Wie is staatloos?
België heeft het Verdrag betreffende de status van Staatlozen, ondertekend op 28/9/1954 te New York, goedgekeurd bij wet van 12/5/1960 (BS 10/8/1960). In dit verdrag wordt een staatloze gedefinieerd "als een persoon die door geen enkele staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd".
Een vreemdeling die het statuut van staatloze inroept en dus stelt geen nationaliteit te bezitten draagt hiervan de bewijslast, door te bewijzen dat hij de nationaliteit, die hij bezat door zijn geboorte, verloren heeft, of dat hij er nooit één heeft gehad. Dit bewijs moet in principe geleverd worden ten aanzien van de DVZ of de gemeentelijke administratie (die op hun beurt het advies van de FOD Justitie kunnen inwinnen).
Nochtans stelde het Hof van Cassatie in haar arrest van 27 september 2007, RW 2009-2010, 873 dat het de erkenning als staatloze niet kan worden geweigerd wanneer de betrokkene niet het bewijs kan leveren dat hij niet in aanmerking komt voor een andere nationaliteit. Er mag met andere woorden niet worden nagegaan of de betrokkene een andere nationaliteit kan verwerven.
In zeer duidelijke gevallen zal de administratie de staatloosheid rechtstreeks kunnen vaststellen. Indien zulks onmogelijk blijkt is de vreemdeling gehouden eerst een procedure voor de rechtbank van eerste aanleg in te stellen tot erkenning van zijn statuut als staatloze.
Artikel 1.2 van voormeld verdrag voorziet in een aantal uitsluitingsgronden. Aldus is het Staatloosheidsverdrag niet van toepassing op personen die reeds bescherming of bijstand genieten van andere organen of agentschappen van de Verenigde Naties (hierna: «VN») dan van de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen van de VN (hierna: «UNHCR»), zolang ze deze bescherming of bijstand genieten
De procedure
- Procedure voor de Rechtbank van eerste aanleg
De procedure tot erkenning als staatloze wordt ingesteld op eenzijdig verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank van eerste aanleg (lees de familierechtbank). De territoriale bevoegdheid van de familierechtbank wordt bepaald op basis van de woonplaats of verblijfplaats van de verzoeker, of bij gebrek daaraan, op basis van de plaats waar de verzoeker zich bevindt.
Gemiddelde duur van de procedure: 1 jaar. Het is een gerechtelijke procedure die veel tijd in beslag neemt (er moet onder meer gewacht worden op het advies van het Openbaar Ministerie) en gemakkelijk 1 jaar kan duren.
De procedure verloopt niet op tegenspraak. Het openbaar ministerie wordt gehoord en geeft schriftelijk advies. De bewijslast rust op de verzoeker. Tegen het vonnis van de familierechtbank staat hoger beroep open voor het hof van beroep.
- Motivering en bewijsvoering
Door herhaaldelijk aangetekende brieven te schrijven naar de ambassades van de landen waarmee de vreemdeling een band heeft met de vraag of men kan bevestigen of de vreemdeling al dan niet recht heeft op de nationaliteit van het betrokken land, komt men reeds een belangrijke stap vooruit. Terzake zullen zeker de landen waar de vreemdeling verbleven heeft, waar hij geboren is en waar zijn ouders en familieleden wonen dienen aangeschreven. Een weigering tot erkenning is terzake een stap vooruit. Indien men geen antwoord bekomt kan herhaalde onbeantwoorde briefwisseling eveneens een bewijs uitmaken.
Hierna zal een onderzoek dienen doorgevoerd naar de nationaliteitswetgeving van elke staat die terzake in aanmerking komt, om ook op basis van juridische argumenten aan te tonen dat de vreemdeling niet in aanmerking komt voor deze nationaliteit. Deze verspreide nationale wetgeving zijn beschikbaar in de Juridische Bibliotheek van de FOD Buitenlandse Zaken, in de Karmelietenstraat 15 te 1000 Brussel, en kan per fax opgevraagd worden (tel. 02/501.35.54). Vanzelfsprekend dienen ook de ambassades van de betrokken landen deze gegevens ter beschikking kunnen stellen voor de adressen van de ambassades kan u hier klikken.
De beslissing van de rechtbank van eerste aanleg is vatbaar voor hoger beroep en cassatieberoep. eventueel bij het Hof van Cassatie.
Verblijfssituatie
- Verblijf in afwachting van erkenning als staatloze
Niettegenstaande de aanvraag tot erkenning geen verblijfsrechten toekent werd in kort geding reeds meermaals een veroordeling van de overheid bekomen tot het afleveren van een (tijdelijk) bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister wanneer de procedure bij de burgerlijke rechter tot erkenning als staatloze opgestart is.
- Verblijf na erkenning als staatloze in België
Een in België erkende staatloze krijgt niet automatisch een verblijfsrecht. Hij is onderworpen aan de algemene verblijfsreglementering (art. 98 van het KB van 8/10/1981). De (kandidaat) staatloze moet hiertoe bijkomend een aanvraag tot machtiging tot verblijf op grond van een onmogelijkheid van terugkeer indienen bij de DVZ (in toepassing van artikel 9bis Vreemdelingenwet)
In afwachting van een beslissing over de aanvraag art. 9 lid 3 VW, kan de DVZ een tijdelijke verlenging van de termijn om het grondgebied te verlaten, of eventueel al een tijdelijk verblijf toestaan.
Als de erkende staatloze een verblijfsrecht krijgt, kan hij aanspraak maken op een elektronische B kaart geldig voor onbepaalde duur
- Verblijf van een vreemdeling die elders als staatloze werd erkend
Een vreemdeling die in het buitenland als staatloze werd erkend, heeft geen automatisch verblijfsrecht in België. Hij kan wel eventueel een reisdocument bekomen verstrekt door de staat waar hij rechtmatig verblijft, en een verblijfsmachtiging van meer dan 3 maanden voor België.