Het Griekse woord sophia (σοφια), wordt meestal begrepen en vertaald als wijsheid. Zoals sophos, vertaald wordt als wijs.
De wijsheid waarnaar de klassieke Grieken verwezen in de algemene betekenis van het woord (en dus niet in de filosofische betekenis) dient gelezen te worden als een kunnen, een kunde, een vaardigheid, in een vak, zoals in geneeskunde, scheepvaart, voorspelling, kunst. Met andere woorden het beheersen van een techné. Deze techné behelst de wijze hoe de mens kan en dient om te gaan met de elementen aanwezig in de natuur, hoe hij kan vechten tegen de zee, hoe hij kan overleven in de natuur, hoe hij kan dan wel moet handelen ten aanzien van de goden, hoe hij de van de ruwe steen een bouwsteen of een kunstwerk kan maken.
Sophos is aldus een eretitel voor hen die juiste - métra, of "maten" weten te vinden, waarin men levende stof (alle materie was in de Oude Griekse filosofie levend) weet te "vangen".
De scheldnaam die Plato Socrates) en Aristoteles aan de Sofisten gaven, gaat terug op deze aloude betekenis van sophos. De sofist is volgens Aristotles, hij die de techné heeft om middels trucs valse wijsheid en valse bewijzen (argumenten) levert, niet ten beboeve van de wijsheid (waarheidsvinding) zelf, maar louter om geldelijk gewin.
Weliswaar werd sophia daarnaast ook begrepen als (levens)wijsheid, lees het begrijpen van oorzaak en gevolg en van de onderliggende betekenis en grondslagen van ethiek, maatschappij, politiek en metafysica.
In deze betekenis van het woord kan men de scheldnaam "sofist" als cynische uitlating begrijpen in de zin van "wijsneus ", "betweter", "alweter"
"sophízesthai", werd de ironische term in de betekenis van "sophía verwerven" of "beoefenen", met de cynische ondertoon van "gewiekst zijn", en zelfs "bedriegen", "oplichten", "krom maken wat recht is".