Het verhaalsrecht of regresrecht van de WAM (wet aansprakelijkheid motorvoertuigen) is een recht op terugvordering van de door de verzekeraar betaalde schadevergoeding onder zeer strikte voorwaarden. Het regresrecht is facultatief, in die zin dat de verzekeraar slechts verhaal kan uitoefenen in de mate dat hij zich dat recht contractueel heeft voorbehouden.
Op basis van die regel, die onverkort blijft, had zich bij tal van feitenrechters een rechtspraak ontwikkeld die van oordeel was dat de verzekeraar, die regres wilde uitoefenen, moest bewijzen dat hij dat recht contractueel had bedongen en dat daarvoor een door de verzekeringnemer ondertekende verzekeringsovereenkomst, die de bedingen betreffende het verhaalsrecht bevatte, moest worden voorgelegd.
Het Hof van Cassatie volgde die rechtspraak en opteerde resoluut voor de tweede benadering. Het Hof van Cassatie gaat uit van art. 1 van het KB van 14 december 1992 dat voorschrijft dat overeenkomsten betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen moeten beantwoorden aan de bepalingen van de bij dit besluit gevoegde modelovereenkomsten, waarvan alleen kan worden afgeweken ten gunste van de verzekeringnemer, de verzekerde of elke derde die bij de uitvoering van de overeenkomst betrokken is, zonder afbreuk te doen aan de dwingende bepalingen van de Wet Landverzekeringsovereenkomst.
Daarvan uitgaande oordeelt het Hof van Cassatie dat de WAM-verzekeraar, behoudens afwijkende overeenkomst ten gunste van de verzekeringnemer of van de verzekerde, over een recht van verhaal beschikt zoals bepaald in art. 24 en 25 van de modelovereenkomst, dat – voor zover zij er niet contractueel zijn van afgeweken – de partijen bij een WAM-verzekeringsovereenkomst geacht worden de toepassing van de bepalingen van de modelovereenkomst, waaronder die met betrekking tot het verhaal van de verzekeraar, op hun overeenkomst te hebben aanvaard, dat de WAM-verzekeraar derhalve niet hoeft te bewijzen dat de verzekeringsovereenkomst een recht van verhaal in de gevallen opgesomd in art. 25 van de modelpolis voorbehoudt, maar dat integendeel de verzekeringnemer of de verzekerde, die dit beweren, moeten bewijzen dat in hun voordeel van de modelpolis is afgeweken wat het verhaalsrecht betreft (Cass. 9 maart 2007, T.Pol. 2007, 148).
Bovenstaande regeling is verenigbaar met de bepaling van art. 88 Wet Landverzekeringsovereenkomst dat bepaalt dat de verzekeraar zich een recht op verhaal kan voorbehouden, omdat het KB van 14 december 1992 (modelpolis) de verzekeraar niet verplicht steeds het verhaalsrecht op te nemen (Cass. 18 januari 2010, RW 2010-11, 1129).
De kennisgeving door de verzekeraar van zijn voornemen om verhaal in te stellen eveneens slaat ook op de grond van het verhaal. De verzekeraar is vervallen is van zijn recht van verhaal wanneer hij dit uitoefent op een andere grond dan deze waarvan hij de verzekeringnemer en de verzekerde tijdig kennis heeft gegeven.