Een recht van overgang over een privédomein kan als erfdienstbaarheid tot openbaar nut ten behoeve van de inwoners van de gemeente en van alle belanghebbenden worden verkregen door een dertigjarig voortdurend en onafgebroken, openbaar en ondubbelzinnig gebruik van een strook grond door eenieder, voor het openbaar verkeer, op voorwaarde dat dit gebruik geschiedt met de bedoeling de strook als zodanig te gebruiken en niet berust op een louter gedogen van de eigenaar van het goed waarop de overgang wordt uitgeoefend.
Door een dertigjarig voortdurend en onafgebroken openbaar en niet-dubbelzinnig gebruik van een strook grond die door eenieder voor openbaar verkeer wordt gebruikt als doorgangs- of overgangsweg en die niet berust op een eenvoudig gedogen van de eigenaar, kan een erfdienstbaarheid van overgang worden over een privé-eigendom, meer zelfs een wettelijke erfdienstbaarheid tot openbaar nut door een voortdurend, onafgebroken, openbaar en niet dubbelzinnig bezit van minstens 30 jaar.
Het louter occasioneel gebruiken van een wegenis door landbouwers en buurtbewoners voldoet niet aan deze criteria.
Een recht van overgang over een privé-eigendom kan als wettelijke erfdienstbaarheid tot openbaar nut van de inwoners van de gemeente en van alle belanghebbenden slechts worden verkregen door een dertigjarig voortdurend en onafgebroken, openbaar en niet-dubbelzinnig gebruik van een strook grond, door éénieder, voor het openbaar verkeer, mits dit gebruik geschiedt met de bedoeling de strook als dusdanig te gebruiken en niet berust op een eenvoudig gedogen van de eigenaar van de grond (Cass. 20 mei 1983, Pas. ] 983, 1, JOS7; Cass. 29november1996, /~WJ.997- 98, 225; Rb. Leuven 6 oktober 1999, TBBR 2001, 117-118).
Het feit dat deze twee wegenissen mogelijks reeds meer dan 30 jaar af en toe gebruikt worden door de landbouwers en de buurtbewoners om van plaats A naar plaats B te gaan over het stuk land waarop de onderbreking op kaarten in een buurt-atlas slaat aangegeven, wil nog niet zeggen dat dit gebruik geschiedde met de bedoeling om aan deze wegenis een openbaar karakter te geven.
Deze mensen gebruikten wellicht deze wegenis omdat dit voor hen gemakkelijk was, hetzij om hun land te gaan bewerken, hetzij als sluipweg.
Het feil dat een wandel- en fietsroute, over een wegenis werd uitgestippeld, doet geen erfdienstbaarheid van openbaar nut ontstaan, evenmin het feit dat deze weg in andere gidsen is opgenomen als wandelweg.
Een gedogen doet echter geen erfdienstbaarheid van openbaar nut ontstaan.
Opmerking: Ingevolge het NBW:
Voor verkrijgende verjaring een erfdienstbaarheid dient de erfdienstbaarheid enkel nog zichtbaar en niet meer voortdurend te zijn (art. 3.118 BW), net als bij een erfdienstbaarheid door bestemming door de «eigenaar» 13 (art. 3.119 BW).
Aldus kan ingevolge het NBW een recht van overgang ontstaan door verkrijgende verjaring, indien het voldoende zichtbaar is. Sinds het NBW komt enkel het verschil tussen zichtbare en niet-zichtbare erfdienstbaarheden komt nog aan bod in de wet (art. 3.115 BW). Een erfdienstbaarheid is niet enkel zichtbaar als ze «voor een normaal voorzichtige en redelijke titularis van een zakelijk recht op het lijdend erf zichtbaar [is] door duurzame en zichtbare bouwwerken», maar ook door «geregelde activiteit, waarvan er sporen zijn op het lijdende erf». Daarentegen is aan het onderscheid tussen voortdurende en niet-voortdurende erfdienstbaarheden geen gevolgen meer verbonden, waarbij dit onderscheid uit de wettelijke bepalingen is verdwenen.