Na een schade verwekkend feit met lichamelijk letsel, wordt een slachtoffer veelal geconfronteerd met een tijdelijke werkongeschiktheid. Deze kan geheel of gedeeltelijk zijn. Bij deze schade onderscheidt men de morele en de materiële schade.
De schadeverwekker is tot volledige schadevergoeding verplicht en dus ook tot de vergoeding van de tijdelijke arbeidsongeschiktheid in al haar facetten. Indien deze concreet becijferbaar is, is deze volledige becijferde vergoeding verschuldigd mits bewezen en correct bevonden.
Maar veelal is het moeilijk zo niet onmogelijk om bewijsstukken te verzamelen of een precieze schadebegroting te maken. Anderzijds vergt een dergelijke rekenoefening een hulpmiddel uit de praktijk. Daarom wordt bij de schaderegeling vaak de indicatieve tabel gebruikt als hulpmiddel of leidraad.
In praktijk richten de rechtbanken zich tot dit tarificatiesysteem dat ontwikkeld werd door de rechtsleer en de rechtspraak, uitgewerkt in de zogeheten indicatieve tabel.
Deze tabel is evenwel slechts een richtlijn waarvan de rechtbank steeds kan afwijken. De indicatieve tabel is dus noch een minimum of maximumtarificatie, noch een bindend voorschrift.
De tijdelijke arbeidsongeschiktheid eindigt met de consolidatie.
opm: verlies van inkomsten uit zwartwerk is geen vergoedbare schade
Bij de vergoeding van tijdelijke ongeschiktheid wordt een onderscheid gemaakt tussen
1. Persoonlijke ongeschiktheid
De tijdelijke persoonlijke tijdelijke ongeschiktheid kan worden vergoed door een bedrag van 34 euro per gewone dag hospitalisatie of per dag revalidatie in een gespecialiseerd centrum en door 28 euro per dag (cijfers 2016) tijdelijke ongeschiktheid aan 100 % en vervolgens pro rata. Behoudens uitzonderlijke omstandigheden wordt de specifieke schade, zoals de pijnen, de tijdelijke esthetische schade, seksuele schade en genoegenschade, niet afzonderlijk vergoed ( voor een begripsomschrijving van de soorten specifieke schade wordt verwezen naar de blijvende ongeschiktheid).
2. Huishoudelijke ongeschiktheid
De tijdelijk huishoudelijke ongeschiktheid kan worden vergoed door een forfaitair bedrag van 20,00 euro per dag (cijfers 2016) tijdelijke ongeschiktheid aan 100 % en vervolgens pro rata, zowel voor een alleenstaande als voor een gezin zonder kinderlast. Dit bedrag wordt verhoogd met 7,00 euro per kind ten laste. Deze vergoedingen kunnen worden aangepast in functie van de bijdrage die elke partner in het huishouden levert. Bij gebrek aan concrete gegevens wordt de bijdrage gesplitst ten belope van 65 % voor de vrouw en 35 % voor de man.
3. Verlies van inkomen Het verlies aan inkomen moet steeds in concreto bewezen worden. De schadevergoeding strekt ertoe hetzelfde netto-inkomen te verkrijgen als hetgeen het slachtoffer zou hebben verworven zonder het schade verwekkend feit. Het netto-inkomen moet in aanmerking worden genomen tenzij aangetoond wordt dat de op de toe te kennen vergoeding gelijkwaardige fiscale en sociale lasten rusten als deze die het inkomen bezwaren. Als het nettoloon als basis gebruikt wordt, kunnen reserves worden toegekend voor de fiscale en sociale lasten.
4. Verhoogde meerinspanningen Indien verhoogde meerinspanningen worden geleverd en deze niet in concreto begrootbaar zijn, kunnen zij worden vergoed door een bedrag van 25,00 euro per gepresteerde dag aan 100 % ongeschiktheid en vervolgens pro rata, vanaf de hernieuwing van de professionele activiteit (cijfer 2016) .
5. Schade ontstaan tijdens de studies door verhoogde inspanningen Indien de rechter oordeelt dat er aanleiding bestaat om een vergoeding voor de verhoogde inspanningen toe te kennen, dan worden de volgende vergoedingen geadviseerd: lager onderwijs: 5,00 euro per dag middelbaar onderwijs: 10,00 euro per dag hoger onderwijs: 15,00 euro per dag Deze vergoedingen worden toegekend per gepresteerde dag in functie van de effectieve ongeschiktheden (cifer 2016).
6. Verlies van een schooljaar Deze schade kan bestaan uit een materiële schade, een morele schade en een financieel verlies naar de toekomst toe.
a) Kosten Eerst en vooral is er de schade bestaande uit de kosten van het verloren studiejaar. Wanneer de schade niet concreet kan worden aangetoond, kunnen de volgende forfaitaire bedragen worden geadviseerd: lager onderwijs: 400,00 euro middelbaar onderwijs: 1000,00 euro hoger onderwijs: 2500,00 euro +huuruitgaven kot (cijfers 2016)
b) Morele schade Het verlies van een studiejaar kan tevens gepaard gaan met een specifieke morele schade wegens het verlies van bijzondere studieactiviteiten en de frustratie van de leerling/student wegens aantasting van zijn studietraject. Voor alle onderwijstypes: 3.750,00 euro. (cijfers 2016)
c) Achterstand loopbaan Het verlies van een studiejaar kan schade teweegbrengen ten aanzien van de toekomstige beroepsactiviteit of loopbaan. Indien de achterstand in de loopbaan wordt bewezen, kan de actuele nettowaarde van het eerste jaar beroepsinkomen als basis dienen voor de berekening van de schade.