Wie schade heeft geleden kan zich wenden tot de burgerlijke rechtbank, zelfs wanneer de schade voortspruit uit een misdrijf. Indien de schadelijder weet dat de zaak voorkomt (bv. door de neerlegging van de verklaring als benadeelde) voor de correctionele rechtbank of politierechtbank kan hij zelfs zonder uitnodiging op deze rechtbank zich burgerlijke partij stellen en aldus op die zitting schadevergoeding vorderen.
Wanneer hij hiervan geen kennis had en er inmiddels reeds uitspraak werd gedaan of indien er reeds uitspraak werd gedaan door de strafrechter op strafgebied en er nog geen datum werd bepaald voor de afhandeling van de burgerlijke belangen kan de schadelijder beroep doen op art. 4 van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering om in deze zaak rechtsdag te bekomen waarop er over zijn vordering tot schadevergoeding wordt uitspraak gedaan.
uittreksel uit art. 4 van de voorafgaande titel van het wetboek van strafvordering.
Art. 4.<W 2005-04-13/30, art. 2, 019 ; Inwerkingtreding : 13-05-2005> De burgerlijke rechtsvordering kan tezelfdertijd en voor dezelfde rechters vervolgd worden als de strafvordering. Zij kan ook afzonderlijk vervolgd worden; in dat geval is zij geschorst, zolang niet definitief is beslist over de strafvordering die vóór of gedurende de burgerlijke rechtsvordering is ingesteld [1 , in zoverre er gevaar bestaat voor onverenigbaarheid tussen de beslissing van de strafrechter en die van de burgerlijke rechter en onverminderd de uitzonderingen uitdrukkelijk bepaald door de wet]1.
De rechter bij wie de strafvordering aanhangig is gemaakt, houdt ambtshalve de burgerlijke belangen aan, zelfs bij ontstentenis van burgerlijke-partijstelling, wanneer de zaak wat die belangen betreft niet in staat van wijzen is.
Onverminderd het recht om de zaak, conform de artikelen 1034bis tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek, bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken, kan eenieder die door het strafbaar feit schade heeft geleden, nadien door middel van een ter griffie ingediend verzoekschrift, in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn, kosteloos verkrijgen dat het gerecht dat uitspraak heeft gedaan over de strafvordering, uitspraak doet over de burgerlijke belangen.
Dat verzoekschrift geldt als burgerlijke-partijstelling.
Het verzoekschrift wordt door de griffier ter kennis van de partijen en, in voorkomend geval, van de advocaten gebracht onder vermelding van plaats, dag en uur van de zitting waarop de zaak wordt behandeld.
(Wanneer uitspraak is gedaan over de strafvordering,) kan elke in het geding zijnde partij de rechter bij wie de zaak aanhangig is gemaakt, verzoeken termijnen vast te stellen voor de overzending en de indiening van de stukken, alsmede de conclusies, en de rechtsdag te bepalen. <W 2005-12-23/31, art. 37, 021; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
Dit verzoek wordt ingediend door middel van een verzoekschrift en wordt ondertekend door de advocaat van de partij of, bij diens ontstentenis, door de partij zelf en het wordt ter griffie neergelegd in zoveel exemplaren als er betrokken partijen zijn. Het wordt door de griffier bij gerechtsbrief aan de andere partijen ter kennis gebracht en, in voorkomend geval, bij gewone brief aan hun advocaten.
De andere partijen kunnen, binnen vijftien dagen na de verzending van de gerechtsbrief, op dezelfde wijze hun opmerkingen aan de rechter doen toekomen.
Binnen acht dagen na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn dan wel na de neerlegging van het verzoekschrift wanneer het uitgaat van alle betrokken partijen, doet de rechter uitspraak op stukken, behalve wanneer hij het noodzakelijk acht de partijen te horen, in welk geval die bij gerechtsbrief worden opgeroepen; de beschikking wordt binnen acht dagen na de zitting gewezen.
De rechter bepaalt de termijnen om conclusie te nemen en de rechtsdag. Tegen de beschikking staat geen enkel rechtsmiddel open. (Zij wordt ter kennis gebracht van de partijen en van hun advocaat bij gewone brief. Indien een partij geen advocaat heeft, wordt zij haar ter kennis gebracht bij gerechtsbrief.) <W 2005-12-23/31, art. 37, 021; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
Behoudens akkoord van de partijen of de in artikel 748, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek bedoelde uitzondering, worden de conclusies die na het verstrijken van de in het tiende lid vastgestelde termijnen worden overgelegd, ambtshalve uit de debatten geweerd. Op de vastgestelde dag kan de meest gerede partij een vonnis op tegenspraak vorderen.
Wanneer alleen de burgerlijke belangen bij de rechter aanhangig worden gemaakt, is de aanwezigheid van het openbaar ministerie op de terechtzitting niet verplicht.
----------
(1)<W 2017-06-08/09, art. 15, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2017>