Probatio: (zelfstandig naamwoord): test, onderzoek, examen, goedkeuring, voorstelling, bewijs
Probo: adjectief: eerlijk, goed, rechtschapen, goedgekeurd, met rigide moraal, voorzien van een stevige ethiek
Probo: werkwoord: 1° persoon enkelvoud van "probare" ik keur goed, ik beveel, ik test, ik onderzoek, ik demonstreer, ik bewijs
probus voorwaardelijke wijze van probare: goed, rechtschapen, nobel
Probare: werkwoord infinitief: goedkeuren, bevelen, testen, onderzoeken, demonstreren, bewijzen.
Probator (zelfstandig naamwoord) Hij die test, onderzoekt, goedkeurt, voorstelt, bewijst
Probatus, (Passief onvoltooid, tegenwoordig deelwoord van probo) goedgekeurd, onderzocht, bewezen...
Probatus est: het is goedgekeurd, getest, bewezen...
Probitas (zelfstandig naamwoord): eerlijkheid, oprechtheid
Probatio diabolica: Het duivelsbewijs. Bewijs van een negatief feit, ook bewijs van het tegendeel, ook omgekeerde bewijslast, ook een onmogelijk bewijs, of een onmogelijke bewijslast. Probatio diabolica: De afwezigheid van een bewijs, levert geen bewijs. Het bewijs dat iets bestaat kan geleverd worden, maar het bewijs dat iets niet bestaat kan niet geleverd worden.
De duivelsproef gaat origineel als volgt: "er zijn aanwijzingen dat de duivel bestaat; er zijn geen bewijzen dat de duivel niet bestaat. gevolg: de duivel bestaat.
Prohabilis (adjectief): vermoedelijk, waarschijnlijk, aan te raden, beminnnelijk, te rechtvaardigen, verantwoord.
Probabiliter (bijwoord), en probabilis (adjectief) vermoedelijk, plausibel, geloofwaardig, te rechtvaardigen.
Probare in de zin van tentoonstellen vinden we terug in het latijn "prostitutio" hetgeen betekent tentoonstellen, waarvan veel later het woord "prostitutie "werd afgeleid. Volgens een andere visie is de etymologie Pro (vooruit) + statuere (bepalen, instellen, vaststellen, inrichten)
Etymologie: van het Indo-Europees *pro-bhwo (“vooraan zijn”), van *pro- (“vooraan”), verlengd met *per (“door, maar ook vooruit”) + *bสฐew-, *bสฐuH- "zijn, to be."
Probe (Engels) toestel, instrument of voertuig om te onderzoeken
Proof (Engels) ook hier zowel test als bewijs [the proof of the pudding is in the eating] versus [mathematical proof]
Prouver (Frans) bewijzen
To probe: diepgravend onderzoeken
Proberen (Nederlands) betrachten, inspanning leveren tot zie ook de Nederlandse woorden "proef" en natuurlijk "probatie"