De verjaring van de strafvordering is geregeld in art. 21 en volgende Voorafgaande Titel van het Wetboek Strafvordering:
Art. 21.[1 Behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 21bis verjaart de strafvordering, te rekenen van de dag waarop het misdrijf is gepleegd, door verloop van dertig jaren, twintig jaren, vijftien jaren, tien jaren of één jaar, naargelang dit misdrijf een misdaad vormt strafbaar met levenslange opsluiting of hechtenis, een misdaad strafbaar met meer dan twintig jaar tot dertig jaar opsluiting of hechtenis, een misdaad strafbaar met meer dan vijf jaar tot ten hoogste twintig jaar opsluiting of hechtenis, een wanbedrijf of een overtreding.
De dag waarop het misdrijf is gepleegd, is in de termijn begrepen.
De verjaringstermijnen die worden bepaald in het eerste lid blijven ongewijzigd indien de straf wordt verminderd of gewijzigd wegens verzachtende omstandigheden.
In geval van eendaadse samenloop wordt de verjaring geregeld overeenkomstig de termijn eigen aan ieder misdrijf.
Wanneer verschillende misdrijven de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van eenzelfde delictueel opzet, neemt de verjaringstermijn een aanvang vanaf het laatste bewezen geachte feit, op voorwaarde dat tussen de verschillende feiten geen termijn is verlopen gelijk aan of langer dan de verjaringstermijn.]1
----------
(1)<W 2024-04-09/07, art. 32, 054; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Art. 21bis.[1 De strafvordering verjaart niet in de gevallen bedoeld:
1° in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater van het Strafwetboek;
2° in [2 de artikelen 417/7 tot 417/22, 417/24 tot 417/38, 417/44 en 417/56,]2 409 en 433quinquies, § 1, eerste lid, 1°, van het Strafwetboek, en de poging om dat laatste misdrijf te plegen, ingeval het is gepleegd op een persoon van minder dan achttien jaar;]1
[3 3° in de artikelen 394 en 475 van het Strafwetboek als de misdrijven door hun aard of context een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden, of van aard zijn de bevolking ernstige vrees aan te jagen of om de overheid of een internationale organisatie op onrechtmatige wijze te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, of om de politieke, de constitutionele, economische of sociale basisstructuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.]3
----------
(1)<W 2019-11-14/10, art. 3, 049; Inwerkingtreding : 30-12-2019>
(2)<W 2022-03-21/01, art. 104, 052; Inwerkingtreding : 01-06-2022>
(3)<W 2024-04-09/07, art. 33, 054; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Art. 22.
<Opgeheven bij W 2024-04-09/07, art. 60, 054; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Art. 23.[1 De verjaringstermijn van de strafvordering loopt niet meer vanaf de dag van de aanhangigmaking van de strafvordering voor de politierechtbank, de correctionele rechtbank, het hof van assisen of het hof van beroep zetelend in eerste en laatste aanleg.]1
----------
(1)<W 2024-04-09/07, art. 35, 054; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Art. 24.[1 De verjaring van de strafvordering is geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk beletsel bestaat dat de instelling van de strafvordering verhindert.]1
----------
(1)<W 2024-04-09/07, art. 36, 054; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Art. 25.[1 De artikelen 21, 23 en 24 zijn van toepassing op de verjaring van de strafvordering betreffende de misdrijven voorzien door bijzondere wetten, decreten en ordonnanties, voor zover die wetten, decreten en ordonnanties niet anders bepalen.]1
----------
(1)<W 2024-04-09/07, art. 37, 054; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Art. 26. <W 1998-06-10/39, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 27-07-1998> De burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf verjaart volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek of van de bijzondere wetten die van toepassing zijn op de rechtsvordering tot vergoeding van schade. Zij kan echter niet verjaren vóór de strafvordering.
Art. 27. <Ingevoegd bij W 2000-06-30/45, art. 2. Inwerkingtreding : 12-12-2000> Indien de duur van de strafvervolging de redelijke termijn overschrijdt, kan de rechter de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring uitspreken [1 , of een straf uitspreken die lager kan zijn dan de wettelijke minimumstraf of, bij een zeer zwaarwichtige miskenning van de redelijke termijn, het verval van de strafvordering uitspreken]1.
[1 De rechter beoordeelt, in het licht van de omstandigheden van de zaak en het belang van de overschrijding van de redelijke termijn, welke van de in het eerste lid bedoelde gevolgen moet worden uitgesproken.]1
Wanneer de veroordeling bij eenvoudige schuldigverklaring wordt uitgesproken, wordt de verdachte veroordeeld in de kosten en, zo daartoe aanleiding bestaat, tot teruggave. De bijzondere verbeurdverklaring wordt uitgesproken.
----------
(1)<W 2024-04-09/07, art. 34, 054; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Art. 28.<W 30-05-1961, art. 1> [1 Artikel 26 is van toepassing]1 van toepassing in alle door bijzondere wetten geregelde zaken.
[1 De artikelen 21, 23 tot 26]1 kunnen evenwel geen beletsel opleveren voor de toepassing van de bijzondere bepalingen die de verjaring regelen van de eisen tot invordering van fiscale rechten of van fiscale geldboeten.
----------
(1)<W 2024-04-09/07, art. 38, 054; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Art. 29.<W 16-04-1935, art. 3> De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de strafvordering en op de burgerlijke rechtsvordering, ingesteld wegens een feit dat door de wet misdrijf wordt genoemd en gepleegd is door een persoon die [1 aan een geestesstoornis lijdt die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast]1.
----------
(1)<W 2024-04-09/07, art. 39, 054; Inwerkingtreding : 28-04-2024>
Zie ook omzendbrief COL 11/2024 van het college van procureurs-generaal bij de hoven van beroep betreffende de regels van de verjaring van de strafvordering en de redelijke termijn met verdere toelichtingen (zie bijgaande downloadlink)
Voormelde regeling van art. 21 Voorafgaande titel wetboek strafvordering is de nieuwe regeling ingevolge de wetswijziging van 9 april 2024 in werking getreden op 28 april 2024. De wijziging van de bepalingen betreffende de verjaring van de strafvordering zijn op datum van inwerkingtreding van de wet onmiddellijk van toepassing op alle zaken waarvan de strafvordering op die datum niet vervallen is door verjaring op basis van de regels zoals van kracht voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet.
Hierna volgt nog de oude regeling die van toepassing was voor de invoegetreding van het nieuwe art. 21 voorafgaande titel wetboek strafvordering:
Voorafgaand aan de inwerkingtreding va het nieuwe art. 21 voorafgaande titel wetboek van strafvordering gold dat de strafvordering verjaarde:
(a) twintig jaar voor
(i) de misdaden strafbaar met levenslange opsluiting en voor
(ii) bepaalde in de wet opgesomde misdaden wanneer deze gepleegd worden op een minderjarige (waaronder de verkrachting of aanranding van de eerbaarheid met de dood tot gevolg (art. 376, eerste lid Sw.), doodslag (art. 393 Sw.) en foltering door ouders of verwanten of met de dood tot gevolg (art. 417ter, derde lid Sw.).); (art. 21, eerste lid, 1° V.T.Sv.);
(b) vijftien jaar voor
(i) bepaalde in de wet vermelde misdaden (waarnaar hierboven onder (a) (i) wordt verwezen), wanneer deze op een meerderjarige worden gepleegd en voor
(ii) bepaalde in de wet opgesomde zedenmisdrijven gepleegd op een minderjarige (art. 371/1 tot 377, 377quater, 379, 380, 409 en 433quinquies, § 1, eerste lid, 1°Sw.) 44 ; (art. 21, eerste lid, 2o V.T.Sv.);
c) tien jaar voor de andere misdaden, waarbij «andere» wellicht zowel verwijst naar de misdaden die niet werden opgenomen in art. 21, eerste lid, 1° en 2° V.T.Sv. als naar niet-gecorrectionaliseerde misdaden;
(d) vijf jaar voor een «ander», wanbedrijf; waarbij «ander» wellicht verwijst naar de wanbedrijven die niet werden opgenomen in art. 21, eerste lid, 2°, tweede streepje V.T.Sv. en naar de gecorrectionaliseerde misdaden (met uitzondering van die welke onder art. 21, eerste lid, 1° of 2°V.T.Sv. vallen);
(e) één jaar voor een gecontraventionaliseerd wanbedrijf;
(f) zes maanden voor de «andere» overtredingen