§ 3. De verlichting, de temperatuur, de vochtigheidsgraad, de verluchting, de luchtcirculatie en de overige milieuvoorwaarden van het verblijf der dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.
§ 4. Ter uitvoering van §§ 2 en 3, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan de Koning voor de verschillende soorten en categorieën van dieren nadere regelen stellen.
Art. 3bis. Inwerkingtreding : onbepaald> § 1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot de soorten of categorieën vermeld op een door de Koning vastgestelde lijst. Deze lijst doet geen afbreuk aan de wetgeving betreffende de bescherming van bedreigde diersoorten.
§ 2. In afwijking van § 1 mogen dieren van andere soorten of categorieën dan die aangewezen door de Koning worden gehouden :
1° in dierentuinen;
2° door laboratoria;
3° a) door particulieren, op voorwaarde dat zij bewijzen kunnen voorleggen dat de dieren werden gehouden voor de inwerkingtreding van het in dit artikel bedoelde besluit. Dit bewijs moet niet worden voorgelegd voor de nakomelingen van deze dieren, op voorwaarde dat ze zich bij de eerste eigenaar bevinden;
b) door particulieren erkend door (de minister bevoegd voor het dierenwelzijn), op advies van het in artikel 5, § 2, tweede lid, bedoelde comité van deskundigen. Inwerkingtreding : 10-01-2004>
De Koning bepaalt de procedure voor de toepassing van het bepaalde in a) en b). [1 Hij bepaalt tevens het tarief en de regels voor de betaling van de retributie voor het aanvragen van de erkenning bedoeld in b).]1 Hij kan bovendien bijzondere voorwaarden vaststellen voor het houden en het identificeren van de bedoelde dieren;
4° door dierenartsen, voor zover het dieren van derden betreft die tijdelijk gehouden worden voor diergeneeskundige verzorging;
5° door dierenasielen, voor zover het een (...) verblijf betreft van dieren die in beslag zijn genomen, waarvan afstand werd gedaan of die aangetroffen werden zonder dat vastgesteld kon worden wie de houder ervan is; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
6° door handelszaken voor dieren, voor zover zij de dieren gedurende korte tijd houden en voor zover vooraf een schriftelijke overeenkomst met natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in de punten 1°, 2°, 3° b) en 7 °, werd gesloten;
7° [2 ...]2
§ 3. Onverminderd de afwijkingen voorzien in § 2, kan de Koning het houden van door hem aangewezen dieren van andere soorten of categorieën verbieden aan sommige van de in § 2 opgesomde natuurlijke personen of rechtspersonen.
----------
(1)<w 2009-05-06/03, art. 80, 013; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<w 2014-02-07/16, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
Art. 3bis_VLAAMS_GEWEST.
Inwerkingtreding : onbepaald> § 1. Het is verboden dieren te houden die niet behoren tot de soorten of categorieën vermeld op een door de [3 Vlaamse Regering]3 vastgestelde lijst. Deze lijst doet geen afbreuk aan de wetgeving betreffende de bescherming van bedreigde diersoorten.
§ 2. In afwijking van § 1 mogen dieren van andere soorten of categorieën dan die aangewezen door de [3 Vlaamse Regering]3 worden gehouden :
1° in dierentuinen;
2° door laboratoria;
3° a) door particulieren, op voorwaarde dat zij bewijzen kunnen voorleggen dat de dieren werden gehouden voor de inwerkingtreding van het in dit artikel bedoelde besluit. Dit bewijs moet niet worden voorgelegd voor de nakomelingen van deze dieren, op voorwaarde dat ze zich bij de eerste eigenaar bevinden;
b) door particulieren erkend door [3 de Vlaamse Regering]3, op advies van het in artikel 5, § 2, tweede lid, bedoelde comité van deskundigen. Inwerkingtreding : 10-01-2004>
De [3 Vlaamse Regering]3 bepaalt de procedure voor de toepassing van het bepaalde in a) en b). [1 [3 De Vlaamse Regering]3 bepaalt tevens het tarief en de regels voor de betaling van de retributie voor het aanvragen van de erkenning bedoeld in b).]1 [3 De Vlaamse Regering]3 kan bovendien bijzondere voorwaarden vaststellen voor het houden en het identificeren van de bedoelde dieren;
4° door dierenartsen, voor zover het dieren van derden betreft die tijdelijk gehouden worden voor diergeneeskundige verzorging;
5° door dierenasielen, voor zover het een (...) verblijf betreft van dieren die in beslag zijn genomen, waarvan afstand werd gedaan of die aangetroffen werden zonder dat vastgesteld kon worden wie de houder ervan is; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
6° door handelszaken voor dieren, voor zover zij de dieren gedurende korte tijd houden en voor zover vooraf een schriftelijke overeenkomst met natuurlijke personen of rechtspersonen bedoeld in de punten 1°, 2°[3 en 3°, b)]3, werd gesloten;
7° [2 ...]2
§ 3. [3 Onverminderd de afwijkingen, vermeld in paragraaf 2, kan de Vlaamse Regering het houden van soorten of categorieën die niet voorkomen op de lijst, vermeld in paragraaf 1, verbieden aan sommige van de natuurlijke personen of de rechtspersonen, vermeld in paragraaf 2, wanneer wordt vastgesteld dat deze personen het welzijn van dieren van deze soorten of categorieën niet kunnen waarborgen.]3
----------
(1)<w 2009-05-06/03, art. 80, 013; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
(2)<w 2014-02-07/16, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 10-03-2014>
(3)<dvr 2018-07-13/06, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
§ 5. De in artikel 33 bedoelde overheidspersonen zijn gemachtigd de nodige maatregelen te treffen of op te leggen om de verplichtingen voortvloeiend uit de § § 1, 2, 3 en 4 onverwijld te doen naleven.
----------
(1)<w 2012-12-27/15, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
Art. 4_VLAAMS_GEWEST.
§ 1. Ieder persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, moet de nodige maatregelen nemen om het dier een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domestikatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen.
§ 2. Niemand mag de bewegingsvrijheid van het dier dat hij houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, zodanig beperken dat het aan vermijdbare pijnen, lijden of letsels is blootgesteld.
Wanneer een dier gewoonlijk of voortdurend wordt vastgemaakt of opgesloten, moet het voldoende ruimte en bewegingsvrijheid krijgen, in overeenstemming met zijn fysiologische en ethologische behoeften.
[1 § 2/1. De paardachtigen die buiten worden gehouden, kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.]1
[3 § 2/2. Het gebruik bij honden van halsbanden die elektrische schokken kunnen toedienen, is verboden. De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen om afwijkingen van dit verbod toe te staan voor het gebruik bij opleiding of gedragstherapie voor honden.]3
§ 3. De verlichting, de temperatuur, de vochtigheidsgraad, de verluchting, de luchtcirculatie en de overige milieuvoorwaarden van het verblijf der dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.
§ 4. Ter uitvoering van §§ 2 [2 , 2/1, 2/2]2 en 3, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan de [2 Vlaamse Regering]2 voor de verschillende soorten en categorieën van dieren nadere regelen stellen.
§ 5. De in artikel 33 bedoelde overheidspersonen zijn gemachtigd de nodige maatregelen te treffen of op te leggen om de verplichtingen voortvloeiend uit de § § 1, 2, [2 2/1, 2/2,]2 3 en 4 onverwijld te doen naleven.
----------
(1)<w 2012-12-27/15, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
(2)<dvr 2018-07-13/06, art. 4,2°-4,4°, 034; Inwerkingtreding : 20-08-2018>
(3)<dvr 2018-07-13/06, art. 4,1°, 034; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
§ 1. Ieder persoon die een dier houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, moet de nodige maatregelen nemen om het dier een in overeenstemming met zijn aard, zijn fysiologische en ethologische behoeften, zijn gezondheidstoestand en zijn graad van ontwikkeling, aanpassing of domestikatie, aangepaste voeding, verzorging en huisvesting te verschaffen.
§ 2. Niemand mag de bewegingsvrijheid van het dier dat hij houdt, verzorgt of te verzorgen heeft, zodanig beperken dat het aan vermijdbare pijnen, lijden of letsels is blootgesteld.
Wanneer een dier gewoonlijk of voortdurend wordt vastgemaakt of opgesloten, moet het voldoende ruimte en bewegingsvrijheid krijgen, in overeenstemming met zijn fysiologische en ethologische behoeften.
[1 § 2/1. De paardachtigen die buiten worden gehouden, kunnen opgestald worden of, indien dit niet het geval is, beschikken over een natuurlijke beschutting of een schuilhok.]1
§ 3. De verlichting, de temperatuur, de vochtigheidsgraad, de verluchting, de luchtcirculatie en de overige milieuvoorwaarden van het verblijf der dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.
§ 4. Ter uitvoering van §§ 2 en 3, en onverminderd de bepalingen van hoofdstuk VIII kan de Koning voor de verschillende soorten en categorieën van dieren nadere regelen stellen.
§ 5. De [2 in artikel 34 bedoelde personeelsleden]2 zijn gemachtigd de nodige maatregelen te treffen of op te leggen om de verplichtingen voortvloeiend uit de § § 1, 2, 3 en 4 onverwijld te doen naleven.
----------
(1)<w 2012-12-27/15, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
(2)<ord 2017-05-11/08, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 09-06-2017>