• Opzet: Cass. (2e k.) AR P.01.0332.N, 21 mei 2002 (V.V. en V.E.) http://www.cass.be (2 juli 2002); , Pas. 2002, afl. 5-6, 1189; , R.W. 2004-05, afl. 16, 620 en http://www.rwe.be (27 december 2004), noot JANSSENS, L. ; , T. Strafr. 2004, afl. 1, 66.
Voor het bestaan van het misdrijf, door de art. 1, 2bis, par. 1, 3, lid 2, 4 en 6 Drugwet strafbaar gesteld, is geen bijzonder opzet vereist, het volstaat dat de dader op eender welke wijze het gebruik van de bedoelde stoffen met kennis van zaken vergemakkelijkt. Dit is het geval wanneer de dader toegang tot een lokaal verschaft of toelaat, wetende dat verdovende middelen er worden gebruikt en dit gebruik toestaat of zich niet ernstig ertegen verzet.
• Antwerpen 18 december 2003, Juristenkrant 2004 (weergave ARNOU, L.), afl. 91, 1; , NjW 2004, afl. 74, 698, noot DEENE, J.
In drugzaken verhindert een vonnis in een bepaalde staat geen nieuwe vervolgingen in een andere staat, nu het Enkelvoudig Verdrag van New York van 30 maart 1961 inzake verdovende middelen elke identiteit van feiten uitsluit wanneer het gaat om strafbare feiten die in verschillende landen zijn begaan, en dit zelfs al werden ze gepleegd met hetzelfde opzet.
De beklaagde die poogt een hoeveelheid heroïne uit te voeren en een poeder uitvoert waarvan hij overtuigd is dat het heroïne betreft, maar dat in werkelijkheid geen verdovend middel is, maakt zich schuldig aan strafbare poging, mits een verzwarende omstandigheid bewezen is. De vergissing van beklaagde nopens de samenstelling van het product maakt geen dwaling uit die het misdrijf wegneemt.
• Poging: Corr. Antwerpen (8e k.) 3 februari 1999, T. Strafr. 2001 (verkort), 147.
In de rechtsleer wordt m.b.t. de ondeugdelijke poging een onderscheid gemaakt tussen de volstrekt ondeugdelijke poging, die niet strafbaar wordt geacht en de relatief ondeugdelijke poging, die wel strafbaar wordt geacht.
In casu was het ontbreken van drugs slechts het gevolg van een volstrekt toevallige omstandigheid, nl. het voortijdig onderscheppen van de drugs door de politionele overheden. Er is derhalve sprake van een relatief ondeugdelijke strafbare poging zodanig dat de strafvordering ontvankelijk is.
• Verzwaring straf feiten ten aanzien van minderjarigen. Cass. (2e k.) AR P.05.1543.F, 8 februari 2006 http://www.cass.be (2 maart 2006); , Rev. dr. pén. 2006, afl. 7-8, 793; , T. Strafr. 2006, afl. 4, 209, noot.
Door te bepalen dat de straf geleidelijk kan worden verzwaard gelet op de leeftijd van de persoon "ten aanzien waarvan" de overtreding van de artt. 1 en 2bis Drugswet werd gepleegd, heeft de wetgever een verhoogde bescherming van de minderjarigen wegens hun grotere kwetsbaarheid op het oog gehad. Die bescherming gaat ervan uit dat het ten laste gelegde bezit voor de minderjarige gevaarlijk kan zijn en houdt bijgevolg in dat, ofwel de minderjarige over voldoende onderscheidingsvermogen beschikt om zich bewust te zijn van de feiten die in zijn aanwezigheid worden gepleegd, ofwel dat de verdovende middelen in zijn aanwezigheid werden gebruikt zodat hij rechtstreeks het risico loopt bepaalde gevolgen ervan te ondergaan.
• Onrechtmatig verkregen bewijs EHRM 11/07/2006 www.echr.coe.int RABG 2006/20. Een veroordeling kan niet steunen op het bewijsmiddel dat onder dwang werd toegediend en erin bestaat een braakmiddel toe te dienen. Onmenselijke of vernederende handeling, strijdig met het eerlijk proces. Het bewijs wordt immers aldus verkregen in strijd met het zwijgrecht. art. 3 en 6.1 ECRM. zie onregelmatig bewijs in strafzaken en de antigoonleer.