Krachtens art. 778 BW kan de aanvaarding van een nalatenschap uitdrukkelijk of stilzwijgend geschieden. Zij geschiedt uitdrukkelijk wanneer de erfgerechtigde in een authentieke of onderhandse akte de titel of hoedanigheid van erfgenaam aanneemt. Zij geschiedt stilzwijgend wanneer de erfgerechtigde een daad verricht die noodzakelijk zijn bedoeling om te aanvaarden insluit en die hij slechts in zijn hoedanigheid van erfgenaam bevoegd zou zijn te verrichten .Schuldeisers die geconfronteerd worden met erfgenamen die een nalatenschap verwerpen, trachten vaak met alle middelen aan te tonen dat de erfgenamen impliciet een nalatenschap aanvaard hebben.
De stilzwijgende aanvaarding behelst een daad, die de wil tot aanvaarden behelst.
De feitenrechter beoordeelt soeverein of aan beide voorwaarden is voldaan. Hierbij laat de rechter zich leiden door een subjectief criterium, zijnde de werkelijke wil van de erfgerechtigde.
Een latere verwerping van de nalatenschap heeft geen effect meer op een daad die reeds stilzwijgende aanvaarding inhield.
Een nalatenschap wordt dus stilzwijgend aanvaard wanneer de erfgerechtigde een daad verricht die noodzakelijk zijn bedoeling om te aanvaarden insluit en die hij slechts in zijn hoedanigheid van erfgenaambevoegd zou zijn te verrichten. Een louter passieve houding volstaat niet (M.Puelinckx-Coene e.a., “Overzicht van rechtspraak(1996-2004): Erfenissen”, TPR 2005, 529, nr. 132).Er moet minstens medewerking zijn aan het stellen van een ‘daad’ die uiteraard moet dateren van na het overlijden. De bedoelde daad moet noodzakelijk de niet-vermoede bedoeling om te aanvaarden insluiten, wat inzonderheid het geval is wanneer de erfgerechtigde over de nalatenschapsgoederen beschikt en zich als zodanig inmengt inzake de nalatenschap. In voorkomend geval gaat het dan om beheersdaden pro herede gestio (M. Puelinckx-Coene e.a., “Overzicht van rechtspraak (1996-2004): Erfenissen”, TPR 2005,529-530, nr. 133). Veeleer dan enkel de aard van de daad, moet worden nagegaan of de erfgerechtigde op het ogenblik dat hij de daad stelde, wel degelijk de bedoeling had zodoende de nalatenschap te aanvaarden.
Daden van bewaring, toezicht of voorlopig beheer dan wel informatiegaring en de afwikkeling/betaling van dringende schulden teneinde(verdere) perikelen te vermijden, zijn geen daden van aanvaarding.
De erfgerechtigde die bij daden en handelingen met betrekking tot nalatenschapselementen hooguit handelde als ingevolge de omstandigheden gedwongen bewaarder en beheerder dan wel als zaakwaarnemer, maar geenszins de bedoeling had zich als erfgenaam nalatenschapselementen toe te eigenen, is niet overgegaan tot stilzwijgende aanvaarding van de nalatenschap.
Uittreksel uit het burgerlijk wetboek:
Art. 778. De aanvaarding kan uitdrukkelijk of stilzwijgend geschieden : zij geschiedt uitdrukkelijk, wanneer men in een authentieke of een onderhandse akte de titel of de hoedanigheid van erfgenaam aanneemt; zij geschiedt stilzwijgend, wanneer de erfgenaam een daad verricht die noodzakelijk zijn bedoeling om te aanvaarden insluit en die hij slechts in zijn hoedanigheid van erfgenaam bevoegd zou zijn te verrichten.
Schuldeisers zullen na overlijden trachten hun vordering te recupereren op de nalatenschap of zelfs op de erfgenamen, zelfs wanneer deze de nalatenschap zouden hebben verworpen. Zij trachten dit te doen door te stellen dat de erfgenamen bepaalde handelingen hebben gesteld tegen de verwerping in alsof ze dus erfgenaam waren.
Wanneer de erfgenaam een schuld betaalt van de nalatenschap die als een dringende schuld kan worden aanzien zoals betaling van successierechten of begrafeniskosten mag een en ander niet zo maar aanzien worden als een aanvaarding van de nalatenschap.
De erfgenamen kunnen dus zeker nog ontsnappen aan vorderingen, zoals bijvoorbeeld vorderingen van het ziekenhuis.
Een verdere vraag stelt zich of erfgenamen die de nalatenschap verworpen hebben toch kunnen aangesproken worden tot betaling van ziekenhuiskosten en begrafeniskosten op grond van hun alimentatieverplichting.
Dit vereist dan wel dat de schuldeisers bewijzen dat de overledene behoeftig is (lees was) en dat de schuldenaars, lees de onderhoudsplichtigen in staat waren om aan deze verplichtingen te voldoen.
Voor een toepassingsgeval zie Vredegerecht Charleroi, 1ste kanton, 20.04.2010, Tijdschrift van de Vrederechters 2012, 630/262.
Loutere informatievergaring en de afwikkeling/betaling van dringende schulden teneinde (verdere) perikelen te vermijden kan niet aanzien worden als een stilzwijgende aanvaarding.