De wet van de uitgesloten derde of van het uitgesloten midden, ook wel tertium non datur (Lat., "een derde is niet gegeven"), is een logische wet die inhoudt dat iedere uitspraak waar of onwaar is; een andere, derde, mogelijkheid is er niet.
De 'uitgesloten derde' is dus iedere andere denkbare waarheidswaarde.
Deze oude wet is de grondregel van de klassieke Aristotelische logica, waaruit het bewijs uit het ongerijmde (reductio ad absurdum) en "Ex falso sequitur quod libet" werd afgeleid meer zelfs de volledige klassieke logica staat of valt met deze regel, namelijk, iets is waar of onwaar.
Deze klassieke logica is praktisch maar niet steeds en universeel toepasselijk.
Men kan stellen dat een logische wet geldt in een bepaalde context, in een bepaald continuüm. Zo wordt aangenomen dat een voorwerp slechts op 1 plaats tegelijk kan zijn in de klassieke logica, terwijl in de jaren 30 van de vorige eeuw Heisenberg, Bohr en Oppenheimer reeds bewezen dat neutronen en atomen perfect op 2 plaatsen tegelijk kunnen zijn.
Een logica die voldoet aan de wet heet klassiek. Logica's die niet voldoen aan de wet zijn de intuïtionistische en de verschillende meerwaardige logica's.
Het al dan niet volgen van de wet van de uitgesloten derde heeft aanzienlijke implicaties voor de acceptatie van bepaalde bewijzen, met name bewijzen uit het ongerijmde.
De wet is equivalent aan de regel van dubbele negatie-eliminatie in de natuurlijke deductie. Volgens deze regel kan uit een uitspraak van de vorm
('niet niet
') de uitspraak
worden afgeleid.
Wanneer de wet verkeerd toegepast wordt, kan dit leiden tot de drogreden van het valse dilemma.