RPM ondervragingstechniek:
RPM is de klassieke techniek bij ondervraging waarbij de drempel tot bekennen wordt verlaagd middels psychologische trucs teneinde de onlustvolle cognitieve dissonantie te reduceren.
De techniek vertrekt met het uitschakelen van afweermechanismen, die volgens de psychoanalyse door elke mens worden gebruikt:
Rationalisatie,
Projectie en
Minimalisatie(RPM).
Hiertoe worden eerst de waarden, normen en achtergrond van de ondervraagde achterhaald, waarmee de ondervrager zich met deze waarden, normen en achtergronden identificeert en aldus contact legt met de ondervraagde.
Verder worden er meer positieve gevolgen geassocieerd met het toegeven aan het voorgestelde antwoord van de ondervrager (de zogeheten waarheid) waardoor de ondervraagde een einde maakt aan de ontkenning en dus ook een einde aan de ondervraging..
De rationalisatie wordt als techniek gebruikt vanuit de visie dat elk mens na erge feiten, waarvoor hij een schaamtegevoel heeft, nog met zichzelf moet kunnen leven. Negatie kan hierbij helpen, maar de onlustvolle cognitieve dissonantie en dus de psychische spanning vermindert wanneer hij een uitleg voor zijn daden kan geven. Welnu in de RPM methode wordt deze uitleg (rationalisatie) gesuggereerd en dan aangeboden. De ondervraagde moet niet zelf fabulieren, de ondervrager doet dit voor hem en gaat op het niveau van de normen, waarden, voorgeschiedeins en milieu van de ondervraagde een aanvaardbare uitleg op een blaadje presenteren. Om in dit verleidelijk verhaal te stappen is bekennen evenwel noodzakelijk (hetgeen nagestreefd wordt en waarna deze bekentenis terug kan gefileerd orden van de verschafte uitleg).
Klassieke openingszinnen bij rationalisatie: "Ik geloof niet dat u een slecht mens bent, maar ik probeer te begrijpen waarom u dut misdrijf begaan heeft..."
Middels projectie (term van Sigmund Freud verfijnd door zijn dochter Anna) wordt de oorzaak of de rol van anderen in het misdrijf vergroot zodat de ondervraagde de feiten kan erkennen maar de schuld kan verschuiven, van zich weg kan projecteren (Jungiaans de schaduw van de schuld projecteren op de andere om het eigen ik te beschermen) .
Klassiekers bij projectie zijn de suggesties van de ondervrager dat wellicht ook het slachtoffer schuld treft of dat het wellicht vooral de mededader(s) zijn die het grootste aandeel hebben.
Minimalisatie, vertrekt van de neiging tot bagatelliseren van de mens ter bescherming van zijn zelfbeeld. De ondervrager gaat hierin mee en stelt de feiten voor als een begatel, die best onmiddellijk kan bekend worden.
Eén en ander gaat vaak gepaard met metaforen, aangebrachte thema's, small talk, suggesties en beweerde unieke opportuniteiten voor de verdachte: "wat u nu gaat antwoorden zal de rest van uw leven bepalen" of "nu is het moment om met jezelf in het reine te komen en een nieuw leven te beginnen".
RPM biedt de ondervraagde een psychologische uitweg enerzijds en (vaak valse) hoop anderzijds. De ondervragers houden steeds deze uitwegen en perspectieven in de gaten. Indien de ondervraagde de neiging vertoont de hoop te verliezen wordt door de ondervrager opnieuw hoop en vooruitzicht geboden.
Het RPM systeem werkt zo goed omdat rationalisatie, projectie, rationalisatie en minimalisatie, de zelfde (vertrouwde) technieken zijn die de verdachte bij zichzelf toepast om zijn zelfbeeld bij te stellen. rationalisatie, projectie en minimalisatie zijn overigens eigen aan menselijk denken en naast de vlucht of vechtreflex, de belangrijkste psychologische reflexen bij gevaar of stress.
Dat deze RPM methode gemakkelijk tot valse bekentenissen leidt werd aangetoond in het ‘Alt key experiment’ van KASSIN en KIECHEL (zie ook S.M. KASSIN en K. KIECHEL, “The social psychology of false confessions: compliance, internalization, and confabulation”, Psychological Science 1996/3, 125-128; J.K.SWANNER,D.R.BEIKEenA.T.COLE,“Snitching, lies and computercrashes: An experimental investigation of secondary confessions”,Law and Human Behavior 2010/34, 53-65; R.A.NASH en K.A.WADE,“Innocent but proven guilty: Eliciting interalized false confessions using doctored-videoevidence”, AppliedCognitivePsychology2009/ 23,624-637.)
In dit experiment werd aan studenten gevraagd een opdracht uit te voeren op een PC, waarbij ze de uitdrukkelijke vraag krijgen om zeker niet op de Alt toets te duwen. Indien ze dit wel zouden doen dan zou het volledig systeem crashen. De studenten weten niet dat de Alt toets normaal reageert en er dus helemaal niets aan het systeem gebeurt door deze in te toetsen. Wel is het mogelijk dat sommigen het verhaal niet geloven. De onderzoekers laten na enige tijd het systeem crashen. Ze stellen vast dat geen enkele student op de Alt toets heeft geduwd. Elke student wordt individueel verhoord met de RPM techniek, waarna een (valse) bekentenis volgde. De test werd op verschillende plaatsen in andere opstellingen en varianten herhaald met steeds het zelfde resultaat.
De RPM methode die zo vaak gebruikt wordt, wankelt hierdoor. Aanbevolen wordt om deze techniek slechts te gebruiken wanneer er voldoende aanwijzingen van schuld zijn, met het besef dat net zoals bij de polygraaf de kans groot is dat onschuldigen hierdoor als schuldig worden aangewezen en de methode slechts een graad van betrouwbaarheid krijgt bij schuldigen in tegenstelling tot onschuldigen.
Om het waarheidsgehalte van de bekentenis te testen dient de ondervrager na de bekentenis elke euforie (bij zichzelf en bij de ondervraagde) te onderdrukken. De bekentenis op zich is waardeloos, indien de ondervraagde nadien niet zelf bewijst de dader te zijn. Bij gebreke hieraan bewijst de loutere bekentenis alleen dat de RPM methodiek door haar truc en druk een valse bekentenis heeft opgeleverd. Iemand die een misdrijf daadwerkelijk heeft gepleegd kent namelijk details die niemand anders kent. Het echte werk begint dus pas na de bekentenis waarbij doorgevraagd wordt naar details en waarbij opnieuw en opnieuw gevraagd wordt het verhaal opnieuw te vertellen vanuit verschillende invalshoeken of (omgekeerde chronologie). De ondervrager dient hierbij op zoek te gaan naar unieke daderkennis die bij elke reproductie van het verhaal identiek blijft en waarbij op elke bijkomend detail in een vervolgbekentenis verder wordt ingegaan.
Bij de ondervraging dienen de ondervraagden te beseffen dat het oordeel van de ondervragers niet relevant is. Niemand maalt om wat de ondervrager denkt en nog minder om wat hij belooft. Een ondervrager oordeelt niet en beslist niet over de toekomst van de ondervraagde. Hij kan niets anders dan ondervragen en optekenen wat verklaard wordt, waarbij dit laatste dan nog moet goedgekeurd worden door de ondervraagde. De ondervrager toont niet zijn werkelijke zelf. Voorafgaand aan de ondervraging heeft hij zich ingeleefd in het dossier en heeft hij beslist hoe hij zich zal voorstellen en gedragen. Hij speelt een rol en nadat hij zijn rol gespeeld heeft (lees zijn ondervraging beëindigd is zijn rol uitgespeeld). De agressie, sympathie of empathie die hij vertoont zijn niet echt. Zij hebben maar één finaliteit, de ondervraging en maar al te vaak een bekentenis, kost wat kost.