Door de wet van 26/04/2007 werd de mogelijkheid om ambtshalve een geldboete op te leggen wordt namelijk veralgemeend tot alle
gevallen van misbruik van procesrecht. [Voorheen bestond deze sanctie enkel voor het tergend en roekeloos beroep, zoals toenmalig geregeld in artikel 1072 bis Gerechtelijk Wetboek]
"De rol van de rechter werd door deze nieuwe wet uitgebreid bij het sanctioneren in alle procedures (met uitzondering van strafzaken en tuchtzaken)en tot elke vorm van procesrecht van procesrechtsmisbruik omdat er gestreefd wordt naar een actievere rol van de rechter in de rechtspleging,
De bedoeling van de wetgever is het misbruik van procesrecht dat de goede werking van de openbare dienst van het gerecht verstoort, te sanctioneren."
B. MAES, E. BREWAEYS, R. VERBEKE en N. CLIJMANS, “Bestrijding gerechtelijke achterstand”, RABG 2007, (973) 973-982.
Bedoeling van de wetgever was de responsabikisering van alle actoren bij de rechtspleging, niet in het minst de partijen en de advocaten zelf.
UIt de parlementaire voorbereidende werken blijkt dat de sanctie van artikel 780bis 3 soorten misbruik viseert:
• het misbruik door het feit van procederen
• het opzettelijk nalaten van het aanvoeren van middelen van ontoelaatbaarheid (X. TATON, “Les irrégularités, nullités et abus de procédure” in J. ENGLEBERT en H. BOULARBAH (eds.), Le procès civil accéléré?, Brussel, Larcier, 2007, (199) 238. ).
• misbruik van de wijze waarop men procedeert
• het aanwenden van procedureregels op een lichtvaardige of foutieve wijze, waaronder het tergend en roekeloos procederen (ondermeer zonder bewijs, zonder argument, met verkeerd argument) zowel in eerste aanleg, in beroep, in kortgeding, bij wijze van voorlopige maatregel, voor de beslagrechter, middels (eenzijdig rekwest...) maar ook het betwisten van een verzoek of het voeren van verweer zonder enig argument..
• het aanhalen van een geheel van flagrant ongegronde middelen maakt procesrechtsmisbruik uit evenzee gesanctioneerd door art. 780bis gerechtelijk wetboek.Het was de bedoeling van de wetgever de magistraten niet verder te belasten met een amalgaam van onzin en flagrante ongegronde middelen die in bladzijden lange conclusiies werden uitgewerkt door een partij, waarop dan de wederpartijen verplicht werden om evenzeer bladzijdenlang te repliceren, met evenlaange duplieken en tripliek als novelles en syntheseconclusies als "verzamelde werken" en met een onmogelijke werkbelasting voor de magistraten. Vergeten we niet dat de wet kadert in het efficient maken van een betere justitie.
Evenwel moet men benadrukken dat een verweer dat in zijn geheel redelijk blijkt waarin de rechter evenwel een flagrant ongegrond middel aantreft aanleding geeft tot de sanctie voorzien van artikel 780bis gerechtelijk wetboek. Zelfs de wafwijzing van een volledig verweer of een volledige eis in al haar onderdelen is geen reden om de sanctie van artikel 780bis gerechtelijk wetboek toe te passen. Immers het is niet de bedoeling geweest de vrijheid van verdediging en eerlijk proces of zelfs de vrijheid van meningsuiting te beknotten, maar wel het vermeende recht om onzinnigheden aan mekaar te breien tot een juridische argumentatie.
zich ook een derde vorm van procesrechtsmisbruik.
De wetgever heeft niet met zoveel woorden het begrip procesrechtsmisbruik gedefinieerd, hetgeen ook een zeer moeilijke en zelfs overbodige opdracht zou geweest zijn, gezien het begrip reeds decennia gebezigd wordt en er een ganse rechtspraak over dit begrip bestaat.De rechter heeft vandaag eer zeer ruime interpretatievrijheid over het invullen van het begrip procesrechtsmisbruik.
Het criterium van de rechter houdt een marginale toetsingscontrole in zoekend naar het antwoord op de vraag of een een normaal voorzichtig persoon in dezelfde omstandigheden (dit wil zeggen al dan niet bijgestaan door een advocaat zoals in concreto vast te stellen) op die wijze zou hebben gehandeld.
Met het begrip vertragende of onrechtmatige doeleinden omvat ook delyaal procesgedrag. Het gebrek aan processuele goede trouw is immers een daad die een normaal voorzichtige partij in een procedure niet begaat.
Volgens het Hof van Cassatie blijkt het tergend of roekeloos karakter uit ‘het opzet om te schaden’, of wanneer ‘het recht wordt uitgeoefend op een wijze die kennelijk de grenzen van de normale uitoefening van dat recht door een bedachtzaam en zorgvuldig persoon te buiten gaat’(B. MAES, “De toetsing van het begrip ‘tergend of roekeloos’ hoger beroep” (noot onder Cass. 12 mei 2005), RABG 2005, (1686) 1687).
De facto komt het intentioneel element neer op een soort foutbegrip : de partij moet wetens en willens misbruik gemaakt hebben van de
procedure (D. SCHEERS, “Is er leven na de rol? Instaatstelling na de Wet van 26 april 2007”, RW 2007-08, (386) 401).
Wanneer een eis wegens tergend en roekeloos geding gesteld wordt kan de rechter in het zelfde vonnis waarin hij zich uitspreekt over dit tergend en roekeloos geding een beslissing nemen ovder de toepassing van artikel 780bis Gerechtelijk wetboek.
Indien er geen eis wegens tergend en roekeloos geding werd gesteld dient de rechter alvorens een sanctie artikel 780bis gerechtelijk wetboek uit te spreken de debatten heropenen om de rechten van verweer te eerbiedigen maar ook om de wederpartij in de gelegenheid te bieden alsnog een gewone civiele eis tot schadevergoeding te stellen wegens tergend en roekeloos geding, eis die met de sanctie van artikel 780bis gerechtelijk wetboek kan gecumuleerd worden.
Een eis wegens tergend en roekeloos geding en een sanctie artikel 780bis gerechtelijk wetboek kan ook toegekend worden lastens/opgelegd aan, een partij die ten gronde in het gelijk wordt gesteld maar waarbij de wijze van procederen als tergend en roekeloos wordt gesteld. Dit is bijvoorbeeld het geval voor procedures zonder voorafgaande aanmaning of zonder de wederpartij in de gelegenheid te stellen vrijwillig aan de gestelde eis te voldoen (Vred. Zonhoven 5 september 2000, RW 2000-01, 850; P. TAELMAN, Syllabus Gerechtelijk recht, Gent, Universiteit Gent,2005-06, Deel 1, 34). Ook loutere dilatoiren met de bedoeling een niet afwendbare eis louter te vetragen zouden aanleiding kunnen geven tot toepassing van artikel 780 bis gerechtelijk wetboek.
De geldboete komt (ander dan de schadevergoeding wegens tergend en roekeloos geding) niet ten goede van de wederpartij maar komt toe aan de staat en wordt geïnd door de Administratie der Registratie en Domeinen.
De geldboete bedraagt minimum 15 euro en maximum 2 500 euro. (zoals om de om de vijf jaar middels KB geïndexeerd). Anders dan een strafrechtelijke boete wordt een burgerlijke geldboete niet vermenigvuldigd met opdeciemen.
De administratieve geldboete wordt opgelegd aan een procesvoerende partij en niet aan diens advocaat, onverminderd de mogelijkheid van een partij de beroepsaansprakelijkheid van een advocaat in te roepen wanneer deze hem niet zou gewezen hebben op het gevaar van deze gelddboete en de wedereis wegens tergend en roekeloos geding wanneer voor een bepaalde procesvoering werd gekozen of wanneer de advocaat op eigen houtje een dergelijke assertieve en agressieve processtrategie zou gevolgd hebben.
Tegen het opleggen van een geldboete en een eis wegens tergend en roekeloos geding kan hoger beroep worden aangetekend ( (art. 616 en 1050 Ger. W.). Volgens de rechtsleer dient met het bedrag van de administratieve geldboete geen rekening worden gehouden mbt de mogelijkheid tot beroep (P. TAELMAN en B. DECONINCK, “Qui pro quo omtrent de nietigheden en de sancties?” in P. TAELMAN en P. VAN ORSHOVEN (eds.), De wet van 26 april 2007 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek met het oog op het bestrijden van de gerechtelijke achterstand doorgelicht, Brugge, die Keure, 2007, (119) 150)